Boek V

  1. De Grieken die zeggen dat de Peloponnesos uit vijf delen bestaat en niet meer moeten toch erkennen dat in Arkadië de Eliërs en Arkadiërs wonen, dat het tweede deel aan de Achaiers toebehoort en de drie overige delen aan de Doriërs. Van de stammen die de Peloponnesos bewonen zijn de Arkadiërs en Achaiers autochtoon. Toen ze echter door de Doriërs uit hun gebied verjaagd werden, hebben ze de Peloponnesos niet verlaten, maar ze verdreven de Ioniërs en vestigden zich in het vroegere Aigialos, dat nu naar deze Achaiers vernoemd is. De Arkadiërs daarentegen hebben tot de dag van vandaag hun eigen land behouden. (2) De overige delen zijn in bezit van immigranten. De tegenwoordige Korinthiërs zijn de jongste bewoners van de Peloponnesos; tweehonderd en zeventien jaar geleden kregen zij hun land van de keizer. De Dryopen zijn van de Parnassos en de Doriërs van de Oita in de Peloponnesos gekomen.
    (3) We weten dat de Eliërs vanuit Kalydon en de rest van Aitolië overgekomen zijn. Over hun oudste geschiedenis vond ik het volgende. De eerste koning in dit land zou Aëthlios geweest zijn, een zoon van Zeus en Protogeneia, de dochter van Deukalion, en de vader van Endymion. (4) Selene zou verliefd geworden zijn op Endymion en hij zou vijftig dochters van de godin gekregen hebben. Een waarschijnlijker verhaal is dat Endymion Asterodia als vrouw nam. Maar sommigen beweren dat het Chromia was, de dochter van Itonos, zoon van Amphitryon, en volgens anderen was het Hyperipa, dochter van Atlas. Maar allen zeggen dat zijn zonen Paion, Epeios en Aitolos waren en dat hij bovendien een dochter, Eurykyda, had. Endymion hield voor zijn zonen in Olympia een hardloopwedstrijd om de troon. Winnaar werd Epeios en hij kreeg het koningschap. De mensen over wie hij heerste werden toen eerst Epeiers genoemd. (5) Een van zijn broers, Aitolos, zou thuis zijn gebleven, maar Paion kon de nederlaag niet verkroppen en ging zo ver mogelijk weg in ballingschap. Het gebied voorbij de rivier Axios zou naar hem Paionië heten. Over de dood van Endymion vertellen de bewoners van Herakleia bij Milete een ander verhaal dan de Eliërs. De Eliërs tonen een graftombe van Endymion, maar de mensen van Herakleia zeggen dat hij naar de berg Latmos gegaan is en daar vereren ze hem. Op de Latmos is een heiligdom van Endymion. (6) Epeios touwde met Anaxiroë, de dochter van Koronos, en kreeg een dochter Hyrmina, maar geen mannelijke nakomelingen. Tijdens de regering van Epeios vonden de volgende gebeurtenissen plaats. Oinomaos, de zoon van Alxion – of van Ares, zoals dichters verklaren, en dat is de meest verbreide overlevering – heerste in de streek die Pisa heet, maar toen de Lydiër Pelops uit Azië overstak, werd hij uit zijn macht ontzet. (7) Na de dood van Oinomaos kreeg Pelops Pisa en Olympia, dat aan Pisa grenst, en scheidde het af van het land van Epeios. De Eliërs vertellen dat Pelops als eerste een tempel voor Hermes op de Peloponnesos opgericht heeft en aan de god offerde om de woede van de god over de dood van Myrtilos af te wenden.
    (8) Aitolos, die na Epeios koning was, moest van de Peloponnesos vluchten, omdat de zonen van Apis hem beschuldigden van een onbedoelde doodslag. Aitolos had namelijk de zoon van Iason uit Pallantion in Arkadië gedood, toen hij hem met een wagen overreed bij wedstrijden ter ere van Azan. De mensen die rond de Acheloös wonen zijn vernoemd naar Aitolos, de zoon van Endymion, omdat hij naar dat deel van het vasteland gevlucht is. Het koningschap over Elis kwam bij Eleios, de zoon van Endymions dochter Eurykyde en Poseidon, als je dat tenminste wilt geloven. De huidige bevolking heeft de naam Epeiers veranderd in Eliërs, naar Eleios.
    (9) Augeas was een zoon van Eleios. Mensen die alles over hem willen overdrijven verdraaien de naam Eleios en beweren dat Augeas een zoon was van Helios. De kuddes runderen en geiten die deze Augeas bezat waren zo groot dat zijn land grotendeels onbewerkt bleef door de mest van zijn vee. Daarom haalde hij Herakles over om het land te reinigen van de mest in ruil voor een deel van Elis of een andere beloning. (10) Herakles slaagde daarin door de stroom van de Menios door de mest te leiden. Maar omdat Herakles dat meer door slimheid dan door hard werken voor elkaar had gekregen, weigerde Augeas hem zijn loon te geven en verjoeg zijn oudste zoon Phyleus, omdat die hem verweet dat hij zich onbehoorlijk gedroeg jegens een weldoener. Zelf trof hij voorbereidingen zich tegen Herakles te verdedigen, als deze Elis zou aanvallen, en sloot vriendschap met de zonen van Aktor en met Amarynkeus. (11) Amarynkeus was een bekwame strijder en was de zoon van Pyttios, een Thessaliër van afkomst, die uit Thessalië naar Elis gekomen was. Augeas liet Amarynkeus delen in de macht over Elis en ook Aktor en zijn zonen, een inheemse familie, kregen een deel van het koninkrijk. Aktors vader was namelijk Phorbas, de zoon van Lapithos, en zijn moeder was Hyrmina, de dochter van Epeios. Naar haar noemde Aktor de stad die hij in Elis stichtte Hyrmina.

  1. Herakles verrichtte in de oorlog tegen Augeas geen belangrijke daden. Want omdat de zonen van Aktor in de volle kracht van hun jeugd waren, werden Herakles en zijn helpers steeds weer door hen afgeslagen, totdat de Korinthiërs de wapenstilstand voor de Isthmische spelen afkondigden en de zonen van Aktor als afgezanten naar de spelen kwamen. Ze werden door Herakles in een hinderlaag in Kleonai opgewacht en gedood. Omdat de moordenaar onbekend was, deed Moline haar uiterste best te ontdekken wie haar kinderen gedood had. (2) Toen ze dat wist, eisten de Eliërs van de Argivers genoegdoening voor de moord. Herakles verbleef namelijk in die tijd in Tiryns. De Argivers weigerden en daarom drongen de Eliërs er vervolgens bij de Korinthiërs op aan het hele Argolische volk uit te sluiten van deelname aan de Isthmische spelen. Toen ze echter ook hierin niet slaagden, zou Moline vervloekingen over haar medeburgers uitgesproken hebben als ze zouden weigeren van de Isthmische spelen weg te blijven. De vervloekingen van Moline worden nog steeds gerespecteerd en daarom bestaat bij hen de regel dat geen enkele atleet uit Elis aan de Isthmische spelen deelneemt. (3) Er zijn daarvoor twee andere verklaringen, heel verschillend van de zojuist vertelde. Een daarvan zegt dat Kypselos, tiran van Korinthe, een gouden beeld voor Zeus in Olympia opgericht heeft. Maar toen hij stierf voordat hij zijn naam op dit wijgeschenk kon aanbrengen, vroegen de Korinthiërs aan de Eliërs hen toe te staan de naam van hun stad op het wijgeschenk te vermelden. Toen ze die toestemming niet kregen, werden ze razend op de Eliërs en kondigden ze af dat ze hen van deelname aan de Isthmische spelen uitsloten. Maar hoe zouden de Korinthiërs op hun beurt kunnen deelnemen aan de Olympische spelen, als ze de Eliërs tegen hun wil van de Isthmische spelen weerden? (4) De andere verklaring is dat Prolaos, een man van aanzien in Elis, en zijn vrouw Lysippe twee zonen hadden, Philanthos en Lampos. Zij gingen naar de Isthmische spelen om mee te doen aan de pankration bij de jongens en een van hen ook aan het worstelen. Maar voordat de wedstrijd begon, werden ze door hun tegenstanders gewurgd of op een andere manier gedood. Zo zouden de vervloekingen van Lysippe de Eliërs treffen als ze de Isthmische spelen niet uit eigen wil zouden mijden.
    (5) Maar ook dat verhaal blijkt dwaas. Want Timon, een man uit Elis, heeft overwinningen behaald bij de Griekse spelen en er is zelfs een beeld van hem in Olympia met een inscriptie die alle door hem gewonnen kransen noemt en ook waarom hij nooit een Isthmische overwinning behaald heeft. De inscriptie is als volgt:
    “Een twist om de ellendige dood van de Molioniden
    belette hem te gaan naar het land van Sisyphos.”

  1. Dit moet het einde zijn van deze discussie. Later veroverde Herakles Elis en verwoestte het met een leger dat hij bijeengebracht had uit Argos, Thebe en Arkadië. De Eliërs werden geholpen door de mannen van Pylos in Elis en Pisa. De mannen van Pylos werden door Herakles gestraft, maar een orakel uit Delphi hield hem af van een veldtocht tegen Pisa. Het luidde als volgt: “Aan mijn vader gaat Pisa ter harte, maar aan mij Pytho in de dalen.” Dat orakel betekende de redding van Pisa. Aan Phyleus gaf Herakles Elis en de rest, meer uit respect voor Phyleus dan omdat hij het graag wilde. Hij liet hem de krijgsgevangenen houden en liet toe dat Augeas zijn straf ontliep. (2) De vrouwen zouden, omdat hun land geen mannen in de kracht van hun leven meer had, tot Athene gebeden hebben om te vragen meteen zwanger te worden, zodra zij gemeenschap met hun mannen hadden. Hun gebed werd verhoord en ze stichtten een heiligdom voor Athene met de bijnaam “Moeder”. Omdat zowel de vrouwen als de mannen erg blij waren met hun omgang met elkaar, noemden ze de plaats waar ze voor het eerst samen waren in het plaatselijke dialect Bady (Zoet) en de rivier die daar stroomt Bady Water.
    (3) Nadat Phyleus de situatie in Elis geregeld had en weer naar Doulichion teruggegaan was, overleed Augeas op hoge leeftijd en zijn zoon Agasthenes erfde het koningschap samen met Amphimachos en Thalpios. Want de zonen van Aktor trouwden met tweelingzusters, dochters van Dexamenos, de koning van Olenos. Amphimachos werd geboren uit het huwelijk van de ene zoon met Theronike en Thalpios was de zoon van Eurythos en Theraiphone. (4) Maar Amarynkeus en zijn zoon Diores bleven evenmin gewone burgers. Dat maakt Homeros duidelijk in de lijst van Eliërs. Hij schrijft dat hun hele vloot uit veertig schepen bestond, waarvan de helft onder bevel stond van Amphimachos en Thalpios en van de twintig overige tien onder bevel van Amarynkeus´ zoon Diores en de rest onder Polyxenos, de zoon van Agasthenes. Toen Polyxenos veilig uit Troje teruggekomen was, kreeg hij een zoon, Amphimachos. Ik denk dat hij zijn zoon die naam gegeven heeft vanwege zijn vriendschap met Amphimachos, de zoon van Kteatos, die bij Troje gesneuveld was. Eleios was de zoon van Amphimachos. (5) Tijdens het koningschap van Amphimachos in Elis werd het Dorische leger verzameld onder leiding van de zonen van Aristomachos om terug te keren naar de Peloponnesos. Hun koningen ontvingen een orakelspreuk dat ze de man met drie ogen tot leider van de tocht moesten maken. Toen ze zich afvroegen wat het orakel betekende, kwam er toevallig een man voorbij, rijdend op een muilezel die aan één oog blind was. (6) Kresphontes begreep dat het orakel op die man doelde en zo namen de Doriërs hem in hun midden op. Hij drong er bij hen op aan met schepen naar de Peloponnesos gaan en niet te proberen met een leger over land via de Isthmos te trekken. Dat was zijn advies en tegelijkertijd leidde hij hen op de tocht over zee van Naupaktos naar Molykrion. Ze spraken af hem in ruil daarvoor op zijn verzoek het land van Elis te geven. Die man was Oxylos, de zoon van Haimon, zoon van Thoas. Thoas was degene die de zonen van Atreus hielp bij de verwoesting van het rijk van Priamos en er zijn zes generaties tussen Thoas en Aitolos, de zoon van Endymion. (7) Tussen de Herakliden en de koningen van Aitolië bestonden verschillende familiebanden; de moeders van Thoas, zoon van Andraimon, en Hyllos, zoon van Herakles, waren zusters. Oxylos moest in ballingschap uit Aitolië weggaan. Hij zou namelijk bij het discuswerpen een fout gemaakt hebben, waardoor hij per ongeluk iemand doodde. Degene die door de discus gedood werd was Oxylos´ broer Thermios, maar volgens anderen was het Alkidokos, de zoon van Skopios.

  1. Over Oxylos wordt ook het volgende verteld. Hij vermoedde dat, wanneer de zonen van Aristomachos zouden zien dat Elis een vruchtbaar gebied was en helemaal in cultuur gebracht, zij hem het land niet meer wilden geven en daarom leidde hij de Doriërs niet door Elis, maar door Arkadië. Oxylos wilde de heerschappij over Elis graag zonder strijd in handen krijgen, maar Dios wilde van geen wijken weten. Hij deed het voorstel om niet met het hele leger een riskante strijd te leveren, maar van elk van beide partijen één soldaat te kiezen om de oorlog te beslissen. (2) Beide partijen gingen akkoord en degenen die daarvoor gekozen werden waren de Eliër Degmenos, een boogschutter, en aan Aitolische kant Pyraichmes, een slingeraar. Pyraichmes won het gevecht en zo kreeg Oxylos het koningschap. Hij stond de oude Epeiers toe in hun land te blijven wonen, maar bracht de Aitoliërs als hun medebewoners om het land met hen te delen. Ook aan Dios stond hij privileges toe en handhaafde de eerbewijzen aan de heroën op de oude manier, in het bijzonder de verering van Augeas, die nog steeds bestaat. (3) Hij zou ook de mensen uit de dorpen die niet ver van de muur verwijderd lagen overgehaald hebben in de stad te komen en door het toenemende aantal bewoners Elis groter en over de hele linie welvarender hebben gemaakt. Uit Delphi ontving hij een orakel dat hij de afstammeling van Pelops als medestichter moest meebrengen. Oxylos ging intensief op zoek en bij zijn zoektocht ontdekte hij Agorios, zoon van Damasios, zoon van Penthilos, zoon van Orestes, en nam hem mee uit Helike in Arkadië samen met een klein deel van de Achaiers. (4) Men zegt dat Oxylos´ vrouw Piëria heette, maar over haar wordt verder niets vermeld. Oxylos zou twee zonen gehad hebben, Aitolos en Laias. Aitolos is jong gestorven en zijn ouders begroeven hem, nadat ze een graftombe gemaakt hadden juist in de poort die toegang geeft tot Olympia en het heiligdom van Zeus. Ze hebben hem daar begraven in overeenstemming met een orakel dat zei dat het lichaam niet buiten de stad, maar ook niet in de stad mocht liggen. Nog altijd brengt de gymnasiarch Aitolos ieder jaar een offer.
    (5) Na Oxylos kreeg zijn zoon Laias het koningschap. Ik heb niet gevonden dat zijn nakomelingen koningen waren. Wel weet ik wie zij waren, maar ik noem hen niet omdat ik mij in mijn boek niet bezig wil houden met privé personen. Later heeft Iphitos, een afstammeling van Oxylos en tijdgenoot van de Lakedaimonische wetgever Lykourgos, de wedstrijden in Olympia georganiseerd en het Olympische festival en de wapenstilstand opnieuw ingesteld na een onderbreking van onzekere tijd. De reden waarom de Olympische spelen onderbroken zijn zal ik in de beschrijving van Olympia vertellen. (6) Omdat Griekenland geteisterd werd door binnenlandse strijd en door de pest, kwam Iphitos op de gedachte de god in Delphi te vragen naar een uitweg uit de ellende. De Pythia zou opgedragen hebben dat Iphios zelf met de Eliërs de Olympische spelen in ere moest herstellen. Iphitos haalde de Eliërs over ook aan Herakles te offeren, die ze eerder als een vijandige god beschouwd hadden. De inscriptie in Olympia zegt dat Iphitos een zoon van Haimon is, maar de meeste Grieken beweren dat hij een zoon van Praxonides is en niet van Haimon. De oude Elische geschriften geven hem een vader met dezelfde naam.
    (7) De Eliërs namen deel aan de Trojaanse oorlog en ook aan de gevechten bij de Perzische invasie van Griekenland. Toen de gevaren van hun conflicten met de Pisanen en Arkadiërs over de organisatie van de Olympische spelen voorbij waren, sloten ze zich ongaarne bij de Lakedaimoniërs aan bij hun invasie in het Atheense gebied. Na korte tijd kwamen ze samen met de Mantineiers en Argivers in opstand tegen de Lakedaimoniërs. Ook Athene haalden ze over zich bij het bondgenootschap aan te sluiten. (8) Bij de invasie van Agis in het land en het verraad van Xenias haalden de Eliërs een overwinning bij Olympia. Ze joegen de Lakedaimoniërs op de vlucht en verdreven hen uit het heilige gebied. Korte tijd later werd de oorlog beëindigd met het verdrag waarover ik al gesproken heb in mijn boek over de Lakedaimoniërs.
    (9) Toen Philippos, de zoon van Amyntas, Griekenland niet met rust wilde laten, sloten de Eliërs, die erg verzwakt waren door onderlinge twisten, zich bij het Makedonische bondgenootschap aan, maar ze konden het niet opbrengen tegen de Grieken bij Chaironeia te strijden. Ze namen deel aan de aanval van Philippos op de Lakedaimoniërs vanwege hun oude vijandschap met hen, maar na de dood van Alexander streden ze aan de kant van de Grieken tegen de Makedoniërs en Antipater.

  1. Enige tijd later werd Aristotimos, de zoon van Damaretos, zoon van Etymon, tiran in Elis. Bij zijn machtsgreep werd hij geholpen door Antigonos, de zoon van Demetrios, koning van Makedonië. Na een bewind van zes maanden kwamen Chilon, Hellanikos, Lampis en Kylon in opstand tegen Aristotomos en ontzetten hem uit zijn macht. Kylon doodde de tiran eigenhandig, nadat hij als smekeling zijn toevlucht had gezocht bij het altaar van Zeus Soter. Dit zijn de oorlogen waarvan ik voor dit moment een korte samenvatting heb gegeven.
    (2) In het Elische land gebeuren twee merkwaardige dingen: het is het enige gebied in Griekenland waar vlas groeit en in de streek over de grens – dus niet in de streek zelf – worden merries drachtig van ezels. De oorzaak hiervan zou een vloek zijn. Het Elische vlas is even fijn als dat van de Hebreeërs, maar minder geel.
    (3) Wanneer je van Elis weggaat, kom je in een gebied dat zich tot aan de zee uitstrekt. Het heet Samikon. Aan de rechterkant ligt landinwaarts een streek met de naam Triphyllia met daarin de stad Lepreos. De Lepreaten beweren dat ze tot de Arkadiërs behoren, maar het is duidelijk dat zij vanaf het begin aan de Eliërs onderworpen waren. Winnaars bij de Olympische spelen werden door de heraut aangekondigd als Eliërs uit Lepreos. Ook Aristophanes noemde in een van zijn komedies Lepreos als een Elische stad. Als je de rivier de Anigros aan de linkerkant laat, loopt er een weg van Samikon naar Lepreos; een tweede weg komt van Olympia en een derde van Elis. De langste daarvan heeft een lengte van een dagreis. (4) De naam van de stad zou ontleend zijn aan Lepreos, de zoon van Pyrgeus. Ook gaat het verhaal dat Lepreos beweerde dat hij in schranspartijen niet zou onderdoen voor Herakles. Beiden slachtten tegelijkertijd een rund en bereidden die voor de maaltijd. Toen Lepreos, precies zoals hij zelf verzekerde, in staat was evenveel te eten als Herakles, waagde hij het daarna hem uit te dagen tot een duel. In dat gevecht is Lepreos, volgens het verhaal, overwonnen en gedood. Hij is begraven in het land van Phigaleia. Maar de Phigaliërs kunnen geen graf van Lepreos laten zien. (5) Ik heb gehoord dat er mensen zijn die de stichting van Lepreos toeschrijven aan Leprea, de dochter van Pyrgeus. Anderen zeggen dat er een pestepidemie in het gebied is geweest en dat de stad zijn naam ontleend heeft aan het ongeluk van de bewoners. De Lepreaten vertelden dat in er hun stad een tempel van Zeus Leukaios geweest is, en verder het graf van Lykourgos, de zoon van Aleos, en het graf van Kaukon waarop een beeld van een man met een lier stond. (6) Maar in mijn tijd hadden ze geen belangrijk graf of heiligdom van een god behalve een tempel van Demeter. En zelfs die was gebouwd van ongebakken steen en had geen beeld. Niet ver van de stad Lepreos is een bron met de naam Arene, die genoemd zou zijn naar de vrouw van Aphareus.
    (7) Als je naar Samikon teruggaat en dan door de streek reist, bereik je het punt waar de rivier de Anigros in zee uitmondt. De stroom van die rivier wordt vaak belemmerd door hevige winden. Zij voeren vanuit open zee zand aan, waardoor het water verderop tegengehouden wordt. Wanneer het zand van twee kanten doordrenkt is, door het zeewater aan de ene kant en het water van de rivier vanaf de landzijde, lopen lastdieren en vooral voetgangers risico daarin weg te zakken. (8) De Anigros ontspringt op de Lapithos, een berg in Arkadië, en direct vanaf de bronnen heeft het water geen aangename geur, maar stinkt verschrikkelijk. Voordat hij het water van de zijrivier Akidas krijgt, kunnen er duidelijk helemaal geen vissen in leven. De vissen die met het water van de rivier mee in de Anigros komen wanneer de rivieren samenstromen zijn niet eetbaar, terwijl ze tevoren, wanneer ze in de Akidas gevangen worden, wel te eten zijn. (9) Dat de Anigros oorspronkelijk de naam Iardanos had heb ik zelf nergens uit op kunnen maken, maar ik heb het gehoord van iemand uit Ephese. Ik denk dat de vreemde geur van de Anigros veroorzaakt wordt door de grond waar het water door stroomt. Dat is immers ook de oorzaak bij de rivieren in Ionië, waarvan de damp schadelijk is voor mensen. (10) Sommige Grieken zeggen dat Chiron, anderen dat Pylenor, een andere kentaur, zijn wond in het water gewassen heeft, nadat hij door Herakles neergeschoten was en op de vlucht geslagen. De smerige stank zou door het gif van de hydra in de Anigros gekomen zijn. Weer anderen schrijven de slechte kwaliteit van het rivierwater toe aan Melampos, de zoon van Amynthaon. Hij zou de middelen die hij gebruikt had voor de reiniging van de dochters van Proitos in de rivier gegooid hebben.
    (11) In Samikon is niet ver van de rivier een grot, genaamd Grot van de Agridische Nimfen. Wie aan de ziekte alphos of leuke lijdt en de grot binnengaat moet eerst tot de nimfen bidden en een offer beloven, waarna hij de zieke delen van zijn lichaam afwist. Wanneer hij dan in de rivier zwemt, laat hij die onreinheid in het water achter en komt er gezond en zonder vlekken op zijn huid weer uit.

  1. Als je de Anigros oversteekt en over de rechtstreekse weg in de richting van Olympia gaat, is niet veel verder rechts van de weg een hoog gelegen terrein waar de stad Samia ligt. De Aitoliër Polysperchon zou die stad als bolwerk tegen de Arkadiërs gebruikt hebben.
    (2) Niemand in Elis of Messenië kon mij precies wijzen waar de ruïnes van Arene liggen. Er zijn daarover veel elkaar tegensprekende veronderstellingen, maar ik denk dat zij die geloven dat Samikon in de tijd van de heroën of nog eerder Arene heette de meest overtuigende argumenten geven. Zij citeren ook de woorden in de Ilias: “Er is een rivier, Minyeios, die dichtbij Arene in zee uitmondt.” (3) Die ruïnes zijn vlakbij de Anigros. Je kunt je afvragen of Samikon Arene genoemd werd, maar de Arkadiërs zijn algemeen van mening dat Minyeios de oorspronkelijke naam van de rivier Anigros was. Je kunt er wel zeker van zijn dat het laatste stuk van de Neda bij de zee in de tijd van de terugkeer van de Herakliden naar de Peloponnesos de grens tussen Elis en Messenië geworden is.
    (4) Als je na de Anigros een flink eind verder reist door een grotendeels zanderig en met wilde pijnbomen begroeid gebied, zul je achter je aan de linkerkant de ruïnes van Skillous, een van de steden in Triphylia, zien. In de oorlog tussen Pisa en Elis steunden de inwoners van Skillous Pisa en stonden openlijk vijandig tegenover de Eliërs. Daarom hebben de Eliërs hen uit hun stad verdreven. (5) Later scheidden de Lakedaimoniërs Skillous af van Elis en gaven het aan Xenophon, de zoon van Grylos, die uit Athene verbannen was. Xenophon werd door de Atheners vervolgd, omdat hij deelgenomen had aan de veldtocht van Kyros, een van de ergste vijanden van het Atheense volk, tegen de Perzische koning die hun vriend was. Toen Kyros in Sardes gelegerd was, verschafte hij Lysander, de zoon van Aristokritos, en de Lakedaimoniërs geld voor hun vloot. Dat was de reden van Xenophons verbanning. Toen hij zich in Skillous gevestigd had, bouwde hij ter ere van de Ephesische Artenis een heilig domein met een heiligdom en tempel. (6) Skillous is ook een jachtgebied vol wilde zwijnen en herten. Door het gebied van Skillous loopt de rivier de Selinous. De Elische gidsen vertelden dat de Eliërs Skillous weer terugkregen en dat Xenophon voor de Olympische raad terechtstond omdat hij het land van de Lakedaimoniërs gekregen had, maar dat hij, toen hij vergiffenis van de Eliërs had gekregen, rustig in Skillous kon blijven wonen. Een eindje voorbij het heiligdom wordt een graftombe getoond met daarop een beeld van Pentelisch marmer. Volgens de omwonenden is dat het graf van Xenophon.
    (7) Als je vanaf Skillous de weg naar Olympia neemt, komt, voordat je de Alpheios oversteekt, een steile berg met hoge rotsen. Die berg heet Typaion. Er is een wet bij de Eliërs dat daar vrouwen vanaf gegooid worden die betrapt zijn op een bezoek aan de Olympische spelen of zelfs op dagen dat het hen verboden is de Alpheios hebben overgestoken. Er zou echter geen enkele vrouw betrapt zijn behalve Kallipateira. Anderen noemen haar niet Kallipateira, maar Pherenike. (8) Na de dood van haar echtgenoot had zij zich helemaal als trainer vermomd en bracht ze haar zoon naar Olympia om aan de wedstrijden mee te doen. Toen Kallipateira bij de overwinning van Peisidoros over de omheining sprong, waarbinnen de trainers afgezonderd werden gehouden, raakte ze ontbloot. Zo werd ontdekt dat ze een vrouw was, maar uit respect voor haar vader, broers en zoon, die allemaal Olympische winnaars waren, lieten ze haar ongestraft gaan. Wel werd een wet gemaakt dat gymnasten voortaan naakt het strijdperk moesten betreden.

  1. Op het punt waar je in Olympia aankomt is de Alpheios een brede rivier en erg mooi om te zien. Er stromen zeven belangrijke rivieren in uit. De Helisson die door Megalopolis stroomt komt in de Alpheios uit; vanuit het gebied van Megalopolis komt de Brentheates; langs Gortyna waar een heiligdom van Asklepios is stroomt de Gortynios; uit Melaneai, tussen de gebieden van Megalopolis en Heraia, komt de Bouphagos; uit het land van de Klitoriërs komt de Ladon en vanaf de berg Erymanthos een rivier met dezelfde naam als de berg. Dat zijn de rivieren die vanuit Arkadië in de Alpheios uitkomen en vanuit Elis stroomt de Kladeos er in uit. Maar de bronnen van de Alpheios zelf zijn in Arkadië en niet in Elis.
    (2) Er bestaat een legende over Alpheios. Hij zou een jager geweest zijn en verliefd op Arethousa, een jageres. Maar Arethousa wilde niet met hem trouwen en stak over naar Ortygia, een eiland tegenover Syracuse, waar ze in een bron veranderde. Ten gevolge van zijn hartstocht veranderde ook Alpheios in een rivier.
    (3) Dat is het verhaal over Alpheios en Ortygia. Dat de Alpheios door de zee heen gaat en zich dan met de bron verenigt moet ik wel geloven, omdat ik weet dat het verhaal bevestigd wordt door de god in Delphi. Toen hij de Korinthiër Archias uitstuurde om Syracuse te stichten, sprak hij de volgende woorden:
    “Ortygia ligt in de nevelige zee, tegenover Thrinakia,
    waar de monding van de Alpheios bruist,
    zich mengend met de bronnen van de prachtig stromende Arethousa.”
    Ik ben er van overtuigd dat de legende over de liefde van de rivier ontstaan is doordat het water van de Alpheios zich mengt met de Arethousa.
    (4) De Grieken en Egyptenaren die tot in Ethiopië ten zuiden van Syene en de Ethiopische stad Meroë gegaan zijn vertellen dat de Nijl een meer in stroomt en daar doorheen gaat alsof hij door droog land gaat, vervolgens door beneden-Ethiopië naar Egypte loopt en dan bij Pharos de zee bereikt. En ik heb zelf gezien dat in het land van de Hebreeën de rivier de Jordaan door het zogeheten meer van Tiberias gaat en daarna een ander meer, de Dode Zee, in stroomt, waarin hij dan verdwijnt. (5) De Dode Zee heeft eigenschappen die totaal verschillen van elk ander water. Levende wezens kunnen er in drijven zonder te zwemmen, maar kadavers zinken naar de bodem. Daardoor heeft het meer helemaal geen vissen, omdat ze bij het minste of geringste gevaar terugvluchten naar het hen vertrouwde water. Dezelfde bijzonderheid als bij de Alpheios doet zich ook voor bij een rivier in Ionië. De bron van die rivier is op de berg Mykale, dan loopt hij door de er tussen liggende zee en komt tegenover Branchidai weer boven bij een haven met de naam Panormos.
    (6) Deze verschijnselen zijn zoals ik ze beschreven heb. Met betrekking tot de Olympische spelen zeggen de Eliërs die de oudste overleveringen goed kennen dat Kronos de eerste koning in de hemel was en dat in Olympia een tempel ter ere van Kronos gebouwd was door de mensen van toen, die het “gouden geslacht” genoemd werden. Toen Zeus geboren was, vertrouwde Rhea de bewaking van het kind toe aan de Daktylen van de Ida, die ook wel Koureten genoemd worden. Zij – Herakles, Paionios, Epimedes, Iasios en Ida – kwamen van de Ida op Kreta. (7) Herakles, de oudste van hen, hield bij wijze van spel een hardloopwedstrijd tussen zijn broers en kroonde de winnaar met een krans van olijftakken. Daarvan waren er zo veel dat ze hopen groene olijfbladeren opgetast hadden om op te slapen. Herakles zou de wilde olijf meegebracht hebben naar Griekenland uit het land van de Hyperboreeërs, mensen die nog verder dan de Noordenwind leven. (8) De Lykiër Olen zegt in zijn hymne op Achaiia als eerste dat Achaiia van deze Hyperboreeërs naar Delos is gekomen. Later heeft Melanopos van Cymae in een ode op Opis en Hekaërge bezongen dat zij zelfs nog eerder dan Achaiia van de Hyperboreeërs naar Delos zijn gekomen. (9) Aristeas van Prokonnesos noemt de Hyperboreeërs ook en hij heeft misschien meer informatie over hen van de Isidonen, bij wie hij, zoals hij zelf in zijn gedichten zegt, geweest is. Herakles van de Ida heeft dus de reputatie dat hij toen als eerste de spelen gehouden heeft en daaraan de naam Olympisch gegeven heeft. Hij bepaalde dat ze elk vijfde jaar gehouden zouden worden, omdat hij en zijn broers met hun vijven waren. (10) Sommigen zeggen dat Zeus daar met Kronos geworsteld heeft om de heerschappij, anderen dat hij de spelen ingesteld heeft ter ere van zijn overwinning op Kronos. Als een van de winnaars wordt Apollo genoemd, die Hermes versloeg in het hardlopen en Ares in het boksen. Daarom wordt volgens hen ook het Pythische fluitspel gespeeld bij het verspringen in de vijfkamp, omdat het fluitspel aan Apollo gewijd is en Apollo Olympische overwinningen behaald heeft.

  1. Ongeveer vijftig jaar na de zondvloed die de Grieken trof in de tijd van Deukalion kwam, naar verluidt, Klymenos, de zoon van Kardys, een afstammeling van Herakles van de Ida, uit Kreta. Hij organiseerde spelen in Olympia en richtte voor zijn voorvader Herakles en de andere Koureten een altaar op. Aan Herakles gaf hij de bijnaam Parastates. Endymion, de zoon van Aëthlios, ontzette Klymenos uit zijn macht en hield voor zijn zonen hardloopwedstrijden met het koningschap als inzet. (2) Ongeveer een generatie na Endymion hield Pelops ter ere van de Olympische Zeus de prachtigste spelen die er tot dan toe geweest waren. Nadat de zonen van Pelops uit Elis over de rest van de Peloponnesos verspreid waren, hield Amythaon, de zoon van Kretheus en van vaderskant een neef van Endymion – Aëthlion zou een zoon van Aiolos zijn, hoewel hij in naam een zoon van Zeus was -, de Olympische spelen. Na hem deden Pelias en Neleus dat samen. (3) Ook Augeas en, na de verovering van Elis, Amphytrions zoon Herakles hielden de spelen. Een van degenen die hij als overwinnaar kranste was Iolaos, die de wedstrijd gewonnen had met de merries van Herakles. Het was immers van oudsher toegestaan met andermans merries aan de wedstrijden deel te nemen. Homeros heeft tenminste geschreven dat Menelaos bij de wedstrijden ter ere van Patroklos een span merries gebruikte, waarvan de een, Aëthe, van Agamemnon was en de ander van hemzelf. (4) Overigens was Iolaos de wagenmenner van Herakles. Iolaos zelf won de wagenrace en de Arkadiër Iasios de paardenrace. De zonen van Tyndareus wonnen met hardlopen en Polydeukes met boksen. Herakles zelf zou de overwinning behaald hebben bij worstelen en pankration.
    (5) Na de regering van Oxilos, die de spelen ook hield, werden de Olympische spelen onderbroken tot de tijd van Iphitos. Toen Iphitos, zoals ik al verteld heb, de wedstrijden in ere herstelde, waren de mensen de oude gebruiken vergeten, maar langzaam maar zeker kwam de herinnering daaraan weer boven. Steeds wanneer ze zich iets herinnerd hadden, voegden ze dat toe aan de spelen. (6) Dat blijkt heel duidelijk. Want sinds de ononderbroken traditie van de Olympische spelen begon, verleende men eerst prijzen voor de hardloopwedstrijd, waarbij Koroibos, een Eliër de overwinning behaalde. Er staat geen beeld van Koroibos in Olympia, maar zijn graf bevindt zich aan de grens van Elis. Later, bij de veertiende Olympiade, werd de dubbele wedloop toegevoegd. Hypenos uit Pisa won bij de dubbele wedloop de wilde olijfkrans en bij de volgende spelen won de Lakedaimoniër Akanthos de dubbele wedloop. (7) Bij de achttiende Olympiade herinnerde men zich de pentathlon en het worstelen. De eerste werd gewonnen door Lampis, bij het worstelen was Eurybatos winnaar, beiden Lakedaimoniërs. Bij de drie en twintigste Olympiade werden weer prijzen voor het boksen uitgereikt. De winnaar was Onomastos uit Smyrna, dat in die tijd al tot Ionië hoorde. Bij de vijf en twintigste spelen voegden ze de race met volwassen paarden toe en Pagondas uit Thebe werd tot winnaar van de wagenrace uitgeroepen. (8) Bij de achtste Olympiade daarna werden de pankration en de paardenrennen toegevoegd. Het paard van Krauxidas uit Krannon kwam als eerste aan en alle deelnemers aan de pankration werden overwonnen door Lygdamis uit Syracuse. Maar of hij even groot was als Herakles uit Thebe, zoals de Syracusanen beweren, weet ik niet.
    (9) De wedstrijden voor jongens gaan niet terug op oude tradities, maar zijn door de Eliërs zelf ingesteld, omdat ze daar plezier in hadden. Prijzen voor het hardlopen en worstelen voor jongens werden vanaf de zeven en dertigste Olympiade uitgeloofd. Hipposthenes uit Lakedaimon won het worstelen, Polyneikes uit Elis het hardlopen. Bij de een en veertigste Olympiade werd het boksen voor jongens geïntroduceerd en Philytas uit Sibaris overwon alle deelnemers. (10) De hoplietenrace werd ingesteld bij de vijf en zestigste Olympiade, volgens mij als training voor de oorlog. De eerste winnaar van de wedloop met schild was Damaretos uit Heraia. De race voor wagens, getrokken door twee volwassen paarden, die synoris genoemd wordt, werd ingevoerd bij de drie en negentigste Olympiade. Euagoras uit Elis was de winnaar. Bij de negen en negentigste Olympiade besloot men wedstrijden met door veulens getrokken wagens te houden. Sybariades uit Lakedaimon won de krans met zijn veulenwagen. (11) Later werden wedstrijden met tweespannen van veulens en de veulenrace toegevoegd. Men zegt dat bij de tweespanwedstrijd Belistiche, een vrouw van de Makedonische kust, en bij de veulenrace de Lykiër Tlepolemos tot winnaars uitgeroepen werden, de laatste bij de 131e Olympiade en Belistiche drie Olympiades eerder. Bij de 145e Olympiade werden prijzen voor de pankration voor jongens toegevoegd. Daarin was Phaidimos, een Aitoliër uit de stad Troas, de winnaar.

  1. Er zijn ook wedstrijden in Olympia van het programma geschrapt, omdat de Eliërs besloten die niet meer te houden. De pentathlon voor jongens werd bij de acht en dertigste Olympiade ingesteld, maar toen de Lakedaimoniër Eutelidas hierbij de wilde olijfkrans won, wilden de Eliërs niet meer dat jongens aan de pentathlon deelnamen. De wedstrijd voor wagens en de drafwedstrijd zijn ingesteld, de eerste op de zeventigste Olympiade en de tweede op de daarop volgende, maar bij de vier en tachtigste Olympiade is een proclamatie uitgevaardigd dat zowel de wagenwedstrijd als de drafwedstrijd voortaan niet meer gehouden zouden worden. Toen ze voor de eerste keer gehouden werden,behaalde de wagen van Thersios uit Thessalië de overwinning en in de drafwedstrijd ging de overwinning naar Pataikos, een Achaier uit Dyme. (2) De drafwedstrijd was voor merries. Aan het einde van de renbaan sprongen de berijders van de merries af en draafden met hen mee met de teugels in de hand, net zoals tegenwoordig nog de zogenaamde “bestijgers”. Zij verschillen van de rijders in de drafwedstrijd door hun herkenningstekens en het feit dat zij mannelijke paarden hebben. Bij de wagenrace valt geen oude traditie te ontdekken en deze bood evenmin een fraai schouwspel. Bovendien rust op de Eliërs een oude vloek als het dier in hun land geboren wordt: de wagen wordt namelijk getrokken door een span muilezels in plaats van paarden.
    (3) De huidige inrichting van de spelen, dat de godenoffers na de pentathlon en de paardenraces, maar voor de overige wedstrijden gebracht worden, is bij de zeven en zeventigste Olympiade vastgesteld. Voordien werden de wedstrijden van mensen en paarden op dezelfde dag gehouden. Maar toen gingen de deelnemers aan de pankration tot in de nacht door, omdat ze niet op tijd opgeroepen waren. De oorzaak van het oponthoud was de paardenrace, maar nog meer de pentathlon. Kallias uit Athene was kampioen bij de pankratiasten, maar in het vervolg zou de pentathlon of de wagenrace de pankration niet meer hinderen.
    (4) De regeling met betrekking tot de wedstrijdleiders is tegenwoordig niet meer hetzelfde als zij oorspronkelijk was. Iphitos regelde persoonlijk de wedstrijden en na hem handhaafden de nakomelingen van Oxylos dezelfde regeling. Maar bij de vijftigste Olympiade werd de regeling van de Olympische spelen aan twee door het lot aangewezen Eliërs toevertrouwd en lange tijd bleef het aantal wedstrijdleiders twee. (5) Maar bij de vijf en negentigste Olympiade werden negen Hellanodikai benoemd. Drie van hen waren belast met de wagenrace, drie anderen hielden toezicht op de pentathlon en de laatste drie waren verantwoordelijk voor de resterende wedstrijden. Twee Olympiaden later werd een tiende scheidsrechter toegevoegd. Bij de 103e Olympiade waren er twaalf Elische districten die elk een Hellanodikes leverden. (6) Maar de Eliërs kregen het in een oorlog tegen de Arkadiërs zwaar te verduren en verloren een deel van hun gebied met de daartoe behorende demen. Zo werd bij de 104e Olympiade het aantal districten teruggebracht tot acht en werden even zoveel Hellanodikai gekozen. Bij de 108e Olympiade is men weer teruggekomen op een aantal van tien mannen en dat is tot op heden zo gebleven.

  1. In Griekenland zijn veel bezienswaardigheden en je kunt er veel bijzondere verhalen horen, maar de mysteriën van Eleusis en de Olympische spelen genieten de bijzondere zorg van de goden. De naam van het heilige bos van Zeus, Alsos, wordt, na een naamsverandering, vanouds Altis genoemd. Ook Pindaros noemt de plaats in een ode op een Olympische overwinnaar Altis.
    (2) De tempel en het beeld van Zeus zijn gemaakt van de buit die de Eliërs veroverden, toen ze Pisa en hun buren die met de inwoners van Pisa tegen hen in opstand gekomen waren vernietigd hadden. Dat Pheidias de maker van het beeld is wordt aangegeven door een inscriptie onder de voeten van Zeus:
    “Pheidias, Charmides´ zoon, een Athener, heeft mij vervaardigd.”
    De stijl van de tempel is Dorisch en aan de buitenkant staan er zuilen rondom. Hij is gebouwd van steen uit de streek zelf. (3) De hoogte tot het gevelveld bedraagt achtenzestig voet, de breedte vijfennegentig en de lengte tweehonderddertig. De architect was Libon, een man uit de streek. De dakpannen zijn niet van terracotta, maar van Pentelisch marmer, waarvan dakpannen gemaakt zijn. Dat zou een idee zijn van een zekere Byzes uit Naxos. Deze heeft op Naxos beelden gemaakt, waarop de inscriptie staat:
    “Leto´s kinderen gewijd ben ik door Euergos van Naxos,
    Byzes’ zoon, die voor het eerst marmeren dakpannen schiep.”
    Deze Byzes was een tijdgenoot van de Lydiër Alyattes en van Astyages, de zoon van Kyaxares, koning van de Perzen.
    (4) In Olympia staat op iedere hoek van het dak een vergulde schaal; midden boven de gevel staat een beeld van Nike dat ook verguld is. Onder het beeld van Nike hangt een gouden schild met een afbeelding van Medousa. De inscriptie noemt degenen die het schild gewijd hebben en de reden die ze daarvoor hadden. Zij luidt als volgt:
    “De tempel heeft een gouden schaal; uit Tanagra
    hebben de Lakedaimoniërs en hun bondgenoten het gewijd.
    Het was een geschenk, een tiende deel van de buit behaald op
    de Argivers, Atheners en Ioniërs, wegens winst in de strijd.”
    Die slag heb ik ook vermeld in mijn boek over Attika bij de beschrijving van de grafmonumenten in Athene.
    (5) Aan de buitenkant van de tempel in Olympia bevinden zich boven het fries dat boven de zuilen om de tempel loopt eenentwintig vergulde schilden, een wijgeschenk van de Romeinse generaal Mummius na zijn overwinning op de Achaiers, de inname van Korinthe en de verdrijving van de Dorische inwoners.
    (6) Onder de figuren op de gevel staat aan de voorkant de wagenrace tussen Pelops en Oinomaos die nog niet begonnen is en de voorbereidingen van beiden. In het midden van de gevel staat een beeld van Zeus. Rechts van Zeus staat Oinomaos met een helm op zijn hoofd, naast hem zijn vrouw Sterope, een van de dochters van Atlas. Myrtilos, de wagenmenner van Oinomaos, staat voor de paarden, vier in getal. Achter hem zijn twee mannen. Zij hebben geen namen, maar kennelijk hebben ze van Oinomaos opdracht gekregen voor de paarden te zorgen. (7) Helemaal aan het eind ligt Kladeos, de rivier die na de Alpheios door de Eliërs het meest geëerd wordt. Links van Zeus staan Pelops, Hippodameia, de wagenmenner van Pelops, paarden en twee mannen die kennelijk stalknechten van Pelops zijn. Dan wordt de gevel smaller en op dat deel is Alpheios afgebeeld. De wagenmenner van Pelops heet volgens de Troizeniers Sphairos, maar de gids in Olympia verzekerde dat hij Killas heette. (8) De sculpturen van het gevelveld aan de voorkant zijn van Paionios die uit Mende in Thrakië kwam; die van het gevelveld aan de achterkant van Alkamenes, een tijdgenoot van Pheidias en na hem de beste beeldhouwer. Zijn sculpturen stellen de strijd tussen de Lapithen en Kentauren tijdens de bruiloft van Peirithoös voor. In het midden van de gevel staat Peirithoös. Aan de ene kant naast hem staan Eurythion die de vrouw van Peirithoös geroofd heeft en Kaineus die Peirithoös te hulp komt, aan de andere kant Theseus die zich met een bijl tegen de Kentauren verweert. De ene Kentaur heeft een meisje gegrepen, de andere een frisse jongen. Volgens mij heeft Alkamenes die scènes afgebeeld omdat hij in de gedichten van Homeros gelezen heeft dat Peirithoös een zoon van Zeus was en wist dat Theseus een achterkleinzoon van Pelops was.
    (9) In Olympia zijn ook afbeeldingen van de meeste werken van Herakles te zien. Boven de deuren van de tempel de jacht op het Arkadische everzwijn, de strijd tegen de Thrakiër Diomedes en die tegen Geryones in Erytheia. Ook staat hij op het punt de last van Atlas over te nemen. Hij reinigt voor de Eliërs het land van de mest. Boven de deuren van het achterste tempeldeel neemt hij de Amazonen de gordel af. Daar zijn ook de verhalen afgebeeld over het hert, de stier van Knossos, de Styphalische vogels, de hydra en de leeuw in Argolis. (10) Als je door de bronzen deuren naar binnen gaat, staat rechts voor de zuil Iphitos die, zoals de inscriptie op het beeld zegt, gekroond wordt door een vrouw, Ekecheiria. Binnen in de tempel staan zuilen en er zijn ook zuilengalerijen op de bovenverdieping. Hier is de toegang tot het beeld. Ook is er een wenteltrap naar het dak gemaakt.

  1. De god, gemaakt van goud en ivoor, zit op een troon. Op zijn hoofd ligt een krans, een nabootsing van olijftakken. In zijn rechterhand draagt hij een Nike die ook van goud en ivoor is. Zij draagt een haarband en heeft een krans om haar hoofd. In de linkerhand van de god is een staf die met allerlei soorten metaal versierd is. De vogel die op de staf zit is een adelaar. Ook de sandalen van de god zijn van goud, evenals zijn gewaad. Daarop zijn dieren en lelies gegraveerd.
    (2) De troon is versierd met goud, edelstenen, ebbenhout en ivoor. Daarop zijn afbeeldingen van dieren geschilderd en beelden aangebracht. Vier Nike´s, voorgesteld als dansende vrouwen, staan bij elke poot van de troon en nog twee andere op de grond bij elke poot. Bij beide voorpoten zijn jongens geplaatst, die door Thebaanse sfinxen ontvoerd zijn. Onder de sfinxen schieten Apollo en Artemis de kinderen van Niobe neer.
    (3) Tussen de poten van de troon zijn vier stangen, die elk van de ene poot naar de andere lopen. Op de stang recht tegenover de ingang staan zeven beelden; hoe de achtste verdwenen is, weet men niet. Dat moeten wel voorstellingen zijn van wedstrijden uit oude tijden, want wedstrijden voor jongens waren er in de tijd van Pheidias nog niet. De jongen die een haarband om zijn hoofd bindt zou op Pantarkes lijken, een knaap uit Elis die de geliefde van Pheidias was. Pantarkes heeft bij de zesentachtigste Olympische spelen het worstelen voor jongens gewonnen. (4) Op de overige stangen staat de groep die met Herakles tegen de Amazonen strijdt. Het aantal van beide partijen is negenentwintig; onder de medestrijders van Herakles staat ook Theseus. De troon wordt niet alleen door de poten gedragen, maar daartussen staat een gelijk aantal zuilen. Het is niet mogelijk onder de troon te komen, zoals we wel in het binnenste deel van de troon in Amyklai kunnen komen. In Olympia zijn afscheidingen gemaakt als muurtjes, die dat onmogelijk maken. (5) Die afscheidingen zijn alleen tegenover de deuren donkerblauw geschilderd, de andere delen hebben schilderingen van Panainos. Daarop staan Atlas die de hemel en aarde draagt, naast hem staat Herakles die klaar staat de last van hem over te nemen, verder Theseus, Peirithoös, Hellas en Salamis, die de versieringen die aan de boeg van schepen bevestigd worden in haar hand houdt. Van Herakles´ werken het gevecht tegen de leeuw van Nemea; dan de misdaad van Aias tegen Kassandra; (6) Hippodameia, de dochter van Oinomaos, met haar moeder; Prometheus, nog geketend in zijn boeien; Herakles komt uit de hoogte op hem toe. Een van de verhalen die over Herakles verteld worden is dat hij de adelaar die Prometheus in de Kaukasos kwelde gedood heeft en dat hij Prometheus van zijn boeien bevrijd heeft. Tenslotte staat Penthesileia op de schildering op het moment dat zij sterft en Achilles die haar ondersteunt. Twee Hesperiden dragen de appels die volgens de legende aan hun hoede waren toevertrouwd. Deze Panainos was een broer van Pheidias en heeft in de Stoa Poikile in Athene ook de slag bij Marathon geschilderd.
    (7) Op het bovenste deel van de troon heeft Pheidias boven het hoofd van het beeld aan de ene kant de drie Chariten en aan de andere kant de drie Horai uitgebeeld. In de epische poëzie wordt verteld dat ook zij dochters van Zeus zijn. Homeros vertelt in de Ilias dat aan de Horai de hemel toevertrouwd was, als wachters van een koninklijk hof.
    (8) Het bankje onder de voeten van Zeus, in Attika thranion genoemd, heeft gouden leeuwen en voorstellingen van de strijd van Theseus tegen de Amazonen, de eerste heldendaad van Atheners tegen buitenlanders. Op het voetstuk dat de troon en Zeus met al zijn versieringen draagt zijn figuren van goud: Helios die zijn wagen bestegen heeft, Zeus en Hera; verder Hephaistos en naast hem Charis. Naast haar staat Hermes en naast Hermes Hestia. Achter Hestia staat Eros die Aphrodite ontvangt, wanneer zij uit zee opkomt en door Peitho gekroond wordt. Er zijn afbeeldingen van Apollo met Artemis, Athene en Herakles en aan de rand van het voetstuk Amphitrite, Poseidon en Selene die volgens mij op een paard rijdt. Volgens sommigen rijdt de godin niet op een paard, maar op een muilezel en zij vertellen een of ander dwaas verhaal over de muilezel.
    (9) Ik weet dat de hoogte en breedte van het beeld van de Olympische Zeus opgeschreven zijn, maar ik wil degenen die de metingen gedaan hebben niet prijzen, omdat de genoemde afmetingen in het niets verzinken bij de indruk die het beeld maakt op de toeschouwers. Er bestaat een verhaal dat de god persoonlijk getuige was van de artistieke vaardigheid van Pheidias. Want toen het beeld voltooid was, bad Pheidias tot de god om kenbaar te maken of het werk naar zijn zin was. Onmiddellijk zou toen een bliksem zijn ingeslagen op dat punt van de vloer, waar nog steeds de bronzen waterkruik staat om de plek aan te geven.
    (10) Het gedeelte van de vloer voor het beeld is niet met wit, maar met zwart marmer bedekt. Om de zwarte steen loopt in een cirkel een rand van Parisch marmer om de olijfolie die uitgegoten wordt op te vangen. Olijfolie is namelijk goed voor het beeld in Olympia en beschermt het ivoor tegen de schadelijke effecten van de vochtigheid van de Altis. Op de akropolis in Athene gebruikt men voor het beeld dat Parthenos genoemd wordt geen olijfolie, maar water voor het ivoor. Want omdat de akropolis door zijn hoogte erg droog is, heeft het ivoren beeld water of vochtigheid nodig. (11) Toen ik in Epidauros vroeg waarom er geen water of olijfolie over het beeld van Asklepios gegoten wordt, vertelden de tempelbeheerders mij dat het beeld van de god en de troon boven een bron geplaatst zijn.

  1. Mensen, die denken dat wat bij olifanten door de mond naar buiten steekt geen hoorns, maar tanden zijn, moeten maar eens naar de eland kijken, een dier in het Keltische land, of naar de Ethiopische stier. Mannelijke elanden hebben hoorns op hun wenkbrauwen, maar bij de vrouwtjesdieren groeien ze helemaal niet. Bij de Ethiopische stier groeit de hoorn op de neus. Wie zou er dus erg verbaasd over kunnen zijn dat er een dier is, waarbij de hoorns door de mond groeien? (2) Men kan ook zijn vergissing nog corrigeren aan de hand van de volgende gegevens. Bij dieren vallen ieder jaar de hoorns af en groeien daarna weer aan. Dat gebeurt bij herten en gemzen en bij olifanten gaat het net zo. Maar er is geen dier, waarbij een tand voor de tweede keer groeit, althans geen volwassen dier. Als dat wat door de mond steekt geen hoorn, maar een tand was, hoe zou het dan weer kunnen aangroeien? En dan nog iets: tanden zijn van nature niet gevoelig voor vuur. Maar de hoorns van runderen en olifanten krijgen onder invloed van vuur in plaats van een gebogen een vlakke of andere vorm. De onderkaak van het nijlpaard en het everzwijn heeft slagtanden, maar dat er hoorns op de kaken groeien heb ik nog nooit gezien. (3) Ieder moet nu goed weten dat bij de olifant de hoorns door de slapen naar beneden gaan en zo naar buiten buigen. Ik weet dat niet alleen van horen zeggen, maar ik heb in Campanië in het heiligdom van Artemis een schedel van een olifant gezien. Het heiligdom ligt op een afstand van ongeveer dertig stadiën van Capua, de hoofdstad van Campanië. De olifant verschilt niet alleen door de manier waarop de hoorns groeien van andere dieren, maar ook in zijn omvang en uiterlijk lijkt hij totaal niet op een ander dier. Volgens mij zijn de Grieken buitengewoon ijverig en sparen geen middelen om de goden te vereren, daar ze ivoor uit India en Ethiopië halen voor de vervaardiging van beelden.
    (4) In Olympia is een wollen gordijn, versierd met Assyrische weefsels en Phoinikisch purper, een wijgeschenk van Antiochos, die ook de aegis boven het theater in Athene met de afbeelding van Gorgo als wijgeschenk geschonken heeft. Dat gordijn wordt niet helemaal tot het dak opgetrokken zoals in de tempel van Artemis in Ephese, maar men laat het met koorden tot de vloer zakken. (5) De wijgeschenken die binnen of in de voorhof staan zijn een troon van de Etruskische koning Arimnestos, de eerste barbaar die een wijgeschenk aan Zeus in Olympia gaf, en bronzen paarden van Kyniska als aandenken aan een Olympische overwinning. Die zijn minder groot dan echte paarden en staan, als je binnenkomt, aan de rechterkant. Ook staat er een met brons overtrokken drievoet, waarop overwinningskransen uitgestald werden voordat de tafel gemaakt was. (6) Er staan beelden van keizers: Hadrianus, van marmer uit Paros, gewijd door de steden van de Achaiïsche bond, en Trajanus, gewijd door alle Grieken. Deze keizer onderwierp de Geten ten noorden van Thrakië en voerde oorlog tegen Osroës, de afstammeling van Arsakes, en tegen de Parthen. De aanzienlijkste bouwwerken die hij liet maken zijn de naar hem genoemde thermen, een groot rond theater, een hippodroom met een lengte van twee stadiën en het forum in Rome, dat niet alleen om zijn algehele schoonheid bezienswaardig is, maar in het bijzonder om het dak dat van brons gemaakt is.
    (7) Op ronde sokkels staan twee beelden opgesteld. De ene is van barnsteen en stelt de Romeinse keizer Augustus voor, de andere is van ivoor en dat zou een beeld zijn van Nikomedes, koning van Bithynië. De grootste stad in Bithynië heette vroeger Astakos, maar nu is zij naar hem Nikomedeia genoemd. De oorspronkelijke stichter was Zypoites, naar de naam te oordelen een Thrakiër. Het barnsteen, waarvan het beeld van Augustus gemaakt is, is een natuurproduct en wordt gevonden in het zand van de Eridanos. Het is uiterst zeldzaam en om meerdere redenen kostbaar voor mensen. Het andere “barnsteen” is een legering van goud en zilver. (8) In de tempel van Olympia bevinden zich wijgeschenken van Nero: drie kransen die bladeren van de wilde olijf imiteren en een vierde krans in de vorm van eikenbladeren. Er liggen ook vijfentwintig bronzen schilden, die hopliten moeten dragen bij de wapenrace. Dan is er nog een aantal stele´s. Op een daarvan staat een inscriptie met de eed die de Eliërs afgelegd hebben voor de Atheners, Argivers en Mantineeërs, dat zij honderd jaar lang bondgenoten zouden zijn.

  1. Binnen de Altis ligt ook een apart heilig terrein, gewijd aan Pelops. Van de heroën wordt hij in Olympia door de Eliërs het meest vereerd, zoals Zeus het meest van alle goden. Het Pelopion ligt rechts van de ingang van de tempel van Zeus, aan de noordkant. Het ligt zo ver van de tempel af dat er op het tussenliggende stuk beelden en andere wijgeschenken staan. Het Pelopion begint ongeveer ter hoogte van het midden van de tempel en reikt tot het achterste deel daarvan. Het wordt omgeven door een stenen omheining, waarbinnen bomen groeien en beelden staan.
    (2) De ingang is aan de westzijde. Volgens de legende heeft Herakles, de zoon van Amphytrion, het heiligdom aan Pelops gewijd, omdat hij de achterkleinzoon van hem was. Bovendien gaat het verhaal dat hij in de kuil aan Pelops offerde. Nog altijd offeren de archonten van het jaar aan hem. Het offerdier is een zwarte ram. De ziener krijgt geen enkel stuk daarvan, maar het is gebruik dat alleen de nek gegeven wordt aan de man die “houthakker” genoemd wordt. (3) De houthakker is een van de dienaren van Zeus, wiens taak het is tegen een vastgesteld tarief hout voor offers te leveren aan steden en particulieren. Dat mag alleen hout van de witte populier zijn en van geen andere boom. Wanneer iemand, Eliër of vreemdeling, van het vlees van het dier dat aan Pelops geofferd wordt heeft gegeten, is het hem niet toegestaan de tempel van Zeus te betreden. Hetzelfde geldt voor degenen die in Pergamon bij de rivier Kaïkos aan Telephos offeren. Zij mogen ook niet naar de tempel van Asklepios gaan, voordat ze een bad genomen hebben.
    (4) Ook wordt het volgende verteld. Toen de oorlog tussen de Grieken en Trojanen lang duurde, profeteerden de waarzeggers hun dat ze de stad niet zouden veroveren, voordat ze de pijl en boog van Herakles en een bot van Pelops gehaald hadden. Dus werd Philoktetes naar het legerkamp ontboden en uit Pisa werd hun een bot van Pelops, een schouderblad, gebracht. Tijdens de thuisreis verging het schip dat de bot vervoerde bij Euboia in een storm.
    (5) Vele jaren na de verovering van Troje zette een visser, Damarmenos, zijn netten in zee uit en haalde het bot op. Verbaasd over de grootte daarvan hield hij het verborgen onder het zand. Tenslotte ging hij naar Delphi met de vraag van welke man het bot was en wat hij ermee moest doen. (6) Nu was er door goddelijke voorzienigheid net op dat moment een gezantschap van Eliërs die om bevrijding van een pestepidemie baden. De Pythia droeg hun nu op de beenderen van Pelops terug te zoeken en Damarmenos moest wat hij gevonden had aan de Eliërs teruggeven. Toen hij dat gedaan had, beloonden de Eliërs hem door hem en zijn nakomelingen te benoemen tot bewakers van het bot. Tegenwoordig is het schouderblad van Pelops verdwenen, omdat het, naar ik denk, lange tijd diep in de zee verborgen is geweest en het niet alleen door de tijd, maar evenzeer door het zoute water is aangetast. (7) Er zijn nog steeds sporen over die er op wijzen dat Pelops en Tantalos in ons land gewoond hebben. Er is een meer dat naar Tantalos genoemd is en een beroemd graf. ErEis een meer dat naar Tantalos genoemd is en een beroemd graf.n Tantalos in ons land gewoond hebben.ee verborgen is geweestpel staat een troon van Pelops op de top van de berg Sipylos achter het heiligdom van Plastene, de Moeder, en als je de rivier Hermos overgestoken bent, zie je in Temnos een beeld van Aphrodite, dat van een jonge myrteboom gemaakt is. Volgens de traditie heeft Pelops dat gewijd, toen hij de godin genadig stemde en Hippodameia ten huwelijk vroeg. (8) Het altaar van de Olympische Zeus staat ongeveer even ver van het Pelopion als van het heiligdom van Hera; het staat voor beide gebouwen. Volgens sommigen is het gebouwd door Herakles van de Ida, maar anderen beweren dat het twee generaties na Herakles door plaatselijke helden gebouwd is. Het is gemaakt van de as van de schenkels van aan Zeus geofferde offerdieren, net zoals in Pergamon. Ook het altaar van Hera op Samos bestaat uit as en dat is zeker niet mooier dan wat de Atheners in Attika escharai (brandofferaltaren) noemen. (9) De omtrek van de basis van het altaar in Olympia, prothysis genoemd, bedraagt honderdvijfentwintig voet en van het bovengedeelte tweeëndertig voet. De totale hoogte van het altaar is tweeëntwintig voet. Men heeft de gewoonte de offerdieren zelf op het onderste deel, de prothysis, te offeren. Maar de schenkels worden naar het hoogste deel van het altaar gebracht en daar geofferd. (10) Aan beide kanten leiden marmeren treden omhoog naar de prothysis, maar de treden daarvandaan naar het bovendeel van het altaar zijn in de as uitgehouwen. Meisjes en vrouwen mogen, wanneer het hen niet verboden is in Olympia te komen, tot de prothysis komen. Alleen mannen mogen vandaar naar het hoogste deel van het altaar klimmen.Ook buiten de officiële feesten om wordt er door particulieren aan Zeus geofferd en iedere dag worden door de Eliërs offers gebracht. (11) Ieder jaar houden waarzeggers zorgvuldig in de gaten wanneer het de negentiende dag van de maand Elaphios is. Dan halen ze de as uit het prytaneion, mengen het met water van de Alpheios tot een soort specie en pleisteren het altaar daarmee. Met ander water kan de as nooit tot specie gemaakt worden. Dat is de reden, waarom de Alpheios als de meest geliefde rivier van de Olympische Zeus beschouwd wordt. Er is ook in Didyma een altaar van de Milesiërs. Dat is, zoals de Milesiërs zeggen, door Herakles van Thebe gemaakt van het bloed van offerdieren. Maar in later tijden heeft het bloed van de offerdieren dit altaar niet bijzonder hoog gemaakt.

  1. Het altaar in Olympia heeft nog iets bijzonders: de wouwen, die tot de meest roofzuchtige vogels behoren, doen de mensen die in Olympia offeren geen enkel kwaad. Wanneer echter een wouw eens de ingewanden of een stuk vlees rooft, wordt dat beschouwd als een ongunstig voorteken voor wie offert. Herakles, de zoon van Alkmene, zou eens bij het offeren erg veel last van vliegen hebben gehad. Dus offerde hij uit eigen beweging of op advies van iemand anders aan Zeus Apomyios (Vliegenverjager). Zo werden de vliegen naar de overkant van de Alpheios verjaagd. De Eliërs zouden op dezelfde manier aan Zeus Apomyios offeren om de vliegen uit Olympia weg te jagen.
    (2) De Eliërs plegen voor hun offers aan Zeus hout van geen andere boom dan de witte populier te gebruiken. De reden waarom ze de witte populier verkiezen is volgens mij dat Herakles deze uit Thesprotis in Griekenland heeft gebracht. Ik denk dat Herakles zelf ook, toen hij in Olympia aan Zeus offerde, de schenkels van de offerdieren op populierenhout verbrand heeft. Herakles ontdekte de witte populier bij de rivier de Acheron in Thesprotis en daarom wordt hij door Homeros Acheroïs genoemd.
    (3) Het is altijd zo geweest dat rivieren van elkaar verschillen en niet dezelfde eigenschappen hebben voor de groei van verschillende soorten planten en bomen. Zo groeien tamarisken het best en het meest aan de Maiander, aan de Asopos in Boiotië groeit het hoogste riet en de Perseaboom gedijt slechts in het water van de Nijl. Zo is het dus helemaal niet vreemd dat de witte populier eerst aan de Acheron groeide, de wilde olijfboom aan de Alpheios en dat de zwarte populier thuis hoort aan de Keltische Eridanos in het land van de Kelten.
    (4) Nu ik het grootste altaar beschreven heb, wil ik de aandacht vestigen op alle altaren in Olympia. De volgorde die ik daarbij zal aanhouden is die waarin de Eliërs gewoonlijk daarop hun offers brengen. Eerst offeren ze aan Hestia, vervolgens aan de Olympische Zeus, terwijl ze naar het altaar in de tempel gaan, daarna aan <Zeus Laoitas en Poseidon Laoitas>. Dit offer vindt gewoonlijk plaats op één altaar. Het vierde offer is aan Artemis en het vijfde aan Athene Leïtis, (5) het zesde aan Ergane (Werkster). De nakomelingen van Pheidias, die Phaidryntai (Schoonmakers) genoemd worden, hebben van de Eliërs het privilege ontvangen het beeld van Zeus te reinigen van het vuil dat er aankleeft en voordat zij beginnen offeren ze aan deze Ergane.
    Er staat nog een altaar van Athene, dichtbij de tempel en daarnaast een vierkant altaar van Artemis dat geleidelijk hoger wordt.
    (6) Na de hier genoemde altaren volgt een altaar waarop aan Alpheios en Artemis gezamenlijk geofferd wordt. Waarom dat zo gedaan wordt, vertelt Pindaros in een ode en ik zal het beschrijven in mijn verslag over Letrini.
    Niet ver daarvandaan staat nog een altaar voor Alpheios en daarnaast een van Hephaistos. Dit altaar wordt door sommige Eliërs het altaar van Zeus Areios genoemd en dezelfde mensen beweren dat Oinomaos, steeds wanneer hij een van de vrijers van Hippodameia zou uitdagen tot een wagenrace, hierop aan Zeus Areios offerde.
    (7) Dan volgt een altaar van Herakles met de bijnaam Parastates en een voor Herakles´ broers Epimedes, Idas, Paionaios en Iasos. Ik weet dat het altaar van Idas door anderen het altaar van Akesidas genoemd wordt.
    Op de plaats waar de fundamenten van het huis van Oinomaos liggen staan twee altaren, een van Zeus Herkaios, dat Oinomaos zelf gebouwd schijn te hebben, en een van Zeus keraunios, dat volgens mij gebouwd is toen het huis van Oinomaos door de bliksem getroffen was. (8) Het grote altaar heb ik kort hiervoor al beschreven en wordt het altaar van de Olympische Zeus genoemd. Daarnaast staat een altaar voor de Onbekende Goden en dan een altaar van Zeus Katharsios (Reiniger), een van Nike en weer een van Zeus, met de bijnaam Chthonios. Er zijn altaren van alle goden en van Hera, bijgenaamd de Olympische, dat ook van as gemaakt is. Dat zou door Klymenes gewijd zijn. Dan volgt een gemeenschappelijk altaar van Apollo en Hermes. Over hen hebben de Grieken namelijk het verhaal dat Hermes de uitvinder was van de lier en Apollo van de citer.
    (9) Dan komen achtereenvolgens een altaar van Homonoia, weer een van Athene en een van de Moeder der goden.
    Heel dicht bij de ingang van het stadion staan twee altaren.
    Het ene wordt het altaar van Hermes Enagonios (Wedstrijdbewaker) genoemd, het andere Kairos; over hem bestaat, naar ik weet, een hymne van Ion van Chios. In die hymne wordt Kairos voorgesteld als de jongste zoon van Zeus. Dichtbij het schathuisje van de Sikyoniërs staat een altaar van Herakles, een van de Koureten, of Herakles, de zoon van Alkmene.
    Beide versies worden verteld.
    (10) Op het zogenaamde Gaion staat een altaar van Gè, ook bestaande uit as. Hier zou in oude tijden een orakel van Gè geweest zijn.
    Op het zogenaamde Stomion is het altaar voor Themis gebouwd.
    Rondom het altaar van Zeus Katabaites (Afdaler) loopt een omheining. Dit altaar staat bij het grote altaar van as.
    Men moet er aan blijven denken dat de altaren niet in de volgorde waarin ze staan opgenoemd worden, maar dat mijn beschrijving de volgorde aanhoudt die de Eliërs bij het offeren volgen.
    Bij het heilige domein van Pelops staat een gemeenschappelijk altaar van Dionysos en de Chariten, daartussen een altaar van de Muzen en naast hen een altaar van de Nimfen.

  1. Buiten de Altis staat een gebouw dat men het atelier van Pheidias noemt. Daar heeft Pheidias elk onderdeel van het beeld vervaardigd. In dat gebouw staat een gemeenschappelijk altaar voor alle goden. Wanneer je weer teruggaat naar de Altis, kom je bij het Leonidaion. (2) Dit staat buiten het heilige omheinde gebied bij de toegang tot de Altis die voor processies bestemd is, de enige weg voor processiegangers. Het is gewijd door Leonidas, iemand uit de streek,en in mijn tijd verbleven de Romeinse gouverneurs van Griekenland er. Het Leonidaion en de processieingang zijn van elkaar gescheiden door een straat, want wat door de Atheners een steegje wordt genoemd heet bij de Eliërs een straat.
    (3) Waar je het Leonidaion aan de linkerkant passeert, staat in de Altis een altaar van Aphrodite en dan een van de Horai.
    Ongeveer ter hoogte van het achterdeel van de tempel van Zeus groeit aan de rechterkant een olijfboom. Die wordt Kallistephanos genoemd en de takken worden gebruikt voor de overwinningskransen bij de Olympische wedstrijden.
    Bij deze olijfboom staat een altaar voor de nimfen die ook Kallistephanai genoemd worden.
    (4) Buiten de Altis, rechts van het Leonidaion, staat een altaar van Artemis Agoraia en een altaar voor de Meesteressen. Over de godin die men Meesteres noemt zal ik in mijn beschrijving van Arkadië vertellen.
    Dan staat er een altaar van Zeus Agoraios en voor de zogenaamde Proëdria een altaar van Apollo, bijgenaamd Pythios en daarna een van Dionysos. Dat altaar zou niet oud zijn en gewijd door particuliere burgers.
    (5) Wanneer je naar het startpunt van de wagenrace gaat, zie je een altaar met het opschrift Moiragetes. Het is duidelijk dat dit een bijnaam is van Zeus, die de menselijke aangelegenheden kent, alles wat door de Moiren wordt beschoren en wat ze weigeren.
    Vlak daarbij is ook een altaar, langwerpig van vorm, van de Moiren, dan een altaar van Hermes en de volgende twee zijn van de Zeus Hypsistos (de Allerhoogste).
    Ongeveer op het midden van de startplaats van de wagenrace staan onder de blote hemel altaren van Poseidon Hippios en Hera Hippia.
    Naast de zuil een altaar van de Dioskouroi.
    (6) Aan de ene kant van de toegang tot wat men de Embolos (sprekerstribune) noemt staat een altaar van Ares Hippios, aan de andere kant een van Athene Hippia.
    Wanneer je dan de Embolos zelf betreedt, staat er een altaar van de Nimfen die men Akmenai noemt.
    Als je terugkomt van de zuilengalerij die de Eliërs zuilengalerij van Agnaptos noemen, naar de architect die hem gemaakt heeft, zie je rechts een altaar van Artemis.
    (7) Wanneer je via de processieingang de Altis weer betreedt, zie je achter het Heraion een altaar van de rivier Kladeos en een altaar van Artemis.
    Het altaar daarachter is van Apollo, het vierde altaar is van Artemis met de bijnaam Kokkoka (met de granaatappel) en het vijfde altaar is van Apollo Thermios.
    Ik vermoed dat de Elische naam Thermios in het Attische dialect Thesmios (van de wetten) is, maar waarom Artemis de bijnaam Kokkoka heeft, heb ik niet kunnen achterhalen.
    (8) Voor het zogenaamde Theëkoleon staat een gebouw. In een hoek daarvan staat een altaar van Pan.
    Het prytaneion van de Eliërs staat binnen de Altis naast de ingang tegenover het gymnasion. In dit gymnasion zijn renbanen en worstelperken voor de atleten.
    Voor de deuren van het prytaneion staat een altaar van Artemis Agrotera.
    (9) Als je in het prytaneion zelf het vertrek waar de haard is binnengaat, zie je rechts van de ingang een altaar van Pan. Deze haard is ook van as gemaakt en dag en nacht brandt er vuur. De as van de haard wordt, zoals ik al verteld heb, naar het altaar van de Olympische Zeus gebracht. Wat uit de haard daarheen gebracht wordt draagt vooral bij aan de hoogte van het altaar.
    (10) De Eliërs offeren één keer per maand op alle hierboven genoemde altaren. Ze doen dat volgens een oude rite. Ze branden wierook en met honing gemengde tarwe op de altaren. Daarop leggen ze olijftakken. Voor de plengoffers gebruiken ze wijn. Alleen aan de Nimfen brengen ze geen plengoffers met wijn, evenmin als op het gemeenschappelijk altaar voor alle goden. De zorg voor de offers berust bij een Theekolos die deze functie een maand lang bekleedt, bij waarzeggers en plengofferdragers, en verder een uitlegger, fluitspeler en houthakker. (11) Ik vind het niet op zijn plaats de woorden die in het prytaneion bij de riten uitgesproken worden en de hymnen die gezongen worden in dit verslag te vermelden. Niet alleen aan de Griekse goden, maar ook aan de god in Libye, aan Hera Ammonia en aan Parammon, een bijnaam van Hermes, worden plengoffers gebracht. De Eliërs schijnen sinds onheugelijke tijden het orakel in Libye geraadpleegd te hebben. In de tempel van Ammon staan altaren als wijgeschenken van de Eliërs. Daarop staan de vragen die de Eliërs gesteld hebben en de antwoorden die ze van de god gekregen hebben. Ook staan er de namen van de mannen uit Elis die naar Ammon gekomen zijn. Dat alles is in de tempel van Ammon.
    (12) De Eliërs brengen ook plengoffers aan alle heroën en vrouwen van heroën die in Elis en Aitolië vereerd worden. Ze zingen in het prytaneion liederen in het Dorisch, maar wie de dichter daarvan is, vertellen ze niet. De Eliërs hebben ook een eetzaal. Die is in het prytaneion, tegenover het vertrek met de haard. In die zaal worden de winnaars van de Olympische wedstrijden ontvangen.

  1. Hierna rest mij nog de beschrijving van de tempel van Hera en de bezienswaardigheden in de tempel. De Eliërs zeggen dat de tempel gebouwd is ongeveer acht jaar, nadat Oxylos in Elis aan de macht was gekomen, door de inwoners van Skillous, een stad in Triphylia. De stijl van de tempel is Dorisch en hij wordt helemaal door zuilen omgeven. Een van de twee zuilen in het achterdeel is van eikenhout. De tempel is honderdnegenenzestig voet lang, drieenzestig voet breed en de hoogte is niet minder dan vijftig voet. Wie de architect is, vermelden ze niet.
    (2) Elk vijfde jaar wordt door de Zestien Vrouwen een gewaad voor Hera geweven. Dezelfde vrouwen organiseren ook wedstrijden die Heraia genoemd worden. Die wedstrijden bestaan uit hardloopwedstrijden voor meisjes. Zij lopen in verschillende leeftijdsklassen: de jonge meisjes lopen eerst, dan de middengroep en tenslotte de oudste meisjes. (3) Ze lopen op de volgende manier: ze hebben loshangend haar, hun chiton reikt tot even boven de knie en ze hebben de rechterschouder ontbloot tot aan de borst. Ook voor hun wedstrijden is het Olympische stadion gereserveerd, maar de lengte van hun wedloop wordt met ongeveer een zesde deel verminderd. Aan de winnaressen worden olijfkransen gegeven en een deel van het vlees van het rund dat aan Hera geofferd wordt. Ook hebben ze het recht hun portretten te laten schilderen en als wijgeschenk op te stellen. De vrouwen die de wedstrijden leiden hebben in overeenstemming met hun aantal zestien helpsters. (4) De wedstrijden van de meisjes gaan terug tot oude tijden. Hippodameia zou om Hera te danken voor haar huwelijk met Pelops zestien vrouwen verzameld hebben en met hen de Heraia ingesteld hebben. Ook zou Chloris, de dochter van Amphion, een overwinning behaald hebben. Zij zou de enige overlevende van haar familie zijn, hoewel ook gezegd wordt dat een van haar broers in leven gebleven zou zijn. Wat ik over de kinderen van Niobe te weten gekomen ben, heb ik verteld in mijn beschrijving van Argos.
    (5) Behalve bovenstaand verhaal wordt over de zestien vrouwen ook het volgende verteld. Toen Damophon tiran van Pisa was, deed hij de Eliërs veel kwaad. Het volk van Pisa wilde geen medeverantwoordelijkheid dragen voor de misdaden van de tiran en ook de Eliërs wilden graag een einde maken aan de beschuldigingen tegen hen. Zo kozen ze uit elk van de zestien steden die toen nog bewoond werden de oudste en meest in aanzien staande vrouw om een einde te maken aan hun geschillen. (6) De steden waaruit ze vrouwen kozen waren Elis ********** . De vrouwen uit die steden brachten een verzoening tot stand tussen de mensen van Pisa en de Eliërs. Later werd hun ook de organisatie van de Heraia opgedragen, als ook het weven van het gewaad van Hera. De zestien vrouwen vormen ook twee koordansen, waarvan de een het koor van Physkoa genoemd wordt en de andere het koor van Hippodameia. Die Physkoa was volgens hen afkomstig uit Koilè in Elis; de naam van het district waar zij woonde was Orthia. (7) Volgens de overlevering had Dionysos gemeenschap met Physkoa en kreeg zij van hem een zoon, Narkaios. Toen hij opgroeide, voerde hij oorlog tegen de naburige volken en verwierf hij grote macht. Bovendien richtte hij een heiligdom op voor Athene, bijgenaamd Narkaia. Narkaios en Physkoa zouden de eersten zijn geweest die Dionysos vereerden. Physkoa ontvangt verschillende eerbewijzen, in het bijzonder de naar haar genoemde koordans van de zestien vrouwen. Hoewel de steden verwoest zijn, houden de Eliërs de andere eerbewijzen toch in stand. Want ze zijn nu verdeeld in acht districten en uit elk daarvan kiezen ze twee vrouwen. (8) De Zestien Vrouwen en de Elische Hellanodikai voeren geen enkele rite uit, voordat ze zich gereinigd hebben met water en een voor de reiniging geschikte big. De reiniging vindt plaats bij de bron Piëra. Je kunt die bron bereiken langs de vlakke weg van Olympia naar Elis.

  1. Deze dingen zijn zoals ik beschreven heb. In de tempel van Hera staat een <beeld> van Zeus en er is een beeld van Hera, zittend op een troon. Zeus staat er naast. Hij heeft een baard, op zijn hoofd draagt hij een helm. De beelden zijn van eenvoudige makelij.
    De daarop volgende beelden van de Horai, zittend op tronen, zijn gemaakt door Smilis van Aigina.
    Naast hen staat een beeld van Themis, moeder van de Horai, gemaakt door Dorykleides, een Lakedaimoniër en leerling van Dipoinos en Skyllis.
    (2) De Hesperiden, vijf in getal, zijn gemaakt door Theokles,ook een Lakedaimoniër, de zoon van Hegylos, die ook bij Skyllis en Dipoinos in de leer zou zijn geweest.
    Het beeld van Athene, die een helm draagt en een speer en schild vasthoudt, zou een werk zijn van de Lakedaimoniër Medon, broer van Dorykleidas en leerling van dezelfde leermeesters.
    (3) Dan zijn er beelden van Kore, Demeter, Apollo en Artemis. De eerste twee zitten tegenover elkaar, terwijl Apollo en Artemis tegenover elkaar staan. Ook staan er beelden van Leto, Tyche, Dionysos en een gevleugelde Nike. Ik kan niet zeggen wie de beeldhouwers zijn, maar wel heb ik de indruk dat deze beelden erg oud zijn. De genoemde beelden zijn van ivoor en goud. Later zijn nog andere beelden in het Heraion opgesteld: een marmeren Hermes die de baby Dionysos draagt, een werk van Praxiteles, en een bronzen Aphrodite, gemaakt door Kleon van Sikyon. (4) De leermeester van deze Kleon, Antiphanes, kwam uit de school van Periklytos en deze was weer een leerling van Polykleitos van Argos. Voor Aphrodite staat een beeld van een zittend naakt jongetje, gemaakt door Boëthos van Kalchedon. Ook uit het zogeheten Philippeion zijn beelden van goud en ivoor gebracht, namelijk Eurydike, de vrouw van Aridaios, en Olympias, de vrouw van Philippos.
    (5) Er staat ook een cederhouten kist waarop figuren afgebeeld zijn, sommige van ivoor, andere van goud, maar ook uitgesneden in het cederhout zelf. Kypselos,de tiran van Korinthe, is door zijn moeder in die kist verstopt, toen de Bakchiden hem na zijn geboorte met man en macht probeerden te vinden. Als dank voor redding van Kypselos hebben zijn nakomelingen, de zogeheten Kypseliden, de kist als wijgeschenk in Olympia geplaatst. De Korinthiërs van toen gebruikten het woord kypsele voor kist en het kind zou naar dat woord de naam Kypselos gekregen hebben. (6) Bij de meeste figuren op de kist staan inscripties, met archaïsche letters geschreven. Soms lopen de letters in een rechte lijn, maar in andere gevallen gaat het schrift in de vorm die de Grieken boustrophedon noemen. Dat gaat zo: aan het einde van de regel loopt de volgende regel terug zoals hardlopers bij een wedloop met dubbele afstand. Bovendien zijn de inscripties op de kist in gedraaide letters geschreven en daardoor lastig te ontcijferen. Beginnend aan de onderkant laat de eerste strook de volgende taferelen zien:
    (7) Oinomaos achtervolgt Pelops, die Hippodameia vasthoudt. Beiden hebben twee paarden, maar de paarden van Pelops hebben vleugels.
    Meteen daarna staat er het huis van Amphiaraos en een oude vrouw draagt de baby Amphilochos. Voor het huis staat Eriphyle met haar halssnoer en naast haar staan haar dochters Eurydike en Demonassa en een naakt jongetje, Alkmaion. (8) Asios zegt in zijn epos dat Alkmene een dochter is van Amphiaraos en Eriphyle. Baton, de wagenmenner van Amphiaraos, houdt de teugels van de paarden in zijn ene hand en in de andere een speer. Amphiaraos staat al met één voet op de wagen; hij heeft een getrokken zwaard en richt zich naar Eriphyle, zo door zijn woede meegesleept dat hij zijn handen nauwelijks van haar kan afhouden.
    (9) Na het huis van Amphiaraos volgen de lijkspelen voor Pelias en het publiek dat naar de deelnemers kijkt. Herakles is afgebeeld, zittend op een troon en achter hem een vrouw. Er is geen inscriptie die aangeeft wie deze vrouw is, maar ze speelt op een Phrygische en niet op een Griekse fluit. Pisos, de zoon van Periëres, en Asterion, de zoon van Kometas, die zou hebben deelgenomen aan de tocht van de Argo, mennen een tweespan. Polydeukes en Admetos zijn er en naast hen Euphemos, volgens de dichters een zoon van Poseidon en metgezel van Iason op zijn tocht naar Kolchis. Hij is de winnaar van de wagenrace. (10) Degenen die zich aan een bokswedstrijd gewaagd hebben zijn Admetos en Mopsos, de zoon van Ampyx. Tussen hen in speelt een man op een fluit, zoals tegenwoordig ook de gewoonte is op de fluit te spelen bij het springen in de vijfkamp. De worstelwedstrijd tussen Iason en Peleus is nog onbeslist. Eurybotas, die een gerenommeerde discuswerper geweest moet zijn, staat afgebeeld, terwijl hij de discus werpt. De deelnemers aan een hardloopwedstrijd zijn Melanion, Neotheus en Phalareus; de vierde is Argeios en de vijfde Iphiklos. Deze laatste is de winnaar en aan hem reikt Akastos de krans uit. Waarschijnlijk is hij de vader van Protesilaos, die deelgenomen heeft aan de expeditie tegen Troje. (11) Er staan drievoeten, prijzen voor de winnaars. De dochters van Pelias zijn er, maar alleen van Akestis is de naam erbij geschreven. Iolaos, die vrijwillig Herakles bijstond bij zijn werken, is afgebeeld als winnaar van de wagenrace. Hier eindigen de lijkspelen voor Pelias.
    Dan staat Athene naast Herakles; hij schiet op de hydra, het wilde dier in de rivier Amymone. Omdat Herakles makkelijk te herkennen is aan wat hij doet en zijn gestalte, staat zijn naam er niet bijgeschreven. De Thrakiër Phineus is er en de zonen van Boreas jagen de Harpijen bij hem vandaan.

  1. De beschrijving van de tweede strook zal ik aan de linkerkant beginnen. Daar staat een vrouw die in haar rechterarm een wit, slapend kind draagt en in haar andere arm een zwart kind dat ook lijkt te slapen. De voeten van beide kinderen zijn naar verschillende kanten gekeerd. De inscripties geven aan, hoewel het ook zonder die inscripties wel te begrijpen is, dat zij Thanatos (Dood) en Hypnos (Slaap) zijn en dat Nyx (Nacht) hun voedster is.
    (2) Een vrouw met een mooie verschijning straft een lelijke vrouw. Met haar ene hand grijpt zij haar keel en met haar andere hand slaat ze haar met een stok. Dat is Dikè (Recht) die Adikia (Onrecht) zo behandelt. Twee andere vrouwen stampen met stampers in vijzels. Men denkt dat zij veel van tovermiddelen weten, hoewel er geen inscriptie bij staat. Wie de man en de vrouw die hem volgt zijn wordt aangegeven door de versregels in hexameters. Ze luiden zo:
    “Niet tegen haar wil brengt Idas Marpessa met mooie enkels,
    Euanos´ dochter, ontvoerd door Apollo, terug naar haar huis.”
    (3) Een in chiton geklede man houdt in zijn rechterhand een beker en in zijn andere hand een halssnoer. Alkmene wil die pakken. Deze scène stelt het Griekse verhaal voor dat Zeus in de gestalte van Amphytrion gemeenschap had met Alkmene. Menelaos draagt een pantser en komt met een zwaard op Helena af om haar te doden. Het is dus duidelijk dat Troje al veroverd is. Rechts van Medeia die op een troon zit staat Iason en aan de andere kant Aphrodite. Er staat een inscriptie bij: “Iason trouwt Medeia, naar Aphrodite´s raad.”
    (4) Dan zijn er de zingende Muzen en Apollo die hun zang leidt. Ook zij hebben een inscriptie:
    “De van ver treffende Apollo, Leto´s zoon, is dit.
    Rondom hem zingen de Muzen, het bevallige koor, door hem geleid.”
    Atlas draagt, zoals de legende is, de hemel en aarde op zijn schouders; hij draagt ook de appels van de Hesperiden. Er is geen aparte inscriptie die vertelt wie de man is, die het zwaard vasthoudt en op Atlas afkomt, maar voor iedereen is het duidelijk dat het Herakles is. De inscriptie luidt: “Hier draagt Atlas de hemel, maar de appels zal hij laten vallen.”
    (5) Ares is er in wapenrusting en hij voert Aphrodite mee. De inscriptie bij hem vermeldt: Enyalios. Thetis is afgebeeld als meisje. Peleus grijpt haar en uit de hand van Thetis kronkelt een slang op Peleus af. De zusters van Medousa, met vleugels, achtervolgen de vliegende Perseus. Alleen bij Perseus staat een inscriptie met zijn naam.
    (6) Op de derde strook van de kist staan militaire taferelen. Voor het grootste deel staat er voetvolk op, maar er zijn ook ruiters met tweespannen afgebeeld. Bij de soldaten kun je denken dat ze ten strijde trekken, maar ook dat ze samenkomen, omdat ze elkaar herkennen en elkaar willen begroeten. Door de uitleggers worden beide interpretaties gegeven.Sommigen zeggen dat zij de Aitoliërs van Oxylos zijn en de oude Eliërs, die elkaar ontmoeten, terwijl ze zich hun oorspronkelijke afkomst herinneren en hun goede gezindheid jegens elkaar tonen. Maar anderen zeggen dat het soldaten zijn, die tegen elkaar ten strijde trekken, en mensen uit Pylos en Arkadiërs, die vechten bij de stad Pheia en de rivier Iardanos. (7) Maar niemand zou ook maar een ogenblik kunnen aannemen dat de voorvader van Kypselos, een Korinthiër die de kist als bezit voor zichzelf liet maken, opzettelijk de locale Korinthische traditie zou hebben veronachtzaamd en totaal onbekende buitenlandse gebeurtenissen op de kist liet afbeelden. Mijn eigen interpretatie is als volgt. Kypselos en zijn voorouders kwamen oorspronkelijk uit Gonoussa boven Sikyon. (8) Melas, de zoon van Antasos, was hun voorvader. Alates weigerde, zoals ik in de beschrijving van Korinthe al verteld heb, Melas en zijn leger als medebewoners op te nemen, omdat hij door een orakel dat hij uit Delphi gekregen had argwaan koesterde. Maar uiteindelijk heeft hij, zij het met tegenzin, Melas toch toegelaten, toen hij op alle mogelijke manieren zijn gunst probeerde te winnen en iedere keer als hij weggestuurd werd met smeekbeden weer terugkwam. Je kunt daarom wel veronderstellen dat dit leger op de kist afgebeeld is.

  1. Op de vierde strook staat, als je van links rondgaat, Boreas die Oreithyia geschaakt heeft. In plaats van voeten heeft hij slangenstaarten. Dan volgt de strijd tussen Herakles en Geryones. Deze wordt voorgesteld als drie met elkaar verbonden mannen. Daarna staat Theseus met een lier en naast hem Ariadne; zij houdt een krans vast. Naast Achilles en Memnon, die met elkaar vechten, staan hun moeders. (2) Melanion is er en naast hem Atalanta met een hertenkalf. Aiax en Herakles hebben elkaar tot een duel uitgedaagd en tussen hen staat Eris met het uiterlijk van een afzichtelijke vrouw. Kalliphon van Samos heeft in de tempel van Artemis in Ephese ook zo´n soort voorstelling van Eris gemaakt, toen hij de strijd bij de Griekse schepen schilderde. Op de kist zijn ook de Dioskouroi afgebeeld. Een heeft geen baard en tussen hen in staat Helena. (3) Aithra, de dochter van Pittheus, is er, voor de voeten van Helena op de grond geworpen. Zij is in het zwart gekleed. Bij hen staat een inscriptie in een hexameter, waaraan één woord is toegevoegd:
    “Tyndareus´ zonen vervoeren Helena en sleuren ook Aithra weg van Athene.”
    (4) Op deze manier is de versregel gemaakt. Iphidamas, de zoon van Antenor, ligt op de grond en Koön vecht voor hem met Agamemnon. Op het schild van Agamemnon staat Phobos (Angst) met een leeuwenkop. De inscriptie boven het lichaam van Iphidamas luidt:
    “Iphidamas en hier is Koön die om hem strijdt.”
    Op het schild van Agamemnon staat de inscriptie:
    (5) “Dit is Phobos en de man die hem draagt is Agamemnon.”
    Hermes brengt de godinnen bij Alexander, de zoon van Priamos, om over hun schoonheid te oordelen. De inscriptie die er bij staat is:
    “Hermes toont Alexander Hera, Athene en Aphrodite om te oordelen over hun schoonheid.”
    Waarom Artemis vleugels op haar schouders heeft, weet ik niet. Met haar ene hand houdt zij een panter vast, met de andere een leeuw. Ook is afgebeeld dat Aiax Kassandra wegsleurt van het beeld van Athene. Daarbij staat een inscriptie:
    “Aiax van Lokri sleurt Kassandra weg van Athene.”
    (6) Dan zijn er de zonen van Oidipous. Polyneikes is op zijn knieën gevallen en Eteokles komt op hem af. Achter Polyneikes staat een vrouw met tanden die er even grimmig uitzien als die van een roofdier. De nagels van haar vingers zijn gekromd. De inscriptie bij haar zegt dat zij Kèr (doodsdemon) is, om aan te geven dat Polyneikes door het noodlot meegevoerd is en Eteokles een verdiende dood krijgt. Dionysos ligt in een grot. Hij heeft een baard en een gouden beker en is gekleed in een chiton die tot zijn voeten reikt. Om hem heen staan wijnstokken, appelbomen en granaatappelbomen.
    (7) De bovenste strook – er zijn er vijf – heeft geen inscripties, zodat we slechts kunnen raden naar de betekenis van de voorstellingen. In een grot ligt een slapende vrouw met een man op een bed. Afgaande op het aantal dienaressen voor de grot en wat zij doen denk ik dat zij Odysseus en Kirke zijn. Er zijn namelijk vier vrouwen bezig met de taken die Homeros in zijn gedichten noemt. Er is een Kentaur. Niet al zijn benen zijn die van een paard, de voorbenen zijn die van een man. (8) Dan is er een wagen met twee paarden. Daarin staan vrouwen. De paarden hebben gouden vleugels en een man geeft wapens aan een vrouw. Ik denk dat deze scène betrekking heeft op de dood van Patroklos. De vrouwen op de wagen zijn dan de Nereïden en Thetis ontvangt de wapenrusting van Hephaistos. Bovendien staat de man die de wapenrusting geeft niet stevig op zijn benen en wordt hij gevolgd door een dienaar met een vuurtang. (9) De Kentaur zou Chiron zijn. Hij zou, hoewel hij niet meer onder de mensen was en waardig bevonden bij de goden te wonen, gekomen zijn om het leed van Achilles te verlichten. Er zijn twee meisjes op een muilezelwagen. Een meisje houdt de teugels vast, het andere heeft een sluier over haar hoofd. Men denkt dat dit Nausikaä, de dochter van Alkinoös, is met een dienares, die naar de wasplaats rijdt. De man die op de Kentauren schiet en enkelen van hen gedood heeft is klaarblijkelijk Herakles, bezig met een van zijn werken.
    (10) Ik kan onmogelijk gissen wie de maker van de kist is. Hoewel de inscripties van een andere dichter kunnen zijn, heb ik een sterk vermoeden dat ze aan Eumelos van Korinthe toegeschreven moeten worden. Daarvoor zijn verschillende aanwijzingen. De belangrijkste daarvan is de processiehymne die hij voor Delos maakte.

  1. Er zijn hier nog andere wijgeschenken: een bed, klein van formaat en grotendeels versierd met ivoor, de discus van Iphitos en een tafel waarop de kransen voor de winnaars uitgestald worden. Het bed zou een stuk speelgoed van Hippodameia geweest zijn. Op de discus van Iphitos staat een inscriptie met de tekst van het wapenstilstandsverdrag dat de Eliërs afkondigen ter gelegenheid van de Olympische spelen. De regels zijn niet in een rechte lijn, maar lopen in een cirkel over de discus. (2) De tafel is van ivoor en goud en is een werk van Kolotes. Kolotes zou afkomstig zijn uit Herakleia, maar mensen die deskundig zijn op het gebied van sculpturen beweren dat hij uit Paros stamt en een leerling was van Pasiteles en deze was weer een leerling van *********.
    Er zijn voorstellingen van Hera, Zeus, de Moeder van de goden, Hermes en Apollo met Artemis. Aan de achterkant zijn de wedstrijden afgebeeld. (3) Daarnaast staan aan de ene kant Asklepios en Hygeia, een van zijn dochters, en verder Ares met naast zich Agon. Aan de andere kant staan Pluto, Dionysos, Persephone en de Nimfen; een van hen houdt een bal vast. Over de sleutel – Pluto heeft namelijk een sleutel – vertelt men dat de zogeheten Hades daarmee door hem gesloten wordt, zodat niemand daaruit terugkomt.
    (4) Een verhaal dat Aristarchos, de gids van de bezienswaardigheden in Olympia, vertelde, wil ik niet achterwege laten. Hij zei dat in zijn jeugd, toen de Eliërs het dak van het Heraion, dat in verval was geraakt, restaureerden, het lichaam van een soldaat, overdekt met wonden, aangetroffen is tussen het versierde plafond en de dakconstructie die de dakpannen droeg. Deze soldaat had deelgenomen aan de gevechten van de Eliërs tegen de Lakedaimoniërs in de Altis. (5) De Eliërs klommen toen immers op de heiligdommen van de goden en alle hoge plaatsen om zich te verdedigen. Ik denk dat deze man daar onder gekropen is en ten gevolge van zijn verwondingen in onmacht gevallen en gestorven is. Toen hij dood was, konden noch de verstikkende zomerhitte noch de ijzige winterkou zijn lichaam aantasten, omdat het op een geheel geïsoleerde plek lag. Verder vertelde Aristarchos dat ze zijn lichaam buiten de Altis gebracht hebben en het met zijn wapens begraven hebben.
    (6) De zuil die de Eliërs de zuil van Oinomaos noemen staat er als je vanaf het grote altaar naar de tempel van Zeus loopt. Aan de linkerkant staan vier zuilen met daar overheen een dak, bedoeld om de houten zuil, die langzamerhand in verval is geraakt en door stutten overeind gehouden wordt, te beschermen. Die zuil zou in het huis van Oinomaos gestaan hebben. Het huis is door de bliksem getroffen en afgebrand; alleen de zuil is bewaard gebleven. (7) Er staat een bronzen plaat bij met de volgende inscriptie:
    “Vreemdeling! Ik ben een zuil, een relict van de roemrijke woning.
    Ik, Oinomaos´ bezit, stut van zijn roemrijk paleis;
    thans sta ik hier, bij de tempel van Kronos´ zoon, in de stutten
    kostbaar te zijn; want het vuur gaf me aan zijn vlammen niet prijs.”
    (8) In mijn tijd deed zich nog iets voor. Een Romeinse senator had een Olympische overwinning behaald. Ter herinnering aan zijn overwinning wilde hij een bronzen beeld met een inscriptie plaatsen en liet graafwerkzaamheden verrichten voor het voetstuk. Toen de werklieden bij het graven vlakbij de zuil van Oinomaos gekomen waren, vonden ze daar restanten van wapens, teugels en paardenbitten.
    (9) Die dingen heb ik zelf bij de graafwerkzaamheden gezien. Er is een kleine tempel in Dorische stijl, die nog steeds Metroön genoemd wordt, een naam die al heel oud is. Er staat geen beeld van de Moeder der goden. Wel staan er beelden van Romeinse keizers. Het Metroön staat in de Altis, evenals een rond gebouw met de naam Philippeion. Op de nok van het dak van het Philippeion bevindt zich een bronzen papaver die dienst doet als verbinding tussen de balken. (10) Dit gebouw staat links bij de uitgang van het Prytaneion. Het is gemaakt van baksteen en er staan zuilen omheen. Het is gebouwd door Philippos na de val van Griekenland bij Chaironeia. Er staan beelden van Philippos en Alexander met Amyntas, de vader van Philippos. De maker is Leochares en ze zijn van goud en ivoor, net als de beelden van Olympias en Eurydike.Dtas, de vader van Philippos en Alexander met Amd bij Chaironaiaer die dienst doet als verbinding tussen de balken.or heraakt e

  1. Ik zal nu mijn verslag vervolgen met een beschrijving van de beelden en votiefgeschenken. Ik wil deze liever niet door elkaar behandelen. Want op de Akropolis in Athene zijn de beelden, zoals alle andere voorwerpen, allemaal votiefgeschenken. Maar in de Altis zijn sommige dingen opgesteld ter ere van de goden, terwijl de beelden van de winnaars van de wedstrijden als prijzen aan hen toegekend worden. De beelden zal ik later behandelen; eerst zal ik me bezig houden met de votiefgeschenken en de meest opmerkelijke daarvan nagaan.
    (2) Wanneer je over de weg vanaf het Metroön in de richting van het stadion gaat, zie je links aan de voet van de Kroniosheuvel een stenen terras, vlakbij de heuvel, met traptreden er voor. Op dat terras staan bronzen beelden van Zeus opgesteld. Die zijn gemaakt van de geldboetes die de atleten opgelegd werden bij overtreding van de wedstrijdreglementen. Door de locale bevolking worden ze Zanes genoemd. (3) De eerste zes zijn opgesteld tijdens de 98e Olympiade. Want Eupolos van Thessalië had de deelnemers aan de bokswedstrijden, Agetor van Arkadië en Prytanis van Kyzikos, omgekocht. Bovendien ook Phormio van Halikarnassos, die bij de voorgaande Olympische spelen had gewonnen. Ze zeggen dat dit de eerste keer was dat een atleet de regels heeft overtreden. Eupolos en wie zich door hem had laten omkopen zouden de eersten geweest aan wie de Eliërs een geldboete opgelegd hebben. Twee van de beelden staan op naam van Kleon van Sikyon; wie de volgende vier gemaakt heeft, weet ik niet. (4) Behalve het derde en vierde beeld hebben ze verder allemaal een inscriptie. De eerste inscriptie zegt dat een Olympische zege niet door geld, maar door snelheid van voeten of lichaamskracht behaald hoort te worden. De inscriptie op het tweede beeld zegt dat dit beeld er dankzij de vroomheid van de Eliërs ter ere van de god staat om atleten die de regels overtreden te waarschuwen. De bedoeling van de inscriptie op het vijfde beeld is de Eliërs te prijzen, in het bijzonder voor het feit dat zij de boksers een straf opgelegd hebben. De laatste is dat de beelden een waarschuwing zijn aan alle Grieken om geen Olympische zege met geld te kopen.
    (5) Na Eupolos zou de Athener Kallippos, deelnemer aan de pentathlon, de volgende geweest zijn die zijn tegenstanders omgekocht heeft. Dat gebeurde tijdens de 112e Olympiade. De Eliërs legden Kallippos en zijn tegenstanders een boete op, waarna de Atheners Hypeirides stuurden om de Eliërs over te halen hun de boete kwijt te schelden. Toen de Eliërs weigerden hun die gunst toe te staan, waren de Atheners zo arrogant, dat ze het geld niet betaalden en ze boycotten de Olympische spelen, totdat de god in Delphi zei hun geen orakel meer te zullen geven voordat ze de boete aan de Eliërs betaald hadden. (6) Toen die betaald was, zijn zes beelden voor Zeus gemaakt. Daarop zijn inscripties aangebracht, die op geen enkel punt fraaier zijn dan de inscriptie over de straf van Eupolos. De strekking van de eerste inscriptie is dat de beelden opgericht zijn, omdat de god in een orakel de besluiten van de Eliërs over de atleten goedgekeurd had. In de tweede en derde inscriptie worden de Eliërs geprezen voor de maatregelen tegen de atleten. De strekking van de vierde inscriptie is dat het bij de Olympische spelen om verdienste gaat en niet om geld; de vijfde maakt duidelijk waarom de beelden opgericht zijn en de zesde noemt het orakel dat de Atheners uit Delphi gekregen hebben.
    (8) De twee beelden die op de zojuist genoemde volgen zijn opgericht van de boetes die aan worstelaars opgelegd zijn. Hoe zij heten, is mij en ook de Elische gidsen onbekend. Op die beelden staan wel inscripties, maar de eerste vermeldt dat de Rhodiërs geld betaald hebben aan de Olympische Zeus voor de overtreding van een worstelaar en de andere zegt dat worstelaars om geschenken gestreden hebben en het beeld opgericht is van de opgelegde boete. (9) Als aanvulling daarop vertellen de Elische gidsen dat dit gebeurd is bij de 178e Olympiade en dat Eupolos geld van Philostratos, een Rhodiër, geaccepteerd heeft. Ik heb gevonden dat de Elische verslagen over de Olympische overwinningen niet met deze versie overeenkomen. Daarin staat namelijk dat Straton uit Alexandrië bij de 178e Olympiade op dezelfde dag de pankration en het worstelen gewonnen heeft. Alexandrië, aan de monding van de Kanopos van de Nijl, is gesticht door Alexander, de zoon van Philippos, maar men vertelt dat er al eerder een klein stadje, Rhakotis, was. (10) Van drie mensen uit de tijd voor deze Straton en evenveel mannen na hem is bekend dat ze de olijftak als prijs voor het winnen van de pankration en het worstelen gekregen hebben. Dat waren Kapros uit Elis zelf, van de Grieken aan de andere kant van de Aigeïsche zee Aristomenos van Rhodos en Protophanes van Magnesia aan de Lethaios. De mannen na Straton zijn: Marion, een stadgenoot van Straton, Aristeas van Stratonikeia – vroeger hadden de streek en de stad beiden de naam Chrysaoris – en de zevende was Nikostratos van Cilicië aan de kust, hoewel hij behalve de naam niets gemeen had met de Ciliciërs. (11) Deze Nikostratos, telg van een aanzienlijke familie, was als kind door rovers uit Prymnessos in Phrygië ontvoerd en, naar Aigeai gebracht, door iemand gekocht. Deze man had later een droom. Hij droomde dat er een leeuwenwelp lag onder het veldbed waarop Nikostratos sliep. Toen Nikostratos opgegroeid was, behaalde hij op de Olympische spelen behalve in de pankration en het worstelen nog andere overwinningen.
    (12) Later kregen ook anderen boetes van de Eliërs. Bijvoorbeeld een bokser uit Alexandrië bij de 218e Olympiade. De gestrafte man heette Apollonios en zijn bijnaam was Rhantes. In Alexandrië is het een soort folklore mensen een bijnaam te geven. Hij was de eerste Egyptenaar die door de Eliërs veroordeeld is voor een overtreding. (13) Hij is niet veroordeeld voor het zelf geven of aannemen van geld, maar omdat hij de volgende schande over de spelen gebracht had. Hij was niet op het voorgeschreven tijdstip aanwezig en omdat de Eliërs zich aan de regels hielden, restte hun niets anders dan hem te diskwalificeren. Want zijn excuus, dat hij tussen de Kykladen door tegenwind opgehouden was, is door Herakleides, ook uit Alexandrië afkomstig, als een leugen ontmaskerd. Hij toonde aan dat Apollonios te laat was, omdat hij bij de Ionische spelen geld verdiend had. (14) In deze situatie hebben de Eliërs Apollonios en elke andere bokser, die niet op het voorgeschreven tijdstip aanwezig was, van deelname van de wedstrijden uitgesloten. Ze kenden de overwinningskrans toe aan Herakleides zonder dat hij er omgestreden had. Hierop wikkelde Apollonios leren riemen om zijn handen, stormde op Herakleides af en begon hem flink toe te takelen, hoewel deze de wilde olijfkrans al droeg en toevlucht gezocht had bij de scheidsrechters. Hij zou voor zijn lichtzinnig gedrag een zware geldboete krijgen.
    (15) Er zijn nog twee andere beelden in moderne stijl. Want tijdens de 226e spelen werd ontdekt dat twee boksers, die om de overwinning streden, met elkaar een geldbedrag afgesproken hadden. Daarvoor werd een boete opgelegd. Van de beelden die daarvan gemaakt zijn staat het ene links van de ingang van het stadion, het andere rechts. De naam van de ene bokser was Didas; degene die het geldbedrag had aangeboden heette Sarapammon. Zij waren afkomstig uit hetzelfde district, het jongste in Egypte, genaamd Arsinoïtis.
    (16) Het is op zichzelf al verbazingwekkend dat iemand geen respect betoont voor de god van Olympia door steekpenningen te accepteren of te bieden bij wedstrijden, maar nog veel vreemder wordt het, als een van de Eliërs zelf een dergelijke laagheid begaat. Er wordt verteld dat Damonikos dat gedaan heeft bij de 192e Olympiade. Polyktor, de zoon van Damonikos, en Sosander uit Smyrna, die dezelfde naam had als zijn vader, waren aangetreden voor het worstelen om de zegekrans. Omdat Damonikos tot iedere prijs wilde dat zijn zoon de overwinning zou behalen, had hij de vader van Sosander een geldbedrag geboden. (17) Toen de zaak aan het licht was gekomen, legden de Hellanodikai een geldboete op, niet aan de zonen, maar ze richtten hun verontwaardiging op de vaders, omdat zij de werkelijke overtreders waren. Van die boete zijn beelden gemaakt. Een is opgesteld in het gymnasion van de Eliërs, het andere staat in de Altis voor de zuilengalerij die Poikile (de Bonte) genoemd wordt, omdat vroeger op de wanden schilderingen waren. Sommigen noemen die zuilengalerij ook wel Echohal, omdat wanneer iemand schreeuwt, de stem zeven keer of vaker door de echo herhaald wordt.
    (18) Sarapion, een pankratiast uit Alexandrië, zou bij de 201e Olympiade zo onder de indruk van zijn tegenstanders geraakt zijn, dat hij de dag voordat de pankration afgekondigd zou worden ervandoor is gegaan. Dat is de enige keer dat vermeld wordt dat iemand, en dan nog een Egyptenaar, beboet is voor laf gedrag.

  1. Ik heb gevonden dat dit de redenen waren, waarom de genoemde beelden gemaakt zijn. Ook staan er beelden van Zeus, die van staatswege of door privé-personen opgesteld zijn. In de Altis staat dichtbij de toegang tot het stadion een altaar. Daarop offeren de Eliërs niet aan een van de goden, maar het is gebruik dat trompetblazers en herauten er op staan bij hun wedstrijden. Naast dat altaar bevindt zich een bronzen voetstuk met een beeld van Zeus er op, ongeveer zes el hoog, met in iedere hand een bliksem. Het is opgesteld door het volk van Kynaitha. Het beeld,dat een halsketting draagt en een jonge knaap voorstelt, is een wijgeschenk van Kleolas uit Phlia.
    (2) Naast het zogeheten Hippodamion bevindt zich een halfrond marmeren voetstuk met beelden van Zeus, Thetis en Hemera die Zeus smeekt ten behoeve van haar kinderen. Achilles en Memnon, in de houding van mannen die met elkaar gaan vechten, staan elk aan een uiteinde van het voetstuk. Op dezelfde manier staan ook anderen tegenover elkaar, steeds een barbaar tegenover een Griek: Odysseus tegenover Helenos, omdat zij de naam hadden het slimst in beide legers te zijn, en Menelaos tegenover Alexander vanwege hun oude vijandschap. Verder Aineias en Diomedes en Deïphobos en Aias, de zoon van Telamon.
    (3) Die beelden zijn het werk van Lykios, de zoon van Myron, en zijn wijgeschenken van het volk van Apollonia aan de Ionische zee. Onder de voeten van Zeus staat een inscriptie in archaïsche letters:
    “Gewijd zijn wij, gedenktekens van Apollonia,
    gesticht aan de Ionische zee door Phoibos met lange haren.
    Veroveraars van Abantis´ grenzen en land wijdden de gaven,
    met hulp van de goden, een tiende van Thronions buit.”
    Het gebied met de naam Abantis en het stadje Thronion lagen op het Thesprotische vasteland tegenover de Keraunische bergen. (4) Toen de Griekse schepen op hun terugreis uit Troje uiteengedreven waren, werden de Lokriërs uit Thronion aan de rivier Boagrios en de Abanten uit Euboia met in totaal acht schepen naar de Keraunische bergen afgedreven. Daar vestigden zij zich en stichtten er een stad, Thronion. Het deel van het gebied dat ze bezetten gaven ze met algemene instemming de naam Abantis. Later werden ze door hun buren, de bewoners van Apollonia, in een oorlog overwonnen en verdreven. Men zegt dat Apollonia een kolonie was van Korkyra en Korkyra een kolonie van Korinthe en dat de Korinthiërs een deel van de buit kregen.
    (5) Een eindje verder staat een beeld van Zeus, naar het oosten gericht, met in zijn ene hand een adelaar en in de andere een bliksem. Op het hoofd draagt hij een krans van voorjaarsbloemen. Het is een wijgeschenk van het volk van Megapontos en vervaardigd door Aristonos van Aigina. Wie de leermeester van deze Aristonos was en in welke tijd hij leefde, weet ik niet. (6) De Phliasiërs hebben ook beelden opgesteld van Zeus, de dochters van Asopos en Asopos zelf. Ze staan in deze volgorde: Nemea is de eerste van de zusters, dan volgt Zeus die Aigina grijpt, naast Aigina staat Harpina – volgens de overlevering van de Eliërs en Phliasiërs had Ares gemeenschap met haar en was zij de moeder van Oinomaos, de koning van Pisa – ,dan komt Korkyra en naast haar staat Thebe; tenslotte Asopos. Over Korkyra wordt verteld dat Poseidon gemeenschap met haar had. Pindaros zegt in een gedicht iets dergelijks over Thebe en Zeus.
    (7) Mannen uit Leontinoi hebben niet op staatskosten, maar privé een beeld van Zeus opgericht. Dat is ongeveer zeven el hoog. In zijn handen heeft hij een adelaar en de pijl van Zeus, zoals dichters het noemen. Hippagoras, Phrynon en Ainesidamos hebben het opgericht. Volgens mij was dat een andere Ainesidamos dan de tiran van Leontinoi.

  1. Wanneer je de ingang tot het Bouleuterion passeert, staat er een beeld van Zeus zonder inscriptie en als je dan in noordelijke richting teruggaat, zie je weer een Zeusbeeld. Dat is op het oosten gericht en opgesteld door de Grieken die in de slag bij Plataiai tegen Mardonios en de Perzen gestreden hebben. Rechts op het voetstuk zijn de steden die aan de strijd deelgenomen hebben vermeld, eerst de Lakedaimoniërs, dan de Atheners, als derde en vierde zijn de Korinthiërs en Sikyoniërs genoemd, (2) als vijfde de Aigineten, vervolgens de Megariërs en Epidauriërs, van de Arkadiërs de Tegeaten en Orchomeniërs, dan de bewoners van Phlious, Troizen en Hermion, uit de Argolis de mannen van Tiryns, uit Boiotië alleen de Plataiers, van de Argivers de bewoners van Mykenai en van de eilanden de mannen van Keos en Melos, van het Thesprotische vasteland de Ambrakioten, uit Triphylia alleen de Teniërs en Lepreaten, uit de Aigeïsche zee en de Kykladen niet alleen de Teniërs, maar ook nog de Naxiërs en Kythniërs, van Euboia de Styriërs, dan de Eliërs, de mensen van Potidaia en de Anaktoriërs en tenslotte de Chalkidiërs van de Euripos. (3) Van deze steden zijn tegenwoordig de volgende onbewoond. Mykenai en Tiryns zijn na de Perzische oorlogen door de Argivers verwoest. De bewoners van Ambrakia en Anaktoria, kolonisten van Korinthe, zijn door de Romeinse keizer weggevoerd om te helpen bij de stichting van Nikopolis bij Actium. De Potidaiers overkwam het twee maal dat ze uit hun stad verdreven werden, een keer door Philippos, de zoon van Amyntas, en al eerder door de Atheners, maar later bracht Kassander hen terug naar hun vaderland. De stad kreeg echter de oude naam niet terug, maar werd Kassandreia genoemd, naar de stichter. Het beeld dat de Grieken in Olympia wijdden is gemaakt door Anaxagoras van Aigina. Degenen die de geschiedenis van Plataiai beschreven hebben noemen hem niet in hun werk.
    (4) Voor deze Zeus staat een bronzen stele met de bepalingen van het dertigjarige vredesverdrag tussen de Lakedaimoniërs en Atheners. Die vrede sloten de Atheners, toen ze Euboia voor de tweede keer onderworpen hadden, in het derde jaar van de 83e Olympiade, waarin Krison van Himera de hardloopwedstrijd won. Een van de bepalingen van het verdrag was dat de stad Argos geen partij was in de vrede tussen Athene en Sparta, maar dat zij, als de Atheners en Argivers het wilden, apart vriendschappelijke betrekkingen met elkaar mochten onderhouden. Zulke bepalingen bevatte het verdrag.
    (5) Een ander beeld van Zeus staat naast de wagen van Kleosthenes. Daarover zal ik later spreken. Het Zeusbeeld is een wijgeschenk van de Megariërs en gemaakt door de broers Psylakos en Onaithos en hun zonen. Over hun leeftijd, vaderland en wie hun leermeester was kan ik niets vertellen. (6) Bij de wagen van Gelon staat een archaïsche Zeus met een scepter. Dat zou een wijgeschenk zijn van de Hyblaiers. Er waren op Sicilië twee steden met de naam Hybla. Een daarvan had de bijnaam Gereatis, de andere werd de Grotere genoemd en dat was het ook. Die namen hebben ze nog steeds, maar het Grotere Hybla in het district Katana is geheel onbewoond. Gereatis is een dorp in Katana met een heiligdom van de godin Hyblaia die op Sicilië vereerd wordt. Ik denk dat het beeld door hen naar Olympia gebracht is. Want Philistos, de zoon van Archomenides, zegt dat zij uitleggers waren van droomvoorspellingen en zich in vroomheid onderscheidden van de barbaren op Sicilië.
    (7) Vlakbij het wijgeschenk van de Hyblaiers staat een bronzen voetstuk met een Zeusbeeld. De hoogte daarvan schat ik op ongeveer achttien voet. Wie het aan de goden gewijd hebben en wie de makers waren, wordt in een inscriptie die er op aangebracht is verteld:
    “De Kleitoriërs hebben dit beeld gewijd aan de god, tiende deel
    van buit uit veel steden die zij in oorlog bedwongen.
    De makers zijn Ariston en Telestas,
    Broers van elkaar en Lakoniërs.”
    Ik denk dat zij niet overal in Griekenland bekend zijn. Anders hadden de Eliërs wel iets over hen te melden en de Lakedaimoniërs nog meer, omdat zijn hun medeburgers waren.

  1. Naast het altaar van Zeus Laoitas en Poseidon Laoitas staat een Zeus op een bronzen voetstuk, een geschenk van het Korinthische volk en een werk van een zekere Mousos. Wanneer je van het Bouleuterion naar de grote tempel gaat, staat links een beeld van Zeus, als het ware met een bloemenkrans, en in zijn linkerhand is een bliksem aangebracht. Het is een werk van Askaros van Thebe, een leerling van Kanachos van Sikyon. De inscriptie er op zegt dat dit het tiende deel is van de buit uit de oorlog tussen de Phokiërs en Thessaliërs. (2) Als de Thessaliërs in een oorlog met de Phokiërs geraakt zijn en dit hun wijgeschenk uit de buit op de Phokiërs is, kan het niet de zogenaamde Heilige oorlog zijn, maar moet het de oorlog zijn die ze gevoerd hebben voordat de Perzen en hun koning naar Griekenland overstaken. Niet ver daarvandaan staat een Zeus die de Psophidiërs opgericht hebben na een succesvolle oorlog, zoals de er op aangebrachte inscriptie aangeeft.
    (3) Rechts van de grote tempel staat een Zeus, gericht naar het oosten en twaalf voet hoog. Het zou een wijgeschenk zijn van de Lakedaimoniërs, toen ze in oorlog kwamen met de Messeniërs bij hun tweede opstand. Er staat een epigram op:
    “Ontvang, heerser, zoon van Kronos, Olympische Zeus,
    een mooi beeld met een hart, de Lakedaimoniërs genadig.”
    (4) We kennen geen Romein, particulier burger of senator, die vóór Mummius een wijgeschenk opgesteld heeft in een Grieks heiligdom. Mummius wijdde van de buit uit Achaia een bronzen Zeus in Olympia. Het staat links van het wijgeschenk van de Lakedaimoniërs naast de eerste zuil van de tempel. Het grootste bronzen Zeusbeeld in de Altis is door de Eliërs zelf opgesteld van de buit uit de oorlog tegen de Arkadiërs. Het is zevenentwintig voet hoog. (5) Naast het Pelopion staat een niet zo hoge zuil met daarop een klein beeld van Zeus die een hand uitstrekt. Er tegenover staan andere wijgeschenken op een rij, evenals beelden van Zeus en Ganymedes. In de gedichten van Homeros staat dat Ganymedes ontvoerd is door de goden om te dienen als wijnschenker voor Zeus en in ruil voor hem paarden als geschenk aan Tros gegeven zijn. Het is een wijgeschenk van Gnathis van Thessalië en het is gemaakt door Aristokles, leerling en zoon van Kleoitas. (6) Er is nog een andere Zeus, nog zonder baard, die tussen de wijgeschenken van Mikythos staat. Wie Mikythos was, uit welke familie hij kwam en waarom hij talrijke wijgeschenken in Olympia opstelde, zal ik later vertellen. Wanneer je van het genoemde beeld een klein stukje rechtdoor gaat, kom je bij een beeld van Zeus, ook zonder baard. Het is een wijgeschenk van de Elaïten die de eerste stad van Aiolis, als je van de Kaïkosvlakte richting zee gaat, bewonen. (7) Daarnaast staat weer een ander Zeusbeeld. De inscriptie daarop meldt dat de Chersonesiërs van Knidos het opgericht hebben van de buit op hun vijanden. Aan weerskanten van Zeus hebben ze Pelops en de rivier Alpheios opgesteld. Het grootste deel van de stad Knidos ligt op het Karische vasteland en daar bevinden zich ook de belangrijkste bezienswaardigheden. De zogeheten Chersonesos is een eiland voor het vasteland waarmee het door een brug verbonden is. (8) De wijgeschenken in Olympia zijn opgesteld door de mensen die daar wonen, zoals de bewoners van het deel van Ephese, dat Koresos heet, zouden zeggen dat onafhankelijk van de stad Ephese wijgeschenken opgesteld hebben. Bij de muur van de Altis staat nog een Zeus, gericht op het westen, zonder inscriptie. Ook deze zou door Mummius opgericht zijn van de buit uit de oorlog met de Achaiers.
    (9) Het beeld van Zeus in het Bouleuterion is meer dan alle andere beelden bedoeld om hen die onrecht doen af te schrikken. Het heeft de bijnaam Horkios (god van de eed) en heeft in beide handen een bliksem. Bij dit beeld moeten de atleten, hun vaders en broers en ook hun trainers bij stukken vlees van een everzwijn de eed afleggen dat ze geen overtreding tegen de regels van de Olympische spelen zullen begaan. De atleten zweren bovendien dat ze zich tien maanden lang nauwgezet hebben gehouden aan de trainingsvoorschriften. (10) Ook zij die de jongens en de veulens bij de wedrennen keuren zweren dat ze eerlijk en zonder omkoping zullen oordelen en alles over wie toegelaten wordt en wie niet geheim zullen houden. Ik heb er niet aan gedacht te vragen wat ze na de eed van de atleten met het everzwijn doen, omdat het in oude tijden geen gebruik was dat iemand mocht eten van offerdieren waarbij een eed afgelegd was. (11) Homeros geeft dat heel duidelijk aan. Agamemnon liet namelijk het everzwijn waarbij hij had gezworen dat Briseïs nooit met hem het bed had gedeeld door de heraut in zee gooien.
    “Zo sprak hij en met het meedogenloos brons sneed hij de strot van het zwijn door.
    Talthybios gooide het met een zwaai in de diepte der zee, een prooi voor de vissen.”
    Zo waren de oude gebruiken. Voor de voeten van Horkios is een bronzen plaat met een inscriptie in versregels, bedoeld om meineedplegers vrees in te boezemen.

  1. Ik heb met de grootst mogelijke nauwkeurigheid een overzicht gegeven van de Zeusbeelden in de Altis. Het wijgeschenk bij de grote tempel, opgesteld door een Korinthiër – niet een oude Korinthiër, maar iemand van hen die de stad van de keizer gekregen hebben – is Alexander, de zoon van Philippos, voorgesteld als Zeus. De andere beelden, die niet Zeus voorstellen, zal ik ook vermelden. Beelden die niet ter ere van goden opgesteld zijn, maar om mensen te belonen, zal ik opnemen in het verslag van de atleten.
    (2) De Messeniërs aan de zeestraat stuurden volgens oud gebruik een koor van vijfendertig jongens naar Rhegion, een koorleider en een fluitspeler naar een locaal festival van Rhegion. Op een keer werden ze getroffen door een ramp en geen van de uitgezonden mensen keerde levend terug. Want het schip met de jongens aan boord verging met man en muis. (3) Die zeestraat is namelijk het meest stormachtige deel van de hele zee. Want het is onstuimig doordat de winden de golven van twee kanten opstuwen, vanuit de Adriatische zee en vanuit de andere zee die de Thyrreense zee heet. Ook wanneer er geen wind waait, is de zeestraat uit zichzelf heel heftig en zijn er sterke stromingen. Er verzamelen zich altijd zo veel dieren, dat de lucht boven de zee vol is van hun stank. Voor een schipbreukeling is er dus geen enkele hoop op redding uit de zeestraat. Als de schipbreuk van Odysseus hier plaatsgevonden heeft, kun je nauwelijks geloven dat hij zijn leven gered heeft door naar Italie te zwemmen. Maar de welwillendheid van de goden maakt alles mogelijk.
    (4) De Messeniërs treurden over het verlies van de jongens. Er werden veel eerbewijzen voor hen bedacht; een daarvan was dat ze bronzen beelden in Olympia opstelden en ook voor de koorleider en de fluitspeler. De oude inscriptie gaf aan dat de wijgeschenken van de Messeniërs aan de zeestraat waren. Later heeft Hippias, die de Grieken de wijze noemen, een gedicht op hen geschreven. De beelden zijn gemaakt door Kallon van Elis.
    (5) Op het voorgebergte van Sicilië, dat op het zuiden gericht is en Pachynon heet, ligt de stad Motye. Die stad wordt bewoond door Libyers en Phoinikiërs. Met die barbaren raakten de Agrigentijnen in oorlog en van de buit die ze op hen veroverden plaatsten ze in Olympia de bronzen jongens met uitgestrekte rechterhanden als mensen die tot de god bidden. Ze staan op de muur van de Altis. Ik vermoed dat ze vervaardigd zijn door Kalamis en dat is ook wat over hen verteld wordt. De volken die op Sicilië wonen zijn deze: de Sikaniërs en Sikeliërs, overgekomen uit Italië, en Phrygiërs van de rivier Skamander en het gebied van Troas. De Phoinikiërs en Libyers arriveerden in een gezamenlijke expeditie op het eiland en zijn kolonisten van Karthago. Dit zijn de barbaarse volken op Sicilië. Grieken die er wonen zijn Doriërs, Ioniërs, een klein deel Phokiërs en mensen uit Attika.
    (7) Op dezelfde muur als de wijgeschenken van de Agrigentijnen staan twee naakte beelden van Herakles als jongen. Een beeld stelt hem voor, terwijl hij de leeuw van Nemea schiet. Dat beeld is, net als de leeuw die bij hem staat, een wijgeschenk van Hippotion van Tarente en is het werk van Nikodamos van Mainalos. Het andere beeld is een wijgeschenk van Anaxippos van Mende en door de Eliërs hierheen gebracht. Vroeger stond het aan het einde van de weg die van Elis naar Olympia loopt en de Heilige weg heet.
    (8) Er staan ook gemeenschappelijke wijgeschenken van het Achaiïsche volk. Ze stellen de mannen voor, die er om loten wie mag vechten, toen Hektor een Griek tot een tweegevecht uitdaagde. Ze staan, bewapend met lansen en schilden, vlakbij de grote tempel. Er tegenover staat op een ander voetstuk Nestor die het lot van ieder in een helm gegooid heeft. Het aantal mannen dat meeloot bedraagt acht, want de negende, een beeld van Odysseus, zou door Nero naar Rome overgebracht zijn. Van deze acht staat alleen op het beeld van Agamemnon een inscriptie met de naam; de letters van die inscriptie lopen van rechts naar links. Degene die de haan als embleem op zijn schild heeft is Idomeneus, afstammeling van Minos. Idomeneus zou afstammen van Helios, de vader van Pasiphaë, en de haan is gewijd aan Helios en kondigt aan wanneer de zon opkomt. (10) Op het voetstuk staat ook een inscriptie:
    “Aan Zeus wijdden de Achaiers deze beelden,
    afstammelingen van de godengelijke Pelops, zoon van Tantalos.”
    Zo luidt de inscriptie op het voetstuk. Wie de beeldhouwer was, staat geschreven op het schild van Idomeneus:
    “Talrijke werken, ook deze, maakte de knappe Onatas.
    Zijn vader was Mikon, hij kwam van Aigina.”
    (11) Niet ver van het wijgeschenk van de Achaiers staat ook een Herakles die met de Amazone, een vrouw te paard, om haar gordel strijdt. Deze is gewijd door Euagoras van Zankle en gemaakt door Aristokles van Kydonia. Je kunt Aristokles tot de oudste beeldhouwers rekenen. Niemand kan met zekerheid zeggen in welke tijd hij leefde, maar het is duidelijk dat hij geleefd moet hebben voordat Zankle zijn huidige naam Messene kreeg.
    (12) De Thasiërs, die oorspronkelijk Phoinikiërs waren en met Thasos, zoon van Agenor, vanuit Tyros en de rest van Phoinikië uitgevaren zijn om Europa te zoeken, hebben een Herakles in Olympia opgesteld. Het voetstuk daarvan is, evenals het beeld, van brons. De hoogte van het beeld is tien el; hij heeft een knuppel in zijn rechterhand en in zijn linkerhand een boog. Ik heb vernomen dat ze in Thasos dezelfde Herakles vereren als de Tyriërs, maar dat ze later, toen ze zichzelf als Grieken beschouwden, ook eer bewezen aan Herakles, de zoon van Amphitryon. (13) Op het wijgeschenk van de Thasiërs staat een inscriptie:
    “Onatas, zoon van Mikon, die op Aigina een huis bewoonde, vervaardigde mij.”
    Deze Onatas vertoont in zijn beelden kenmerken van de Aiginetische stijl en ik zal hem niet later dateren dan de navolgers van Daidalos en de Attische school.

  1. De Dorische Messeniërs, die Naupaktos van de Atheners kregen, hebben in Olympia een beeld van Nike op een zuil opgesteld. Het is een werk van Paionios van Mende en is gemaakt van de buit op de vijanden, volgens mij toen ze in oorlog waren met de Akarnaniërs en Oiniaden. De Messeniërs zelf beweren echter dat het een wijgeschenk is na hun strijd samen met de Atheners bij het eiland Sphakteria en dat ze de naam van de vijanden er niet op vermeld hebben uit vrees voor de Lakedaimoniërs, terwijl ze toch helemaal geen angst kenden voor de Oiniaden en Akarnaniërs.
    (2) De wijgeschenken van Mikythos, die ik aantrof, zijn talrijk en staan niet bij elkaar, maar na de beelden van Iphitos van Elis en Ekecheiria die Iphitos bekranst komen wijgeschenken van Mikythos: Amphitrite, Poseidon en Hestia, gemaakt door Glaukos van Argos. Aan de linkerkant van de grote tempel heeft hij nog andere beelden opgericht: Kore, de dochter van Demeter, Aphrodite, Ganymedes en Artemis, de dichters Homeros en Hesiodos en dan weer enkele goden, Asklepios en Hygeia. (3) Een van de wijgeschenken van Mikythos is Agon die halters vasthoudt. Die halters zien er zo uit: ze hebben de vorm van een halve ellips, niet exact rond en zijn zo gemaakt dat de vingers er omheen passen als bij de handgreep van een schild. Hun vorm is zoals ik gezegd heb. Naast het beeld van Agon staan een Dionysos, de Thrakiër Orpheus en het Zeusbeeld dat ik zojuist genoemd heb. Dit zijn werken van Dionysios van Argos. Deze en andere beelden zouden door Mikythos opgesteld zijn en ook deze zouden door Nero weggehaald zijn. (4) Van de uit Argos afkomstige beeldhouwers Dionysios en Glaukos wordt geen leermeester genoemd, maar het feit dat Mikythos ze in Olympia gewijd heeft geeft aan in welke tijd ze leefden. Herodotos zegt namelijk in zijn geschiedwerk dat deze Mikythos, een slaaf van Anaxilas, de tiran van Rhegion, en beheerder van zijn schatten, later na de dood van Anaxilas naar Tegea gegaan is. (5) De inscripties op de wijgeschenken noemen Choiros als vader van Mikythos en als zijn vaderland de Griekse steden Rhegion en Messene aan de zeestraat. De inscripties zeggen ook dat hij in Tegea woonde en de wijgeschenken heeft hij gebracht om een gelofte te vervullen voor de genezing van zijn zoon die aan een dodelijke ziekte leed.
    (6) Vlakbij de grotere wijgeschenken van Mikythos, gemaakt door Glaukos van Argos, staat een beeld van Athene met een helm op het hoofd en de aigis dragend. Het is gemaakt door Nikodamos van Mainalos en is een wijgeschenk van de Eliërs. Naast Athene staat Nike. Die is gewijd door de bevolking van Mantineia, maar de oorlog wordt in de inscriptie niet genoemd. Kalamis zou haar zonder vleugels afgebeeld hebben naar het voorbeeld van het houten beeld van de zogeheten Apteros in Athene. (7) De kleinere door Dionysios gemaakte wijgeschenken van Mikythos stellen werken van Herakles voor: het gevecht met de leeuw van Nemea, de hydra, de hond van Hades en het everzwijn aan de rivier Erymanthos. De bewoners van Herakleia hebben die naar Olympia gebracht, toen ze het land van hun barbaarse buren, de Mariandyniërs, binnengevallen waren. Herakleia ligt aan de Zwarte zee en is een kolonie van Megara. Ook het volk van Tanagra in Boiotië heeft aan de stichting deelgenomen.

  1. Tegenover de genoemde wijgeschenken staan andere geschenken op een rij, naar het zuiden gericht en vlakbij het domein dat aan Pelops gewijd is. Daaronder zijn de wijgeschenken van Phormis uit Mainalos, die daarvandaan naar Sicilië overgestoken is naar Gelon, de zoon van Deinomenes. Voor hem en later voor zijn broer Hieron verrichtte hij schitterende krijgsdaden en kwam tot zo´n grote welstand, dat hij deze wijgeschenken in Olympia wijdde en nog andere aan Apollo in Delphi. (2) De wijgeschenken in Olympia zijn twee paarden en twee wagenmenners. Naast elk paard staat een wagenmenner. Het eerste paard en de eerste man zijn werken van Dionysios van Argos, de tweede van Simon van Aigina. Op de flank van het eerste paard staat een inscriptie, waarvan het begin niet in metrum is. Het luidt zo:
    “Phormis heeft mij gewijd,
    Arkadiër van Mainalos, maar nu van Syracuse.”
    (3) Dit is het paard waarop volgens de Eliërs hippomanes ligt, een kruid dat paarden gek maakt. Het is overigens duidelijk dat wat met het paard gebeurt het gevolg is van magische kunsten. Het is veel kleiner en minder mooi dan de andere paarden die in de Altis staan. Bovendien is de staart er afgebroken, wat het nog lelijker maakt. Niet alleen in het voorjaar, maar iedere dag worden hengsten opgewonden door dit paard. (4) Ze rukken de teugels los en rennen de Altis in of ontkomen aan hun begeleiders en bespringen het nog veel vuriger dan de mooiste levende merrie. Hun hoeven glijden er op af, maar toch houden ze niet op steeds meer te hinniken en bespringen het nog onstuimiger, totdat ze met zweepslagen en hevig geweld weggetrokken worden. Op een andere manier laten ze zich niet van het bronzen paard weghalen.
    (5) In Lydië heb ik een ander wonder gezien, heel anders dan het paard van Phormis, maar ook daaraan lag magische kunst ten grondslag. De Lydiërs met de bijnaam Perzisch hebben heiligdommen in de stad met de naam Hierokaisareia en in Hypaipa. Elk daarvan heeft een vertrek waarin hete as op een altaar ligt. Maar de kleur daarvan is niet zoals van gewone as.
    (6) Wanneer een magiër het vertrek betreedt en droog hout op het altaar legt, zet hij eerst een tiara op zijn hoofd en zingt hij een bezweringsformule voor een of andere god in een vreemd voor Grieken volstrekt onbegrijpelijk dialect. Hij leest de bezweringsformule zingend voor uit een boek. Zo moet het hout zonder vuur ontbranden en moeten er heldere vlammen uit oplichten.
    (7) Hierover heb ik nu voldoende gezegd. Tussen deze wijgeschenken staat ook Phormis zelf tegenover een vijand en daarna strijdt hij nog met een tweede en derde man. Op de beelden staat geschreven dat de vechtende soldaat Phormis van Mainalos is en degene die ze gewijd heeft Lykortas van Syracuse. Klaarblijkelijk heeft Lykortas ze opgesteld uit vriendschap met Phormis. Die wijgeschenken van Lykortas worden door de Grieken ook wijgeschenken van Phormis genoemd.
    (8) De Hermes, die de ram onder zijn arm draagt, met een helm op zijn hoofd en gekleed in een chiton en mantel, behoort niet meer tot de wijgeschenken van Phormis, maar is door de Arkadiërs van Pheneos aan de god geschonken. De inscriptie zegt dat Onatas van Aigina hem gemaakt heeft, geholpen door Kalliteles. Ik denk dat Kalliteles een leerling of zoon van Onatas was. Niet ver van het wijgeschenk van de Pheneaten staat een ander beeld, Hermes met een herautstaf. De inscriptie zegt dat deze gewijd is door Glaukias van Rhegion en gemaakt door Kallon van Elis. (9) Een van de bronzen runderen is een wijgeschenk van de Korkyraiers, de andere van de Eretriërs. Ze zijn gemaakt door Philesios van Eretria. Waarom de Korkyraiers het rund in Olympia opgesteld hebben en een ander rund in Delphi, zal ik vertellen in mijn boek over Phokis. (10) Over het wijgeschenk in Olympia heb ik het volgende verhaal gehoord. Een klein jongetje zat onder dat rund te spelen met zijn hoofd naar de grond gebogen. Toen hij plotseling overeind kwam, stootte hij zijn hoofd tegen het brons en kreeg hij een schedelbreuk. Enkele dagen later stierf hij door de wond. Omdat er nu een bloedsmet op het rund rustte, wilden de Eliërs het van de Altis weghalen. Maar de god in Delphi zei in een orakel dat ze het op zijn plaats moesten laten en de gebruikelijke reinigingsrituelen die de Grieken bij een onbedoelde moord houden moesten uitvoeren.
    (11) Onder de platanen in de Altis, ongeveer in het midden van het heilige domein staat een bronzen zegeteken. De inscriptie op het schild daarvan meldt dat de Eliërs dit opgericht hebben ter gelegenheid van hun overwinning op de Lakedaimoniërs. In die slag heeft ook de man het leven verloren, die in mijn tijd, toen het dak van het Heraion hersteld werd, daar liggend in zijn wapenrusting gevonden werd. (12) Bij het wijgeschenk van de inwoners van Mende in Thrakië heb ik bijna de vergissing gemaakt te denken dat het een beeld van een vijfkamper was. Het staat namelijk naast Anauchidas van Elis en draagt ouderwetse halters. Op het dijbeen staat een epigram:
    “Aan Zeus, koning der goden, wijdden ze mij, eerstelingoffer der buit,
    Mendaiers die door de macht van hun handen Sipte bedwongen.”
    Sipte schijnt een Thrakische vesting of stad te zijn. De Mendaiers zelf zijn van Griekse origine en komen uit Ionië. Ze wonen op enige afstand van de zee bij de stad Ainos.