Boek VII

  1. De streek tussen Elis en Sikyonia, die tot de zee in het oosten reikt, heet tegenwoordig naar de inwoners Achaia, maar de oude naam is Aigialos en de inwoners heetten Aigialiërs. De Sikyoniërs beweren dat zij genoemd zijn naar Aigialeus, die koning was in het land dat nu Sikyonia heet, maar volgens anderen is de naam ontleend aan het gebied dat grotendeels aan de kust ligt. (2) Enige tijd na de dood van Hellen werd Xouthos uit Thessalië verjaagd door de andere zonen van Hellen, die hem er van beschuldigden dat hij zich een deel van het vaderlijk erfdeel had toegeëigend. Hij vluchtte naar Athene, waar hij waardig werd bevonden met de dochter van Erechtheus te trouwen. Bij haar kreeg hij als zonen Achaios en Ion. Na de dood van Erechtheus werd Xouthos gekozen om te beslissen welke zoon hem zou opvolgen. Hij besliste dat de oudste zoon, Kekrops, koning zou worden en daarom werd hij door de andere zonen van Erechtheus uit het land verjaagd. (3) Hij ging naar Aigialios, waar hij zich vestigde en ook is gestorven. Een van zijn zonen, Achaios, ging, gesteund door mannen uit Aigialos en Athene, terug naar Thessalië en heroverde daar de troon van zijn voorvaderen. De andere zoon, Ion, ontving, toen hij een leger bijeen bracht tegen de Aigialiërs en hun koning Selinous, een boodschap van Selinous, waarin deze hem zijn enige dochter Helike als vrouw aanbood en hem als zoon en opvolger adopteerde. (4) Ion stemde graag in met dit voorstel en na de dood van Selinous werd hij koning van de Aigialiërs. Hij stichtte een stad die hij naar zijn vrouw Helike noemde en de mensen noemde hij naar zichzelf Ioniërs. Dat was geen verandering van de naam, maar een toevoeging, want ze werden Aigialische Ioniërs genoemd. Het land heeft de oorspronkelijke naam nog lange tijd behouden. Homeros bijvoorbeeld vond het nog voldoende in de lijst van bondgenoten van Agamemnon de oude naam van het land te noemen:
    “verspreid over heel Aigialos en bij het brede Helike.”
    (5) Tijdens de regering van Ion raakte Athene in oorlog met Eleusis. De Atheners vroegen Ion de leiding in de oorlog op zich te nemen en hij stierf in Attika. Zijn graf is in de deme Potamioi. De nakomelingen van Ion behielden de heerschappij over de Ioniërs, totdat zij zelf en hun volk door de Achaiers werden verdreven. De Achaiers waren in die tijd zelf uit Lakedaimon en Argos verdreven door de Doriërs.
    (6) De geschiedenis van de Ioniërs en Achaiers en hun onderlinge betrekkingen zal ik vertellen, maar eerst moet ik uiteenzetten waarom de bewoners van Lakedaimon en Argos de enige Peloponnesiërs zijn, die voor de terugkeer van de Doriërs Achaiers werden genoemd. De zonen van Achaios, Archandros en Architeles, kwamen in Argos vanuit Phthiotis en na hun komst werden zij schoonzonen van Danaos: Architeles huwde Automate en Archandros kreeg Skaia als vrouw. Een duidelijk bewijs dat zij in Argos zijn gebleven is dat Archandros zijn zoon de naam Metanastes gaf. (7) Toen de zonen van Achaios in Argos en Lakedaimon aan de macht kwamen, kwam de naam Achaioi voor de mensen daar in gebruik. Dat was hun gemeenschappelijke naam, maar alleen in Argos werden ze Danaoi genoemd. Toen ze door de Doriërs uit Argos en Lakedaimon waren verdreven, zonden zij zelf en hun koning Tisamenos, de zoon van Orestes, afgezanten naar de Ioniërs met het verzoek zich vreedzaam bij hen te mogen vestigen. Maar de koningen van de Ioniërs waren bang dat wanneer de Achaiers en zij verenigd waren, Tisamenos om zijn dapperheid en aanzienlijke afkomst als hun gezamenlijke koning zou worden gekozen. (8) De Ioniërs wezen het verzoek van de Achaiers dus af en trokken gewapend op hen af. Tisamenos sneuvelde in de strijd, maar de Achaiers versloegen de Ioniërs en belegerden hen in Helike, waar ze hun toevlucht hadden gezocht. Een tijdje later sloten ze een verdrag en lieten ze hen vertrekken. De Achaiers begroeven het lichaam van Tisamenos in Helike, maar de Lakedaimoniërs brachten zijn gebeente later in opdracht van het orakel in Delphi over naar Sparta. In mijn tijd was zijn graf nog op de plaats, waar de Lakedaimoniërs hun gezamenlijke maaltijden met de naam Pheiditia houden. (9) Na hun komst in Attika hebben de Atheners en hun koning Melanthos, zoon van Andropompos, de Ioniërs als medeburgers opgenomen als dankbetuiging aan Ion en de prestaties, die hij als bevelhebber van de Atheners had verricht. Maar ook wordt verteld dat de Atheners de Doriërs er van verdachten dat ze hen niet met rust wilden laten en dat ze daarom de Ioniërs meer om zich te versterken dan uit vriendelijkheid hebben opgenomen.

  1. Enkele jaren later kregen Medon en Neileus, de oudste zonen van Kodros, onenigheid over de macht. Neileus weigerde het koningschap van Medon te accepteren, omdat deze aan één voet kreupel was. Ze besloten de kwestie voor te leggen aan het orakel van Delphi en de Pythia wees het koningschap over de Atheners toe aan Medon. Dus werden Neileus en de andere zonen van Kodros uitgezonden om een kolonie te stichten. Elke Athener, die dat wilde, namen ze mee en het grootste deel van hun leger bestond uit Ioniërs. (2) Dit was de derde expeditie, die uit Griekenland werd uitgezonden onder leiding van koningen, die van andere afkomst waren dan het volk. De eerste was onder de Thebaan Iolaos, een neef van Herakles, die de Atheners en Thespiërs naar Sardinië leidde. Een generatie voordat de Ioniërs uit Athene vertrokken, voerde de Thebaan Theras, de zoon van Autesion, Lakedaimoniërs en Minyers, die door de Pelasgen van Lemnos waren verdreven, naar het eiland dat nu naar deze Theras is genoemd en dat vroeger Kalliste heette. (3) Bij deze derde expeditie werden de zonen van Kodros als leiders van de Ioniërs aangesteld, hoewel ze helemaal niet met Ion verwant waren. Maar via Kodros en Melanthos waren ze Messeniërs uit Pylos en van moederskant waren ze Atheners. De volgende Grieken vergezelden de Ioniërs op hun expeditie: Thebanen onder leiding van Philotas, die een afstammeling was van Peneleus, en Minyers uit Orchomenos, omdat zij verwant waren aan de zonen van Kodros. (4) Alle Phokiërs namen deel, behalve de Delphiërs, en de Abantes uit Euboia. De Atheners Philogenes en Damon, zonen van Euktemon, gaven de Phokiërs schepen voor hun tocht en waren zelf hun leiders bij het stichten van een kolonie. Toen ze met de schepen in Azië landden, richtten ze zich allen op verschillende steden aan de kust. (5) Neileus en zijn mannen gingen naar Milete. Over hun oudste geschiedenis vertellen de Milesiërs zelf het volgende. Twee generaties lang, tijdens de regering van Anax, een man uit het land zelf, en zijn zoon Asterios, heette het land Anaktoria, maar toen Miletos er met een leger Kretenzers landde, kregen het land en de stad een andere naam en werden ze naar hem genoemd. Miletos was met zijn leger op de vlucht voor Minos, de zoon van Europa, toen hij daar arriveerde, en de Kariërs, de vroegere bewoners van het land, sloten zich bij de Kretenzers aan. (6) Maar nu overwonnen de Ioniërs de oude Milesiërs ze doodden de hele mannelijke bevolking behalve degenen die bij de inname van de stad ontsnapten en trouwden met hun vrouwen en dochters. Het graf van Neileus ligt aan de weg naar Didymoi, niet ver van de poort aan de linkerkant. Het heiligdom van Apollo in Didymoi en het orakel dateren van voor de tijd van de Ionische invasie. Veel ouder nog dan de Ioniërs is de cultus van de Ephesische Artemis. (7) Pindaros heeft volgens mij niet alles over de cultus van de godin geweten, toen hij zei dat dit heiligdom is gesticht door de Amazonen tijdens hun campagne tegen Athene en Theseus. De vrouwen van de Thermodon offerden namelijk toen al aan de Ephesische godin, omdat ze het heiligdom al van oudsher kenden, en ook toen ze voor Herakles vluchtten, en sommigen nog eerder, toen ze op de vlucht waren voor Dionysos en als smekelingen daar kwamen. Het is dus niet door de Amazonen gesticht, maar Koresos, uit het land zelf afkomstig, en Ephesos, die men voor een zoon van de rivier Kaystros hield, waren de stichters van het heiligdom, en de stad is genoemd naar Ephesos. (8) Leleges, een deel van het Karische volk, en vooral Lydiërs waren de bewoners van het land. Er woonden rondom het heiligdom ook anderen, die er bescherming zochten, en vrouwen van de stam van de Amazonen. Maar Androklos, de zoon van Kodros, die tot koning van de Ioniërs die naar Ephese voeren was benoemd, verdreef de Leleges en de Lydiërs, die de bovenstad in handen hadden, uit het land. De mensen die rond het heiligdom woonden hadden niets te vrezen. Zij sloten een verdrag met de Ioniërs en bleven zo buiten de oorlog. Van de Samiërs nam Androklos ook Samos af en een tijd lang hadden de Ephesiërs Samos en de naburige eilanden in handen. Maar toen de Samiërs naar hun eigen land waren teruggekeerd, steunde Androklos de Priëners in hun strijd tegen de Kariërs en hoewel het Griekse leger de overwinning behaalde, sneuvelde hij in de strijd. De Ephesiërs namen het lijk van Androklos mee en begroeven het in hun land op de plaats, waar nog in mijn tijd zijn graf werd getoond aan de weg die van de tempel langs het Olympieion loopt bij de Magnesische poort. Op het graf staat een beeld van een gewapende man.
    (10) De Ioniërs die zich in Myous en Priëne hadden gevestigd namen ook de steden van de Kariërs af. De stichter van Myous was Kyaretos, de zoon van Kodros. De Priëners, die deels uit Ioniërs en deels uit Thebanen bestonden, hadden Philotas, een nakomeling van Peneleus, en Aipytos, de zoon van Neileus, als stichters. De Priëners, die erg veel te lijden hadden van de Pers Taboutos en later van Hieron, een man uit het gebied zelf, behoren toch tot de Ioniërs. De bewoners van Myous verlieten hun stad, omdat ze werden getroffen door het volgende lot. (11) In het Myousische gebied drong een kleine zeebaai het land in. De rivier Maiander vormde deze baai tot een meer doordat de toegang met slik werd versperd. Toen het water zoet was geworden en geen zee meer was, ontstonden er zulke enorme muggenzwermen, dat de mensen genoodzaakt waren hun stad te verlaten. De Myousiërs weken uit naar Milete met alle bezittingen die ze konden dragen en met de godenbeelden. In mijn tijd was er in Myous niets behalve een wit marmeren tempel van Dionysos. De bewoners van Atarneus bij Pergamon werden door een soortgelijk lot getroffen.

  1. De mensen van Kolophon geloven dat het heiligdom en het orakel in Klaros daar sinds de oudste tijden is geweest. Ze zeggen dat de eerste Grieken die daar kwamen, toen de Kariërs het land nog bezaten, Kretenzers waren, namelijk Rhakios en zijn volgelingen. Zij bezetten de kuststreken en hadden een sterke vloot. Maar het grootste deel van het land werd nog door de Kariërs beheerst. Toen Thersander, de zoon van Polyneikes, en de Argivers Thebe hadden ingenomen, werden veel krijgsgevangenen, onder wie Manto, naar Apollo in Delphi gebracht. Teiresias was onderweg in Halartia gestorven. (2) De god stuurde hen uit om een kolonie te stichten en zo staken ze met hun schepen over naar Azië. Maar toen ze in de buurt van Klaros waren, trokken de Kretenzers gewapend op hen af en brachten hen naar Rhakios. Deze vernam van Manto, wie zij waren en waarom ze waren gekomen. Hij nam Manto tot vrouw en nam haar gevolg als medebewoners op. Mopsos, de zoon van Rhakios en Manto, verdreef de Kariërs geheel uit het gebied. (3) De Ioniërs sloten een verdrag onder ede met de Grieken in Kolophon en werden hun medeburgers op voet van gelijkheid. De Ionische leiders Damasichthon en Promethos, zonen van Kodros, kregen het koningschap. Later doodde Promethos zijn broer Damasichthon en vluchtte naar Naxos. Hij is daar in Naxos gestorven. Zijn lichaam werd naar huis gebracht, waar het is ontvangen door de zonen van Damasichthon. De plaats waar het graf van Promethos is heet Polyteichides. (4) Hoe de stad Kolophon verwoest is, heb ik al eerder verteld in de geschiedenis van Lysimachos. Van hen die in Ephese waren gevestigd waren de Kolophoniërs de enigen die tegen Lysimachos en de Makedoniërs hebben gestreden. De graven van de Kolophoniërs en Smyrnaiers die in de strijd zijn gevallen liggen links van de weg naar Klaros.
    (5) De stad Lebedos is door Lysimachos verwoest om de bevolking van Ephese te vermeerderen. Het land is daar vruchtbaar en er zijn veel aangenaam warme baden langs de kust. Oorspronkelijk werd Lebedos bewoond door Kariërs, totdat zij werden verdreven door Andraimon, de zoon van Kodros, en de Ioniërs. Het graf van Andraimon ligt links van de weg uit Kolophon, als je de rivier Kalaon hebt overgestoken.
    (6) Teos werd bewoond door Minyers uit Orchomenos, die hier met Athamas waren gekomen. Deze Athamas zou een afstammeling zijn van Athamas, de zoon van Aiolos. Ook hier waren Grieken en Kariërs met elkaar vermengd. Apoikos, nakomeling in de vierde generatie van Melanthos, leidde Ioniërs naar Teos, zonder dat hij de bedoeling had onrust te veroorzaken onder de mensen van Orchomenos en Teos. Enkele jaren later kwamen er mannen uit Athene en Boiotië. De Atheners werden geleid door Damasos en Naoklos, zonen van Kodros, en de Boiotiërs door Geres van Boiotië. Beide groepen zijn door Apoikos en de bevolking van Teos als medeburgers opgenomen.
    (7) De Erythraiers zeggen dat zij oorspronkelijk met Erythros, de zoon van Rhadamantos, uit Kreta zijn gekomen en dat Erythros de stichter van hun stad was. Samen met de Kretenzers woonden hier Lykiërs, Kariërs en Pamphyliërs: de Lykiërs, omdat ze verwant waren met de Kretenzers – zij komen oorspronkelijk van Kreta en waren met Sarpedon in ballingschap gegaan -, de Kariërs vanwege hun oude vriendschap met Minos en de Pamphyliërs omdat zij ook Grieks bloed hebben – zij behoorden immers tot degenen die na de verovering van Troje met Kalchas hebben rondgezworven. Terwijl deze volken die ik heb genoemd Erythrai bewoonden, verzamelde Kleopos, de zoon van Kodros, uit alle steden in Ionië mannen en hij bracht hen mee om met de Erythraiers samen te leven.
    (8) De steden Klazomenai en Phokaia waren niet bewoond voordat de Ioniërs naar Azië kwamen. Na de komst van de Ioniërs liet een zwervende groep van hen een leider uit Kolophon komen, namelijk Parphoros. Ze stichtten aan de voet van de Ida een stad die ze na korte tijd al weer verlieten. Ze gingen terug naar Ionië, waar ze in het gebied van Kolophon Skyppion stichtten. (9) Ook uit het gebied van Kolophon vertrokken ze vrijwillig en zo kregen ze het land dat ze nog steeds bezitten en waar ze op het vasteland de stad Klazomenai bouwden. Uit angst voor de Perzen staken ze over naar het eiland. Na verloop van tijd zou Alexander Klazomenai tot een schiereiland maken door het eiland met een dam te verbinden met het vasteland. De meeste van deze Klazomenaiers waren geen Ioniërs, maar mensen van Kleonai en Phlious, die hun steden hadden verlaten, toen de Doriërs terugkeerden naar de Peloponnesos. (10) De Phokaiers komen oorspronkelijk uit de streek aan de voet van de Parnassos, die nog altijd Phokis heet. Ze waren met de Atheners Philogenes en Damon overgestoken naar Azië. Zij kregen hun land niet door oorlog, maar via een overeenkomst van de Kymaiers. Maar de Ioniërs weigerden hen in de Panionische Bond op te nemen voordat ze koningen uit het geslacht van de Kokriden hadden en daarom accepteerden ze Deoites, Periklos en Abartos uit Erythrai en Teos.

  1. De Ionische steden op de eilanden zijn Samos tegenover Mykale en Chios tegenover Mimas. Asios van Samos, de zoon van Amphiptolemos, schrijft in zijn epos dat Phoinix bij Perimede, de dochter van Oineus, twee dochters kreeg, Astypalaia en Europa, dat Astypalaia van Poseidon een zoon had, Ankaios, die koning was van de zogeheten Leleges. Ankaios nam Samia, dochter van de rivier Maiander, als vrouw. Zijn zonen waren Perilaos, Enoudos, Samos en Alitherses, en bovendien had hij een dochter, Parthenope. Lykomedes was de zoon van Parthenope en Apollo.
    (2) Tot zover Asios in zijn epos. Later accepteerden de eilandbewoners de Ioniërs meer uit noodzaak dan uit vriendelijkheid als medeburgers. De Ionische leider was Prokles, de zoon van Pityreus, afkomstig uit Epidauros, evenals het merendeel van zijn mannen, die door Deïphontes en de Argivers uit Epidauros waren verdreven. Deze Prokles stamde af van Ion, de zoon van Xouthos. Maar Androklos en de Ephesiërs trokken ten strijde tegen Leogoros, de zoon van Prokles, die de opvolger van zijn vader als koning was. Zij wonnen de slag en verdreven de Samiërs van het eiland. Ze beschuldigden hen er van dat zij met de Kariërs tegen hen samenspanden. (3) Een deel van de Samische vluchtelingen vestigde zich op een eiland bij Thrakië. Omdat zij zich daar vestigden, werd het eiland Samothrake genoemd in plaats van de vroegere naam Dardania. Een ander deel bouwde onder leiding van Leogoros een muur om Anaia, dat op het vasteland tegenover Samos ligt. Tien jaar later staken ze weer over naar Samos, verdreven de Ephesiërs en heroverden het eiland. (4) Sommigen beweren dat het heiligdom van Hera op Samos door de Argonauten, die het beeld uit Argos met zich mee hadden gebracht, is opgericht. Maar de Samiërs zelf geloven dat de godin op het eiland is geboren bij de rivier Imbrasos onder de wilg, die in mijn tijd nog in het Heraion stond. Alleen al uit het beeld kan men opmaken dat dit een van de oudste tempels is. Het is gemaakt door een man uit Aigina, Smilis, de zoon van Eukleides. Deze Smilis was een tijdgenoot van Daidalos, maar kreeg nooit een even grote reputatie als deze. (5) Daidalos behoorde in Athene tot het koninklijke geslacht van de zogeheten Metioniden en werd niet alleen om zijn kunst, maar ook om zijn omzwervingen en wederwaardigheden veel bekender bij alle mensen. Hij doodde de zoon van zijn zuster en omdat hij de wetten van zijn stad kende, ging hij vrijwillig in ballingschap bij Minos op Kreta. Daar maakte hij beelden van Minos zelf en zijn dochters, zoals Homeros in de Ilias vertelt. (6) Maar door Minos voor een of ander vergrijp veroordeeld, werd hij met zijn zoon in de gevangenis geworpen. Hij ontsnapte uit Kreta en kwam in de stad Inykon op Sicilië bij Kokalos. Hier werd hij de oorzaak van een oorlog tussen de Siciliërs en Kretenzers, omdat Kokalos weigerde hem uit te leveren, toen Minos dat vroeg. De dochters van Kokalos waren zo enthousiast over zijn kunst, dat de vrouwen om Daidalos ter wille te zijn een complot beraamden om Minos te doden. (7) Het is duidelijk dat de roem van Minos zich over heel Sicilië en het grootste deel van Italië verspreidde. Maar van Smilis is niet bekend, dat hij behalve Samos en Elis nog andere plaatsen heeft bezocht. Naar deze plaatsen is hij wel gekomen en hij is degene die het beeld van Hera op Samos heeft gemaakt.
    ***** De tragediedichter Ion zegt in zijn geschiedenis het volgende, dat Poseidon naar het nog onbewoonde eiland kwam en daar gemeenschap had met een nimf. Tijdens haar weeën viel er sneeuw (
    ) uit de hemel op de grond en daarom noemde Poseidon zijn zoon Chios. Hij had ook gemeenschap met een andere nimf en van haar kreeg hij als zonen Agelos en Melas. Na zekere tijd zeilde Oinopion met een vloot van Kreta naar Chios, vergezeld door zijn zonen Talos, Euanthes, Melas, Salagos en Athamas. (9) Tijdens de regering van Oinopion kwamen ook Kariërs naar het eiland en Abanten van Euboia. Oinopion en zijn zonen werden opgevolgd door Amphiklos, die in opdracht van het orakel in Delphi uit Histiaia op Euboia kwam. Zijn achterkleinzoon Hektor, die ook koning was, voerde oorlog met de Abanten en Kariërs, die op het eiland woonden. Hij doodde een aantal van hen in de gevechten en een ander deel dwong hij na het sluiten van een overeenkomst te vertrekken. (10) Toen de oorlog op Chios voorbij was, vond Hektor dat hij zich moest aansluiten bij de Ioniërs en offeren bij het Panionion. Ion zegt dat hij van de Ionische bond een drievoet als beloning voor zijn dapperheid kreeg. Dit is wat ik bij Ion over Chios heb gevonden. Maar hij zegt niet waarom de mensen van Chios tot de Ioniërs worden gerekend.

  1. Smyrna, een van de twaalf Aiolische steden en gelegen op de plaats, die in tegenwoordig nog altijd “oude stad” wordt genoemd, is bezet door Ioniërs die uit Kolophon kwamen en de Aioliërs verdreven. Een tijd later lieten de Ioniërs de Smyrnaiers toe tot de Panionische bond. Alexander, de zoon van Philippos, heeft na een droom de huidige stad gesticht. (2) Hij was, zo gaat het verhaal, op jacht op de berg Pagos. Na afloop van de jacht kwam hij bij een heiligdom van de Nemesis-godinnen. Voor het heilgdom vond hij een bron en een plataan, die bij het water groeide. Toen hij onder de plataan in slaap was gevallen, zouden de Nemesis-godinnen hem zijn verschenen. Ze droegen hem op hier een stad te stichten en de Smyrnaiers uit hun vroegere stad hierheen te brengen. (3) De Smyrnaiers stuurden nu afgezanten naar Klaros om raad te vragen over hun positie. De god gaf hun het orakel:
    “Drie en vier maal gelukzalig zullen die mannen zijn,
    die op Pagos aan de andere kant van de heilige Meles zullen wonen.”
    Zo verhuisden ze vrijwillig en ze geloven in twee Nemesis-godinnen in plaats van één. Ze zeggen dat de Nacht hun moeder is, terwijl de Atheners beweren dat Okeanos de vader van de godin in Rhamnous is.
    (4) Het land van de Ioniërs heeft een buitengewoon gunstig klimaat en er zijn tempels zoals je nergens anders ziet. Allereerst de tempel van de Ephesische godin, vanwege zijn omvang en verdere rijkdommen. Dan twee niet voltooide tempels van Apollo, een in Branchidai in het gebied van Milete en een in Klaros bij Kolophon. Twee andere tempels in Ionië zijn door de Perzen in brand gestoken, die van Hera op Samos en van Athene in Phokaia. Ondanks de beschadigingen door het vuur waren ze een wonder.
    (5) Ook over het Herakleion in Erythrai en de tempel van Athene in Priëne kun je verrukt zijn, de eerste om zijn hoge ouderdom, de tweede om het beeld. Dat lijkt niet op de zogenaamde Aiginetische beelden en ook niet op de oudste Attische beelden, maar als er al zo iets was, is het zeker Egyptisch. Er was een houten vlot, waarop de god uit Tyros in Phoinikië is aan komen varen. Waarom dat is gebeurd, kunnen de Erythraiers zelf ook niet vertellen. (6) Toen het vlot de Ionische zee bereikte, zou het bij de zogenaamde Kaap Mesate aan land zijn gekomen. Die ligt op het vasteland, precies halverwege als je van de haven van Erythrai naar het eiland Chios vaart. Toen het vlot bij de kaap aan land was gekomen, deden de Erythraiers veel moeite en de mensen van Chios deden niet minder hun best het beeld ieder naar hun eigen stad te brengen. (7) Nu was er een Erythraier die in zijn levensonderhoud voorzag door op zee te vissen en die door een ziekte blind was geworden. Zijn naam was Phormion. Deze visser had een droom, dat de vrouwen van Erythraia hun haar moesten afscheren. De mannen moesten van dat haar een touw vlechten en daarmee het vlot naar hun stad trekken. De vrouwen van de burgers weigerden pertinent de droom te gehoorzamen. (8) Maar de Thrakische vrouwen, zowel de slavinnen als de vrije vrouwen die er woonden, boden aan hun haar te laten afscheren. Zo trokken de Erythraiers het vlot aan hun kust. Alleen de Thrakische vrouwen mogen het Heraklaion betreden en de locale bevolking bewaart het van haar gevlochten touw tot op heden. Dezelfde mensen vertellen dat de visser het gezichtsvermogen terugkreeg en de rest van zijn leven kon zien. (9) In Erythrai is ook een tempel van Athene Polias met een houten beeld van grote omvang. Ze zit op een troon. In elke hand heeft ze een spinrokken en op het hoofd draagt ze het firmament. We kunnen onder andere van de stijl afleiden dat het een werk is van Endoios, en vooral van de Chariten en Horen van wit marmer die in de open lucht voor de ingang staan. In mijn tijd is in Smyrna ook een tempel van Asklepios gebouwd tussen de berg Kotyphe en de zee, waarin geen ander water uitstroomt.
    (10) Behalve de tempels en het klimaat biedt Ionië nog andere vermeldenswaardige zaken. Het Ephesische land heeft de rivier Kenchrios, de bijzondere natuur van de berg Pion en de bron Halitaia. In het Milesische land is de bron Biblis en er worden allerlei liederen gezongen over de liefde van Biblis. In het land van Kolophon is een heilig bos van Apollo, vol met essenbomen. Niet ver daarvandaan stroomt de rivier Ales, de koudste rivier in Ionië.
    (11) De baden bij Lebedos zijn voor de mensen even wonderbaarlijk als nuttig. Er zijn ook baden op kaap Makria bij Teos, deels in de rotsspleten bij de branding, maar andere zijn geconstrueerd om de rijkdom te tonen. Ook in Klazomenai zijn baden, waarin Agamemnon wordt vereerd, en er is de zogenaamde grot van de moeder van Pyrrhos. Over de herder Pyrrhos wordt een legende verteld.
    (12) De Erythraiers hebben een streek Chalkis, waaraan hun derde phyle zijn naam ontleent. In Chalkis is een kaap, die in zee uitsteekt, waar de gezondste zeewaterbaden van Ionië zijn. Bij Smyrna loopt de rivier Meles met zijn prachtige water. Bij de bronnen is een grot, waar Homeros zijn gedichten zou hebben geschreven.
    (13) Chios biedt als bezienswaardigheid het graf van Oinopion, over wiens daden enkele legendes verteld worden. Op Samos ligt aan de weg naar het Heraion het graf van Rhadine en Leontichos. Wie door liefde wordt gekweld, gaat hierheen om te bidden.

  1. De bezienswaardigheden in Ionië zijn talrijk en doen niet veel onder voor die in Griekenland. Toen de Ioniërs eenmaal waren vertrokken, verdeelden de Achaiers hun land en vestigden zich in hun steden. Er waren twaalf steden die in heel Griekenland bekend waren: eerst Dyme bij Elis, dan Olenos, Pharai, Triteia, Rhypes, Aigion, Keryneia en Boura en verder Helike, Aigai, Aigeira en tenslotte Pellene bij Sikyonia. In deze steden, die eerst door de Ioniërs waren bewoond, vestigden de Achaiers en hun koningen zich. (2) De machtigste mannen onder de Achaiers waren de zonen van Tisamenos: Daimenes, Sparton, Tellis en Leontomenes. De oudste zoon, Kometes, was al eerder met een vloot naar Azië overgestoken. Zij waren in die tijd de heersers in Achaia samen met Penthilos, de zoon van Orestes, van vaderskant een neef van de zonen van Tisamenos. Maar even machtig als de genoemde leiders waren twee Achaiers uit Lakedaimon, Preuges en zijn zoon, die de naam Patreus droeg. Zij kregen van de andere Achaiers toestemming in hun gebied een stad te stichten, die naar Patreus werd genoemd. (3) De geschiedenis van de oorlogen van de Achaiers is als volgt. Bij de expeditie van Agamemnon tegen Troje, toen ze nog in Lakedaimon en Argos woonden, vormden zij het grootste deel van het Griekse leger. Niet duidelijk is of de Achaiers tijdens de invasie van de Perzen en van Xerxes hebben deelgenomen aan de mars van Leonidas naar Thermopyle en aan de Atheense zeeslagen onder leiding van Themistokles bij Euboia en Salamis. In de Lakonische en Attische lijst van bondgenoten worden ze niet genoemd. (4) Ook ontbraken ze bij de slag bij Plataiai, want anders zou hun naam zeker wel zijn vermeld op het wijgeschenk van de Grieken in Olympia. Ik denk dat ze thuis gebleven zijn om de eigen stad te verdedigen en dat ze vanwege de Trojaanse oorlog weigerden de leiding van de Doriërs uit Lakedaimon te accepteren. Dat werd na verloop van tijd duidelijk: toen de oorlog tussen Sparta en Athene uitbrak, waren ze enthousiaste bondgenoten van Patrai en hadden ze een even grote sympathie voor Athene. (5) In de latere oorlog van de gezamenlijke Grieken tegen Philippos en de Makedoniërs bij Chaironeia waren de Achaiers wel van de partij, maar ze zouden niet te velde zijn getrokken naar Thessalië voor de zogeheten Lamische oorlog, omdat ze nog niet hersteld waren van de ramp in Boiotië. De plaatselijke gids in Patrai vertelde dat de worstelaar Chilon de enige Achaier is, die aan de campagne bij Lamia heeft deelgenomen. (6) Zelf weet ik van een Lydiër, Adrastos, die op persoonlijke titel en niet namens de Lydische gemeenschap voor Griekenland heeft gestreden. Van deze Adrastos hebben de Lydiërs een bronzen beeld opgesteld voor de tempel van de Perzische Artemis met een inscriptie dat Adrastos voor Griekenland is gevallen in de strijd tegen Leonnatos. (7) De campagne tegen de Galliërs werd door alle Peloponnesiërs zonder uitzondering gelaten voor wat hij was. Want omdat de barbaren geen schepen bezaten, verwachtten ze niet dat van die kant gevaar dreigde, als ze de Isthmos van Korinthe afsloten met een muur van de zee bij Lechaion tot aan de andere kant bij Kenchreai. (8) Dat was in die tijd het plan van de gezamenlijke Peloponnesiërs. Maar toen de Galliërs op een of andere manier naar Azië waren overgestoken, was de situatie bij de Grieken als volgt. Geen enkele Griekse staat overtrof in kracht een andere staat. De Lakedaimoniërs werden van hun vroegere welvaart afgehouden door het echec bij Leuktra, de Arkadische federatie en het feit dat de Messeniërs zich aan hun grenzen hadden gevestigd. (9) De stad Thebe was zo zwaar verwoest door Alexander, dat de Thebanen niet bij machte waren hun bezittingen te beschermen, toen ze enkele jaren later door Kassander werden teruggebracht. De Atheners genoten wel de sympathie van Griekenland, vooral door hun latere prestaties, maar waren nooit in staat zich te herstellen van de Makedonische oorlog.

  2. In die tijd, toen de Grieken niet langer gezamenlijk optraden, maar iedere staat op eigen houtje handelde, hadden de Achaiers de grootste macht. Want behalve Pellene had geen van de andere steden ooit tirannen gehad en de Achaiers waren minder dan de andere Grieken door oorlogsrampen en pest getroffen. Er was de zogeheten Achaiïsche bond en de Achaiers bepaalden hun plannen en voerden hun acties uit na gemeenschappelijk overleg. (2) Als centrum kozen ze Aigion, omdat deze stad, nadat Helike door de zee overstroomd was, vanouds de aanzienlijkste stad in Achaia was en in die tijd het sterkst was. Van de overige Grieken waren de Sikyoniërs de eersten, die zich bij de Achaiïsche bond aansloten, en daarna ook de andere Peloponnesiërs, sommigen meteen, anderen nadat ze eerst een poosje afgewacht hadden. Zelfs mensen die buiten de Isthmos woonden werden overgehaald lid van de Achaiïsche bond te worden, doordat ze zagen dat de macht van de Achaiers al maar groeide. (3) In Griekenland bleven alleen de Lakedaimoniërs verbitterde vijanden van de Achaiers en ze voerden openlijk oorlog tegen hen. Agis, de zoon van Eudamidas, koning van Sparta, veroverde de Achaiïsche stad Pellene, maar werd meteen weer daaruit verdreven door de Sikyoniërs onder leiding van Aratos. Maar Kleomenes, zoon van Leonidas, zoon van Kleonymos, koning van het andere huis, behaalde bij Dyme een grote overwinning op Aratos en de Achaiers, toen zij hem aanvielen, en later sloot hij vrede met de Achaiers en Antigonos. (4) Deze Antigonos had toen als voogd van Philippos, de zoon van Demetrios, die nog een kind was, de macht in Makedonië. Hij was ook een neef van Philippos en getrouwd met diens moeder. Kleomenes sloot een verdrag met deze Antigonos en de Achaiers, maar verbrak zijn eed onmiddellijk weer door de Arkadische stad Megalopolis tot slavernij te brengen. Vanwege Kleomenes en zijn verraad ondergingen de Lakedaimoniërs de ramp in de slag bij Sellasia tegen de Achaiers en Antigonos. In mijn boek over Arkadië zal ik opnieuw over Kleomenes komen te spreken. (5) Toen Philippos, de zoon van Demetrios, volwassen was geworden, nam hij de macht in Makedonië over van Antigonos, die daarvan vrijwillig afstand deed. Hij veroorzaakte paniek onder alle Grieken doordat hij zich Philippos, de zoon van Amyntas tot voorbeeld stelde. Deze was geen voorvader van hem, maar in werkelijkheid wel zijn meester. Vooral mannen die bereid waren hun vaderland te verraden ter wille van eigen voordeel werden door hem gekoesterd. Bij feestmalen bood hij als gebaar van vriendschap bekers aan, niet gevuld met wijn, maar met dodelijk gif, iets wat zelfs Philippos, zoon van Amyntas, niet in zijn hoofd zou hebben gehaald. Maar voor Philippos, zoon van Demetrios, was vergiftiging nog maar een van zijn geringste misdaden. (6) Ook bezette hij drie steden om als uitvalsbasis tegen Griekenland te gebruiken. In zij verwatenheid en minachting voor het Griekse volk noemde hij deze steden de sleutels van Griekenland. Om de Peloponnesos te controleren fortificeerde Philippos Korinthe en de acropolis van Korinthe, ter controle van Euboia, Boiotië en Phokis werd Chalkis aan de Euripos versterkt en tegen de Thessaliërs zelf en het Aitolische volk bezette Philippos Magnesia aan de voet van de Pelion. Vooral Athene en Aitolië werden met voortdurende aanvallen en plundertochten bestookt. (7) In mijn beschrijving van Attika heb ik al vermeld welke Grieken of barbaren de Atheners tegen Philippos hebben geholpen en hoe de zwakheid van hun bondgenoten de Atheners noodzaakte hulp te zoeken bij de Romeinen. Korte tijd tevoren hadden de Romeinen een leger gestuurd, formeel om de Aitoliërs te steunen tegen Philippos, maar in feite meer om de situatie in Makedonië te verkennen. (8) Nu stuurden ze een leger onder commando van Otilius. Dit is de naam, waaronder hij het meest bekend stond, want de Romeinen worden niet zoals de Grieken naar hun vaders genoemd, maar ieder heeft tenminste drie of zelfs nog meer namen. Otilius had orders van de Romeinen Athene en Aitolië te beschermen tegen de oorlog met Philippos. (9) Otilius voerde zijn orders stipt uit, maar in enkele zaken trad hij niet op zoals de Romeinen hadden bedoeld. Hij veroverde de stad Hestiaia op Euboia en Antikyra in Phokis, die gedwongen waren zich aan Philippos te onderwerpen, en verwoestte die volledig. Ik denk dat dit de reden was, waarom de senaat, toen het nieuws bekend werd, Flaminius stuurde om het bevel van Otilius over te nemen.

  3. Direct bij zijn aankomst plunderde Flaminius Eretria en versloeg hij het Makedonische garnizoen. Daarna trok hij op tegen Korinthe, dat bezet was door Philippos en zijn troepen. Hij sloeg een beleg op voor de stad en stuurde tegelijkertijd gezanten naar de Achaiers met het verzoek met een leger naar Korinthe te komen, als ze er prijs op stelden bondgenoten van de Romeinen te worden genoemd en om hun goede gezindheid jegens Griekenland te tonen. (2) Maar de Achaiers beschuldigden Flaminius, net als eerder Otilius, zwaar, omdat ze zo woest waren opgetreden tegen oude Griekse steden, die de Romeinen geen kwaad hadden gedaan en tegen hun wil aan de Makedoniërs waren onderworpen. Ze voorzagen dat de Romeinen in de plaats van Philippos en de Makedoniërs waren gekomen om hun heerschappij aan Griekenland op te leggen. Op een vergadering van de bond werden veel aan elkaar tegengestelde uiteenzettingen gesproken, maar uiteindelijk kreeg de Romeinsgezinde partij de overhand en voegden de Achaiers zich bij Flaminius in de belegering van Korinthe. (3) De Korinthiërs, eenmaal bevrijd van de Makedoniërs, sloten zich meteen aan bij de Achaiïsche bond, waarvan ze vroeger ook al lid waren geweest, toen Aratos en de Sikyoniërs het hele garnizoen van de Akrokorinth hadden verdreven en Persaios, die door Antigonos tot commandant van het garnizoen was aangesteld, hadden gedood. Vanaf dat moment werden de Achaiers bondgenoten van de Romeinen genoemd en waren ze tot alles bereid: ze volgden de Romeinen naar Makedonië tegen Philippos, ze namen deel aan de campagne tegen Aitolië en als derde onderneming vochten ze aan de kant van de Romeinen tegen Antiochos en de Syriërs. (4) Wat de Achaiers tegen de Makedoniërs of het leger van de Syriërs hadden gedaan, deden ze uit vriendschap voor de Romeinen. Maar met de Aitoliërs hadden ze zelf nog oude vetes. Toen in Sparta een eind was gekomen aan de tirannie van Nabis, een buitengewoon wrede man, namen de geschillen met de Lakedaimoniërs hen meteen weer in beslag. (5) Deze keer brachten de Achaiers hen voor de Achaiïsche bond, waar ze zeer streng werden bestraft, en ze braken de muren van Sparta tot de grond toe af. Deze muren waren in de tijd van de veldtocht van Demetrios en later van Pyrrhos en de Epiroten provisorisch gebouwd, maar tijdens de tirannie van Nabis zo versterkt, dat ze buitengewoon veilig waren geworden. De Achaiers haalden dus de muren van Sparta neer, maakten een eind aan de training van de epheben, gebaseerd op de wetten van Lykourgos, en legden hun dezelfde opvoeding op als aan de Achaiïsche epheben. (6) Ik zal dit uitgebreider behandelen in het boek over Arkadië. Omdat de Lakedaimoniërs zich erg gekwetst voelden door wat hen door de Achaiers was opgelegd, deden ze een beroep op Metellus en zijn medegezanten uit Rome. Zij waren niet gekomen om een oorlog te voeren met Philippos en de Makedoniërs, omdat er al vrede was gesloten tussen Philippos en de Romeinen, maar om de beschuldigingen van de Thessaliërs en enkele Epiroten tegen Philippos te onderzoeken. (7) In feite waren Philippos zelf en de Makedonische macht door de Romeinen vernietigd. In de strijd tegen Flaminius en de Romeinen bij Kynoskephalai had Philippos het onderspit gedolven en hoewel hij zijn hele leger inzette, leed hij een zo zware nederlaag in de slag, dat hij het grootste deel van zijn leger verloor en zijn garnizoenen uit alle Griekse steden, die hij in de oorlog had veroverd, terugtrok volgens een overeenkomst met de Romeinen. (8) Voor de vorm echter kreeg hij door alle mogelijke smeekbeden en tegen enorme kosten een vredesverdrag. De geschiedenis van de Makedoniërs en de macht die ze zich hadden verworven ten tijde van Philippos, de zoon van Amyntas, en hun ondergang ten tijde van de latere Philippos is door de Sibylle met goddelijke inspiratie geprofeteerd. Het orakel is als volgt:
    (9) “Makedoniërs, trots op uw koningen uit Argos,
    de heerschappij van Philippos brengt U voorspoed en onheil.
    De eerste zal U maken tot heersers van steden en volken,
    de jongste zal, bedwongen door mannen van west en van oost,
    uw eer geheel vernietigen.”
    De Romeinen, aan wie het westen van Europa behoorde, hebben de Makedonische macht vernietigd en een van de bondgenoten was Attalos ******* tevens bevelhebber van een Mysisch leger, en Mysië ligt in het oosten.

  1. Metellus en de andere gezanten besloten de Lakedaimoniërs niet over het hoofd te zien en verzochten de leiders de Achaiers samen te roepen voor een vergadering om hen gezamenlijk instructies te geven zich te matigen in hun houding tegenover Lakedaimon. Maar zij antwoordden dat ze geen vergadering van de Achaiers wilden beleggen voor hen of voor iemand anders, die geen besluit van de Romeinse senaat had voor de zaak die hij wilde bespreken. Metellus en zijn mannen vatten dit op als een belediging en na hun terugkomst in Rome brachten ze veel beschuldigingen, die niet allemaal waar waren, tegen de Achaiers bij de senaat in. (2) Nog meer aanklachten tegen de Achaiers kwamen van Areus en Alkibiadas, twee van de meest aanzienlijke Lakedaimoniërs in Sparta, maar onrechtvaardig tegenover de Achaiers. Want toen zij door Nabis waren verbannen, hebben de Achaiers hen opgenomen en na de dood van Nabis brachten ze hen tegen de wil van de Lakedaimoniërs weer terug naar Sparta. Ook zij verschenen nu voor de senaat, waar ze de Achaiers heel heftig aanvielen. De Achaiers veroordeelden hen in hun vergadering bij afwezigheid ter dood. (3) De Romeinse senaat stuurde nu Appius en anderen om te bemiddelen tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers. Maar alleen al het zien van Appius en zijn gezelschap zou het ongenoegen van de Achaiers wekken, omdat ze Areus en Alkibiadas, de voor de Achaiers in die tijd meest gehate mannen, met zich mee brachten. Ze kwetsten de Achaiers zelfs nog meer doordat ze in hun vergadering verschenen en hun toespraken meer woedend dan overtuigend waren. (4) Lykortas van Megalopolis, die groot aanzien bij de Arkadiërs genoot en dankzij zijn vriendschap met Philopoimen iets van diens geestkracht had meegekregen, zette de rechtvaardigheid van de Achaiïsche zaak uiteen in een redevoering, waarin hij ook enige afkeuring tegen de Romeinen uitte. Maar Appius en zijn mannen dreven de spot met de rede van Lykortas en verklaarden Areus en Alkibiadas onschuldig aan elk onrecht tegen de Achaiers. Ze gaven de Lakedaimoniërs toestemming gezanten naar Rome te sturen, wat in strijd was met de bepalingen van het verdrag tussen de Romeinen en Achaiers. Daarin was namelijk bepaald dat gezanten namens de gemeenschap van de Achaiers naar de Romeinse senaat moesten gaan en dat het verboden was dat steden die tot de Achaiïsche bond hoorden zelf gezanten stuurden. (5) De Achaiers zonden een tegengezantschap en toen beide partijen hun redevoeringen in de senaat hadden gehouden, stuurden de Romeinen dezelfde mannen opnieuw om te bemiddelen tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers, Appius en degenen die al eerder met hem naar Griekenland waren gekomen. Degenen die door de Achaiers waren verbannen lieten ze naar Sparta terugkeren en aan hen die voor de rechtszitting waren gevlucht en bij afwezigheid door de Achaiers waren veroordeeld scholden ze hun straffen kwijt. Ze hieven het Lakedaimonische lidmaatschap van de Achaiïsche bond niet op, maar voor halszaken stelden ze buitenlandse rechtbanken in, terwijl Lakedaimoniërs bij alle andere aanklachten voor de Achaiïsche bond terecht moesten staan. Ook werd er weer een nieuwe ringmuur om Sparta gebouwd. (6) De teruggekeerde Lakedaimoniërs bleven maar intrigeren tegen de Achaiers en dachten hen vooral op de volgende manier schade toe te brengen. Ze haalden de Messeniërs die door de Achaiers waren verbannen, omdat ze van medeplichtigheid aan de dood van Philopoimen werden verdacht, en ballingen van de Achaiers zelf over naar Rome te gaan. Zelf gingen ze met hen mee om te onderhandelen over opheffing van hun verbanning. En omdat Appius een vurige aanhanger van de Lakedaimoniërs was en in alles een tegenstander van de Achaiers, zag het er naar uit dat de plannen van de Messeense en Achaiïsche ballingen makkelijk zouden slagen. Ogenblikkelijk werd door de senaat een brief naar Athene en Aitolië gestuurd met instructies de Messeniërs en Achaiers naar huis te laten terugkeren.
    (7) Dit was het, waardoor de Achaiers nog het diepst gekwetst werden: ze vonden dat ze van de kant van de Romeinen geen enkele vorm van gerechtigheid kregen en dat alle inspanningen die ze voor hen hadden verricht voor niets waren geweest. Ter wille van de Romeinen hadden ze tegen Philippos en de Aitoliërs gevochten en later tegen Antiochos, en nu werden ze achtergesteld bij een stelletje ballingen, wier handen met bloed waren besmeurd. Maar ze besloten toch maar toe te geven.

  1. Dit was wat tot dan toe gebeurde. Maar de meest goddeloze van alle misdaden, het verraad van het vaderland en medeburgers ter wille van eigen gewin, die in Griekenland altijd aanwezig is gebleven, zou het begin van rampen zijn voor de Achaiers. In de tijd dat Darius, de zoon van Hystaspes, koning van Perzië was is Ionië ten onder gegaan doordat alle Samische kapiteins op elf na de Ionische vloot hebben verraden. (2) Nadat ze de Ioniërs hadden bedwongen, legden de Perzen ook Eretria de slavernij op. De verraders waren de aanzienlijkste mannen in Eretria, Philagros, zoon van Kyneas, en Euphorbos, zoon van Alkimachos. Toen Xerxes tegen Griekenland optrok, werd Thessalië verraden door Aleuades en Thebe door Attaginos en Timegenidas, de eerste burgers in Thebe. In de Peloponnesische oorlog probeerde de Eliër Xenias Elis te verraden aan de Lakedaimoniërs en Agis. (3) De zogenaamde vrienden van Lysander gaven nooit hun pogingen op hun vadersteden in handen van Lysander te spelen. Tijdens het koningschap van Philippos, zoon van Amyntas, kun je in Griekenland geen andere staat vinden dan Lakedaimon die niet is verraden. De andere steden in Griekenland zijn meer door verraad dan door pest ten onder gegaan. Alexander, de zoon van Philippos, had het geluk dat hij nauwelijks noemenswaardige hulp van verrraders heeft gehad. (4) Toen de Grieken de nederlaag bij Lamia hadden geleden, wilde Antipater snel vrede sluiten, omdat hij haast had over te steken voor de oorlog in Azië, en het liet hem onverschillig of hij Athene en heel Griekenland vrij zou achterlaten. Maar Demades en andere verraders in Athene haalden Antipater over geen welwillendheid jegens de Grieken te betonen. Ze terroriseerden de Atheense bevolking zo, dat door hun toedoen Makedonische garnizoenen in Athene en de meeste andere steden werden gelegd. (5) Dit is het bewijs van mijn bewering: na de catastrofe in Boiotië waren de Atheners nog geen onderdanen van Philippos, hoewel na de oorlog tweeduizend man krijgsgevangen waren gemaakt en duizend man gedood. Maar bij Lamia zijn hoogstens tweehonderd man gevallen en toch zijn ze door de Makedoniërs tot slaaf gemaakt. Zo is de plaag van verraad nooit uit Griekenland verdwenen. In deze tijd was het een Achaier, Kallikrates, die er voor verantwoordelijk was dat de Achaiers totaal onderworpen waren aan de Romeinen. Hun moeilijkheden begonnen met Perseus en de vernietiging van de Makedonische macht door de Romeinen.
    Perseus, zoon van Philippos, leefde in vrede met de Romeinen op grond van een verdrag dat zijn vader Philippos had gesloten, maar hij besloot de eed te verbreken. Hij trok met een leger op tegen de Sapaiers en hun koning Abroupolis, Romeinse bondgenoten, en verwoestte hun land. Archilochos noemt deze Sapaiers in een iambisch gedicht. (7) Om dit onrecht tegen de Sapaiers werden de Makedoniërs en Perseus in een militaire actie verslagen en er werden tien Romeinse senatoren gestuurd om de situatie in Makedonië op een voor de Romeinen zo gunstig mogelijke manier te regelen. Vanaf het moment dat zij in Griekenland arriveerden liet Kallikrates niets na om hen in woord of daad te vleien. Op een van hen, een man zonder enig gevoel voor rechtvaardigheid, kreeg Kallikrates een zo grote invloed, dat hij hem zelfs overhaalde naar een vergadering van de Achaiïsche bond te komen. (8) Hij verscheen in de vergadering en verklaarde dat de meest invloedrijke Achaiers Perseus in de oorlog tegen de Romeinen geld hadden gegeven en hem ook met andere middelen hadden geholpen. Hij eiste van de Achaiers dat ze hen ter dood veroordeelden. Als ze hen veroordeelden, zou hij van zijn kant, zo zei hij, de namen van de mannen bekend maken. Zijn woorden werden volstrekt onrechtvaardig gevonden. De leden van de vergadering wilden dat als bepaalde Achaiers gemene zaak met Perseus hadden gemaakt, hij ieder van hen met name zou noemen en zeiden dat het niet redelijk was hen eerder te veroordelen. (9) De Romein, in het nauw gebracht, verklaarde toen brutaalweg dat alle Achaiers die een commando hadden bekleed onder de aanklacht vielen, omdat allen aan de kant van de Makedoniërs en Perseus stonden. Hij zei dit op instructie van Kallikrates. Na hem stond Xenon, een man met een grote reputatie onder de Achaiers op en zei: “Dit is de waarheid over de aanklacht: ook ik ben bevelhebber van de Achaiers geweest, maar ik heb niets verkeerds tegen de Romeinen gedaan en ik heb geen enkele sympathie voor Perseus. Daarom ben ik bereid terecht te staan voor de vergadering van de Achaiers en zelfs voor de Romeinen zelf.” Hij sprak vrijuit omdat hij een zuiver geweten had. (10) Maar de Romein greep dit aan als een voorwendsel en stuurde iedereen die door Kallikrates werd beschuldigd om voor een Romeinse rechtbank te worden berecht. Nooit eerder waren Grieken zo behandeld. Zelfs de machtigste Makedonische heersers, Philippos, zoon van Amyntas, en Alaxander hebben hun Griekse tegenstanders niet onder dwang naar Makedonië gestuurd, maar ze stonden hen toe zich te verdedigen voor de Amphiktyonen.
    (11) Maar nu was besloten iedere man van het Achaiïsche volk die Kallikrates wenste te beschuldigen, zelfs al was hij onschuldig, naar Rome te sturen. Hun aantal bedroeg meer dan duizend. Omdat de Romeinen dachten dat zij al door de Achaiers waren veroordeeld, verspreidden ze hen over de Etrurische steden en hoewel de Achaiers het ene na het andere gezantschap stuurden, hielden ze helemaal geen rekening met hun smeekbeden. (12) Zeventien jaar later, toen er nog hoogstens driehonderd Achaiers in Italië waren overgebleven, lieten ze hen gaan, omdat ze vonden dat zij toen wel voldoende waren gestraft. Voor hen die meteen al bij hun deportatie naar Rome of later uit de steden, waarheen ze door de Romeinen waren gebracht, ontsnapten gold geen enkel excuus. Zij werden, als ze werden gegrepen, gestraft.

  1. De Romeinen stuurden opnieuw een vertegenwoordiger van de senaat naar Griekenland. Zijn naam was Gallus en hij was gestuurd om een gerechtelijke beslissing te nemen in een ruzie tussen de Lakedaimoniërs en Argivers om een stuk grondgebied. Deze Gallus stelde zich in woord en daad hooghartig op tegenover het Griekse volk, maar met de Lakedaimoniërs en Argivers dreef hij wel erg de spot.
    (2) Deze steden hadden de grootste roem verworven en hadden in oude tijden een befaamde oorlog om de grenzen van het land gevoerd en in overvloedige mate prestaties geleverd, terwijl Philippos, zoon van Amyntas, later als scheidsrechter was opgetreden om hun geschillen bij te leggen. Maar Gallus weigerde als scheidsrechter tussen hen op te treden en liet de beslissing over aan Kallikrates, de grootste schurk van Griekenland. (3) De Aitoliërs die in Pleuron woonden kwamen ook bij Gallus, omdat ze zich wilden afscheiden van de Achaiïsche bond. Gallus gaf hun toestemming een eigen gezantschap naar de Romeinen te sturen en de Romeinen stemden er in toe dat zij de Achaiïsche bond verlieten. Bovendien had de senaat Gallus opgedragen zo veel mogelijk steden van de Achaiïsche bons los te maken. (4) Terwijl hij zijn instructies uitvoerde, plunderde het Atheense volk Oropos, dat aan hen onderworpen was, meer noodgedwongen dan uit vrije wil. De Atheners bevonden zich namelijk in de grootste armoede doordat zij het meest te lijden hadden gehad van de oorlog met de Makedoniërs. De Oropiërs zochten nu hun toevlucht bij de Romeinse senaat. Omdat het leek dat zij onrecht hadden geleden, kregen de Sikyoniërs van de senaat instructies de Atheners een boete op te leggen voor de schade, die ze bij de Oropiërs hadden aangericht. (5) Toen de Atheners niet op tijd bij het proces verschenen, legden de Sikyoniërs hun een boete van vijfhonderd talenten op, maar de Romeinse senaat schold de Atheners op hun verzoek deze boete weet kwijt op honderd talenten na. Toch betaalden de Atheners ook dat niet, maar ze benaderden de Oropiërs met beloftes en geschenken en verleidden hen zo er mee in te stemmen dat er een Atheens garnizoen in Oropos kwam en dat de Atheners gijzelaars van de Oropiërs kregen. De Atheners zouden, als de Oropiërs ooit een klacht tegen hen hadden, het garnizoen terugtrekken en de gijzelaars teruggeven. (6) Het duurde niet lang totdat enkele mannen van het garnizoen zich misdroegen tegen de Oropiërs. Die stuurden afgezanten naar Athene om de gijzelaars terug te eisen en te verzoeken het garnizoen volgens afspraak terug te trekken. Maar de Atheners weigerden op beide verzoeken in te gaan, omdat het een vergrijp was van mannen van het garnizoen en niet van het Atheense volk. Ze beloofden wel de schuldigen voor het gerecht te zullen brengen.
    (7) De Oropiërs wendden zich tot de Achaiers met een verzoek om hulp. Maar zij besloten hen niet te helpen uit vriendschap en respect voor de Atheners. Daarop beloofden de Oropiërs Menalkidas, een Lakedaimoniër van afkomst en in die tijd bevelhebber van de Achaiers, een gift van tien talenten, als hij hen met de Achaiers te hulp zou komen. Hij beloofde Kallikrates, die door zijn vriendschap met de Romeinen een zeer grote invloed bij de Achaiers had, de helft van het geld. (8) Kallikrates schaarde zich aan de kant van Menalkidas en zo was besloten de Oropiërs te helpen tegen de Atheners. Dit nieuws werd aan Athene gemeld. Zij kwamen zo snel als maar mogelijk was naar Oropos, plunderden wat ze bij vorige plunderingen hadden nagelaten en trokken het garnizoen terug. Omdat de Achaiers te laat waren gekomen om nog te kunnen helpen, haalden Menalkidas en Kallikrates hen over Attika binnen te vallen. Maar toen anderen, vooral Spartanen, zich daar tegen verzetten, trok het leger zich weer terug.

  1. Hoewel de Oropiërs geen hulp van de Achaiers hadden gekregen, werd hen door Menalkidas toch het geld afgeperst. Maar toen hij de omkoopsom eenmaal in handen had, voelde hij er steeds minder voor Kallikrates in de winst te laten delen. Eerst verzon hij allerlei uitvluchten en stelde hij de betaling steeds weer uit, maar al gauw durfde hij het aan het rechtstreeks te weigeren. (2) De waarheid van de spreekwoorden, dat het ene vuur feller brandt dan het andere, dat de ene wolf wilder is dan de andere en dat de ene havik sneller vliegt dan de andere, wordt bevestigd door het feit dat Menalkidas in onbetrouwbaarheid zelfs de meerdere was van Kallikrates, de grootste schurk van zijn tijd, die geen weerstand kon bieden aan enig profijt van welke soort dan ook. Kallikrates had, zonder dat hij er enig persoonlijk voordeel van kreeg, de stad Athene tot vijand gemaakt en toen Menalkidas zijn functie neerlegde, beschuldigde hij hem bij de Achaiers van een halsmisdrijf. Hij beweerde namelijk dat hij, toen hij als gezant in Rome was, de Achaiers had tegengewerkt en zijn uiterste best had gedaan Sparta uit de Achaiïsche bond te halen. (3) Menalkidas gaf, nu hij het grootste gevaar liep, drie van de talenten die hij uit Oropos had gekregen aan Diaios van Megalopolis, zijn opvolger als generaal van de Achaiers. Deze was, dankzij de omkoopsom, zo actief dat hij er in slaagde Menalkidas ondanks het verzet van de Achaiers te redden. Iedere Achaier persoonlijk en de hele gemeenschap hielden Diaios verantwoordelijk voor de vrijspraak van Menalkidas. Maar Diaios leidde hun aandacht af door die te richten op veel hogere ambities. Hij gebruikte om hen te misleiden het volgende excuus. (4) In een kwestie over een omstreden stuk land wendden de Lakedaimoniërs zich tot de Romeinse senaat. De senaat gaf op hun beroep als antwoord dat alles met uitzondering van zaken betreffende leven en dood onder de jurisdictie van de Achaiïsche bond viel. Dat was het antwoord, maar Diaios vertelde de Achaiers niet de waarheid. Hij probeerde hen te misleiden en verklaarde dat de Romeinse senaat hun toestond ook een Spartaan ter dood te veroordelen. (5) Zij eisten nu het recht op ook bij halsmisdrijven over Lakedaimoniërs recht te spreken, maar die erkenden niet dat Diaios de waarheid sprak en wilden de kwestie aan de Romeinse senaat voorleggen. De Achaiers beriepen zich nu op een ander argument, dat steden die tot de Achaiïsche bond hoorden niet het recht hadden op eigen initiatief zonder goedkeuring van de bond een eigen gezantschap naar Rome te sturen. (6) Door deze ruzies brak er een oorlog uit tussen de Achaiers en Lakedaimoniërs. Omdat de Lakedaimoniërs beseften dat ze in de strijd niet opgewassen waren tegen de Achaiers, stuurden ze afgezanten naar hun steden en begonnen ze onderhandelingen mat Diaios persoonlijk. Alle steden gaven hetzelfde antwoord, dat het bij hen onwettig was ongehoorzaam te zijn, wanneer een bevelhebber een veldtocht verordonneerde. Diaios was bevelhebber van de Achaiers en verklaarde dat hij niet Sparta ging bestrijden, maar de onruststokers daar. (7) Toen de Raad van Ouden vroeg hoeveel mensen hij schuldig achtte, stuurde hij hun de namen van vier en twintig mannen, die de meest vooraanstaande posities hadden. Nu gaf de mening van Agasisthenes de doorslag, een man die al eerder aanzien genoot, maar door dit advies een nog grotere roem kreeg. Hij verzocht de vier en twintig mannen vrijwillig in ballingschap uit Sparta te vertrekken en niet een oorlog te veroorzaken door daar te blijven. Wanneer ze naar Rome vluchtten, zei hij, zouden ze na korte tijd door de Romeinen weer worden teruggebracht. (8) Zij vertrokken, werden door de Spartanen formeel voor het gerecht gedaagd en ter dood veroordeeld. Intussen stuurden de Achaiers Kallikrates en Diaios naar Rome om de zaak van de Spartaanse ballingen voor de Romeinse senaat aan te vechten. Kallikrates stierf onderweg door een ziekte en ik weet niet of hij, zelfs als hij Rome had bereikt, iets voor de Achaiers had kunnen doen of dat hij nog grotere ellende voor hen had veroorzaakt. Bij de senaat raakte Diaios verwikkeld in een discussie met Menalkidas, waarin hij veel aan het woord was, maar zonder veel fatsoen luisterde. (9) Het antwoord van de senaat was dat er gezanten gestuurd zouden worden om de geschillen tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers te beoordelen. De reis van de gezanten verliep nogal traag, zodat Diaios opnieuw gelegenheid kreeg om de Achaiers te bedriegen en Menalkidas om de Lakedaimoniërs te bedriegen. Diaios overtuigde de Achaiers dat de Romeinse senaat had besloten tot totale onderwerping van de Lakedaimoniërs aan hen en Menalkidas bedroog de Lakedaimoniërs doordat hij hen liet denken dat de Romeinen hen geheel vrijstelden van een verplicht lidmaatschap van de Achaiïsche bond.

  2. Het gevolg van deze ruzies was dat de Achaiers zich weer opmaakten voor een oorlog tegen de Lakedaimoniërs en Damokritas, die in die tijd was gekozen tot generaal van de Achaiers, verzamelde een leger tegen Sparta. In dezelfde tijd arriveerde een Romeins leger onder bevel van Metellus in Makedonië om een oorlog te voeren tegen Andriskos, zoon van Perseus, die tegen de Romeinen in opstand was gekomen. De oorlog in Makedonië zou heel gemakkelijk in het voordeel van de Romeinen worden beslist. (2) Metellus droeg de mannen die door de Romeinse senaat waren gestuurd om de situatie in Azië te regelen op om alvorens naar Azië over te steken een gesprek te hebben met de Achaiïsche leiders om hen te verbieden de wapens tegen Sparta op te nemen en te gelasten de komst van de mannen die waren gestuurd om te beslissen in de ruzie tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers af te wachten. (3) Zij meldden deze opdrachten aan Damokritos en de Achaiers, toen zij al aan hun veldtocht tegen Lakedaimon waren begonnen en toen ze zagen dat de Achaiers zich niets van hun adviezen aantrokken, vertrokken ze naar Azië. De Lakedaimoniërs namen met meer strijdlust dan kracht de wapens op en trokken uit om hun land te verdedigen, maar werden al spoedig verpletterd. Ongeveer duizend van de dapperste jongemannen vielen in de slag en de rest van het leger vluchtte zo snel mogelijk naar de stad. (4) Als Damokritos toen doortastend had gehandeld, was het voor de Achaiers mogelijk geweest tegelijk met degenen die van het slagveld waren gevlucht de muren van Sparta binnen te dringen. Maar hij riep de Achaiers terug van de achtervolging en zijn latere acties bestonden uit korte aanvallen en plundertochten overal in het land in plaats van een krachtige belegering. (5) Toen Damokritos het leger terug had getrokken, legden de Achaiers hun een boete van vijftig talenten op voor zijn verraad. Omdat hij deze boete niet kon betalen, vertrok hij uit de Peloponnesos en ging in ballingschap. Diaios werd gekozen als zijn opvolger. Hij kwam met Metellus, toen deze weer een gezantschap had gestuurd, overeen dat hij geen oorlog zou voeren met de Lakedaimoniërs en de komst van de bemiddelaars uit Rome zou afwachten.
    (6) Maar hij bedacht een andere strategie tegen de Lakedaimoniërs. Hij paaide de stadjes rondom Sparta en legde er zelfs garnizoenen om als uitvalsbasis tegen Sparta te fungeren.
    (7) De Lakedaimoniërs kozen Menalkidas als generaal tegen Diaios. Hoewel zij totaal onvoorbereid waren op een oorlog en vooral een enorm geldgebrek hadden en bovendien hun land onbezaaid was gebleven, [waagde hij] het toch het verdrag te verbreken en in een stormaanval veroverde hij Iason, een stad aan de grens van Lakonië, maar in die tijd onderworpen aan de Achaiers, en verwoestte het. (8) Door de burgers werd hij er van beschuldigd dat hij opnieuw een oorlog tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers had veroorzaakt en omdat hij geen manier voor de Lakedaimonërs kon vinden om aan het dreigende gevaar te ontkomen, maakte hij uit vrije wil een eind aan zijn leven door gif te drinken. Dit was het einde van Menalkidas. In de tijd dat hij het bevel over de Lakedaimoniërs voerde was hij de onbekwaamste generaal en daarvoor, toen hij leider van het Achaiïsche volk was, de grootste schurk ter wereld.

  1. Ook de bemiddelaars die uit Rome naar de Lakedaimoniërs en Achaiers waren gestuurd, onder wie Orestes, arriveerden in Griekenland. Hij ontbood de leiders van iedere Achaiïsche stad samen met Diaios bij zich. Toen zij in de plaats waar hij verblijf hield aankwamen, maakte hij alles wat hij hun te zeggen had bekend, namelijk dat de Romeinse senaat het juist achtte dat noch de Lakedaimoniërs noch Korinthe zelf lid waren van de Achaiïsche bond en dat Argos en Herakleia bij de Oita en Orchomenos in Arkadië ook van de bond zouden worden losgemaakt, omdat zij niet verwant waren met de Achaiers en deze steden pas in een later stadium tot de Achaiïsche bond waren toegetreden. (2) Terwijl Orestes nog sprak, wachtten de Achaiïsche leiders niet totdat ze zijn hele verhaal hadden gehoord, maar ze renden het huis uit en riepen de Achaiers ter vergadering. Toen zij vernamen wat de Romeinen hadden besloten, keerden ze zich direct tegen de Spartanen die toen in Korinthe verbleven en arresteerden niet alleen iedereen, van wie ze zeker wisten dat hij Lakedaimoniër was, maar ook iedereen, van wie ze dat vermoedden op grond van zijn haardracht, schoeisel, kleding of naam. Sommigen, die er in waren geslaagd op tijd naar de plaats waar Orestes verbleef te vluchten, probeerden ze toch met geweld daarvandaan te sleuren. (3) Orestes en zijn metgezellen probeerden de Achaiers van hun gewelddadige acties af te houden en zeiden dat ze goed moesten beseffen dat ze de Romeinen misdadige beledigingen aandeden. Enkele dagen later sloten de Achaiers alle Lakedaimoniërs die ze hadden gegrepen op in de gevangenis, maar ze scheidden de vreemdelingen van hen af en die lieten ze vrij. Ook stuurden ze Thearidas en enkele andere Achaiïsche leiders naar Rome. Onderweg ontmoetten ze de Romeinse gezanten die na Orestes waren gestuurd om de problemen tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers te regelen en met hen gingen ze mee terug. (4) Toen de ambtstermijn van Diaios was verstreken, werd Kritolaos door de Achaiers tot bevelhebber gekozen. Deze Kritolaos was bezeten van een felle en redeloze hartstocht oorlog te voeren tegen de Romeinen. Op het moment dat het Romeinse gezantschap aankwam om de moeilijkheden tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers op te lossen ging Kritolaos naar Tegea in Arkadië om daar met hen te spreken. Hij wilde beslist geen algemene vergadering van de Achaiers samenroepen en hoewel hij ten aanhoren van de Romeinen boodschappers opdracht gaf de leden op te roepen tot een vergadering van de bond, droeg hij privé de afgevaardigden in de verschillende steden op weg te blijven van de vergadering. (5) Toen de deputaties niet verschenen, liet Kritolaos duidelijk zien dat hij de Romeinen voor de gek hield. Hij zei hen dat ze een volgende vergadering, die vijf maanden later plaats zou vinden, moesten afwachten. Hij verklaarde zich niet bevoegd op persoonlijke titel zonder goedkeuring van de algemene vergadering met hen te onderhandelen. Toen zij beseften dat ze om de tuin werden geleid, vertrokken ze naar Rome. Kritolaos riep de Achaiers op naar Korinthe en haalde hen over de wapens op te nemen tegen Sparta en openlijk Rome de oorlog te verklaren. (6) Wanneer een koning of een stad een oorlog begint en die niet goed verloopt, is dat meer te wijten aan een of andere godheid dan dat het een verwijt is aan de oorlog voerenden zelf. De combinatie van driestheid en zwakte zou eerder dwaasheid dan tegenspoed kunnen worden genoemd en dat was juist wat Kritolaos en de Achaiers ten val bracht. De Achaiers werden aangemoedigd door Pytheas, in die tijd de Boiotische bevelhebber in Thebe, en de Thebanen zegden vol vuur hun steun toe. (7) In het eerste vonnis van Metellus waren de Thebanen veroordeeld tot het betalen van een boete aan de Phokaiers, omdat ze met een gewapende macht Phokis waren binnengevallen, in het tweede aan de Euboiers, omdat ze ook hun land hadden verwoest, en in het derde aan de bewoners van Amfissa voor het plunderen van hun land in de tijd dat het graan rijp was.

  2. Toen de Romeinen het nieuws vernamen van de mannen die zij naar Griekenland hadden gezonden en uit de brieven die Metellus had gestuurd, achtten ze de Achaiers schuldig aan onrecht. Mummius, die tot consul van dat jaar was gekozen, kreeg opdracht met een vloot en een leger naar de Achaiers te gaan. Zodra Metellus had vernomen dat Mummius met zijn leger in aantocht was, deed hij zijn uiterste best zelf een eind aan de oorlog te maken voordat Mummius in Griekenland was gearriveerd. (2) Hij stuurde afgezanten naar de Achaiers om hen op te dragen de Lakedaimoniërs en andere steden, die door de Romeinen waren genoemd, toestemming te geven de bond te verlaten en beloofde dat van Romeinse zijde er geen wrok zou zijn om hun vroegere ongehoorzaamheid. Toen hij deze voorstellen deed, trok hij tegelijkertijd met zijn leger uit Makedonië en koos een route door Thessalië langs de golf van Lamia. Kritolaos en de Achaiers wilden van geen enkel voorstel tot een overeenkomst weten en begonnen een beleg van Herakleia, dat weigerde lid van de Achaiïsche bond te worden. (3) Zodra Kritolaos van verspieders hoorde dat Metellus en de Romeinen de Spercheios waren overgestoken, vluchtte hij naar Skarpheia in Lokris, omdat hij het niet aandurfde de Achaiers op te stellen op de pas tussen Herakleia en Thermopyle om daar Metellus af te wachten. Hij was zo in paniek geraakt, dat hij zelfs niet hoopvoller werd gestemd door de plaats waar de Lakedaimoniërs voor de Grieken tegen de Perzen hadden gestreden en waar de Atheners niet minder roemrijke daden hadden verricht tegen de Galaten. (4) De troepen van Metellus kregen Kritolaos en de Achaiers op hun vlucht kort voor Skarpheia te pakken. Er vielen veel doden en ongeveer duizend mannen werden levend gevangen genomen. Kritolaos werd na de strijd niet meer levend gezien en evenmin onder de doden gevonden. Als hij de moed heeft gehad in de moerassen van de zee bij de berg Oita te duiken, moet hij spoorloos in de diepte zijn verdwenen. (5) Over het einde van Kritolaos valt dus slechts te gissen. Een leger van duizend Arkadiërs dat had deelgenomen aan de campagne van Kritolaos drong door tot de Phokische stad Elateia, waar zij door de bewoners op grond van een oude bloedverwantschap werden opgenomen. Maar toen de berichten over het lot van Kritolaos en de Achaiers de Phokiërs bereikten, droegen ze de Arkadiërs op weer uit Elateia te vertrekken. (6) Op hun terugweg naar de Peloponnesos werden ze bij Chaironeia door Metellus en de Romeinen aangevallen. Daar trof de wraak van de Griekse goden de Arkadiërs. Omdat ze bij Chaironeia de Grieken in de strijd tegen Philippos en de Makedoniërs in de steek hadden gelaten, werden ze op dezelfde plek gedood door de Romeinen. (7) Diaios trad nu opnieuw op om de leiding van de Achaiers op zich te nemen. Naar voorbeeld van het besluit van Miltiades en de Atheners voor de slag bij Marathon schonk hij de slaven de vrijheid en hij verzamelde de weerbare mannen uit de Achaiïsche en Arkadische steden. Het totale aantal, de slaven inbegrepen, bedroeg ongeveer zeshonderd man cavalerie en veertienduizend man infanterietroepen. Nu maakte Diaios een enorme fout. Hoewel hij wist dat het Kritolaos en de gehele Achaiïsche legermacht in de strijd tegen Metellus zo slecht was vergaan, selecteerde hij ongeveer vierduizend man en stelde hen onder bevel van Alkamenes. Zij werden naar Megara gestuurd om als garnizoen van de stad te dienen en in geval dat het Romeinse leger onder leiding van Metellus in die richting zou gaan, hun opmars te verhinderen. (9) Toen de Arkadische elitetroepen bij Chaironeia uiteen waren geslagen, liet Metellus zijn leger opbreken en marcheerde hij naar Thebe. De Thebanen hadden namelijk de Arkadiërs geholpen bij de belegering van Herakleia en hadden deelgenomen aan de slag bij Skapheia. Toen verlieten zowel mannen als vrouwen van iedere leeftijd de stad. Ze zwierven rond door Boiotië en vluchtten naar de hoge bergstreken. (10) Maar Metellus stond niet toe heiligdommen van goden in brand te steken en verbood ook maar één Thebaan te doden of een vluchteling gevangen te nemen. Alleen wanneer ze Pytheas zouden grijpen, moest deze bij hem worden gebracht. Pytheas werd onmiddellijk gevonden, bij Metellus gebracht en gestraft. Toen het leger Megara naderde, wachtten Alkamenes’ mannen dat niet af, maar vluchtten meteen naar het Achaiïsche legerkamp bij Korinthe. (11) De Megariërs gaven de stad zonder slag of stoot over aan de Romeinen en toen Metellus de Isthmos bereikte, deed hij de Achaiers voorstellen om tot een vreedzame regeling te komen. Want hij koesterde een sterk verlangen om zelf zowel de Makedonische als de Achaiïsche kwestie te regelen. Maar al zijn inspanningen werden te niet gedaan door de onbezonnenheid van Diaios.

  3. Bij het aanbreken van de dag bereikte Mummius het Romeinse legerkamp en bracht Orestes, die eerder was gekozen om het conflict tussen de Lakedaimoniërs en Achaiers te regelen, met zich mee. Hij stuurde Metellus en zijn manschappen naar Makedonië en wachtte zelf op de Isthmos af tot zijn hele leger was verzameld. Er kwam ongeveer vijfendertighonderd man cavalerie en het aantal infanteristen bedroeg drie en twintigduizend man. Verder arriveerden er Kretenzische boogschutters en troepen uit Pergamon aan de Kaïkos, gestuurd door Attalos, onder leiding van Philopoimen.
    (2) Mummius stationneerde een groep soldaten uit Italië en hulptroepen op een afstand van twaalf stadiën van het leger. Maar omdat de Romeinen in hun arrogantie nogal onzorgvuldig waren met de bewaking, vielen de Achaiers hen tijdens de eerste wachtperiode aan, doodden sommigen, dreven een groot deel terug naar het legerkamp en veroverden ongeveer vijfhonderd schilden. Aangemoedigd door dit succes marcheerden de Achaiers uit voordat de Romeinen de aanval begonnen. (3) Maar toen Mummius tegen hen uitrukte, sloeg de cavalerie van de Achaiers meteen op de vlucht zonder zelfs de eerste aanval van de Romeinen af te wachten. Bij de vlucht van de ruiterij verloor de infanterie de moed, maar ze vingen wel de aanval van de Romeinse gelederen op. De Achaiers boden, hoewel ze numeriek ver in de minderheid waren en uitgeput door hun verwondingen, toch heftig weerstand, totdat een Romeinse formatie van duizend man hen in de flank aanviel en volledig op de vlucht joeg. (4) Als Diaios de moed had gehad na de slag snel naar Korinthe te gaan en de mannen die op de vlucht verspreid waren binnen de stadsmuren op te vangen, hadden de Achaiers wellicht gunstige voorwaarden van Mummius kunnen krijgen door hem te dwingen tot een belegering en een uitputtende strijd. Maar nu vluchtte Diaios, zodra de Achaiers begonnen wijken, onmiddellijk naar Megalopolis. Zijn houding tegenover de Achaiers was totaal anders dan de houding van Kallistratos, zoon van Empedos, tegenover de Atheners. (5) Deze man was commandant van de cavalerie op Sicilië. Toen de Atheners en anderen die aan hun expeditie deelnamen bij de rivier Asarinos in de pan werden gehakt, had Kallistratos de moed zich aan het hoofd van de ruiterij een weg door de vijanden te banen. Hij bracht de meesten veilig in Katana en keerde langs dezelfde weg terug naar Syracuse, waar hij de vijand aantrof, nog bezig met het plunderen van het Atheense kamp. Hij sloeg vijf of zes van hen neer voordat hij zelf en zijn paard dodelijke verwondingen opliepen en stierven. (6) Zo kreeg hij roem voor de Atheners en zichzelf doordat hij het leven van de mannen, over wie hij het bevel voerde, redde en zelf vrijwillig de dood zocht. Maar Diaios stortte de Achaiers in het ongeluk en kwam zelf de boodschap van de ramp die was gebeurd aan de burgers van Megalopolis berichten. Met eigen handen doodde hij zijn vrouw om haar voor krijgsgevangenschap te vrijwaren en pleegde vervolgens zelfmoord door vergif te drinken. In hebzucht was hij het evenbeeld van Menalkidas, met wie hij ook kan worden vergeleken in lafheid tegenover de dood.
    (7) De Achaiers die na de slag veilig in Korinthe waren gekomen ontsnapten in die nacht en met hen ontsnapten ook de meeste Korinthiërs. Hoewel de poorten open stonden, aarzelde Mummius aanvankelijk naar binnen te gaan, omdat hij het vermoeden had dat er een of andere hinderlaag binnen de muren was gelegd. Maar twee dagen na de slag nam hij Korinthe met geweld in en stak het in brand. (8) De meesten van hen die er werden aangetroffen zijn door de Romeinen gedood, vrouwen en kinderen werden door Mummius als slaven verkocht. Ook de slaven die de vrijheid hadden gekregen en met de Achaiers mee hadden gevochten zijn, voor zover ze niet op het slagveld waren gesneuveld, verkocht. Mummius liet de prachtigste wijgeschenken en andere kunstwerken wegvoeren, de minder waardevolle voorwerpen gaf hij aan Philopoimen, de generaal van Atalos. Zelfs in mijn tijd was er in Pergamon nog buit uit Korinthe. (9) Van de steden die tegen de Romeinen hadden gevochten liet Mummius de muren neerhalen en hij nam de wapens in beslag nog voordat adviseurs uit Rome waren gestuurd. Toen deze adviseurs gekomen waren, maakte hij een eind aan de democratische regeringen en installeerde hij regimes, gebaseerd op vermogensschatting. Aan Griekenland werd belasting opgelegd en de vermogende mensen kregen het verbod buiten de grenzen bezit te verwerven. Alle etnische bondgenootschappen, zoals van de Achaiers en in Phokis, Boiotië en elders in Griekenland, werden zonder uitzondering ontbonden. (10) Enkele jaren later kregen de Romeinen medelijden met Griekenland en gaven ze het recht op de oude etnische bondgenootschappen en het recht zich buiten de grenzen bezit te verwerven terug. Ook scholden ze de straffen die Mummius had opgelegd kwijt. Hij had de Boiotiërs opgedragen honderd talenten te betalen aan Herakleia en Euboia en de Achaiers tweehonderd talenten aan de Lakedaimoniërs. Hiervan kregen de Grieken kwijtschelding van de Romeinen, maar wel werd er tot in mijn tijd nog een gouverneur gestuurd. De Romeinen noemden hem niet gouverneur van Griekenland, maar van Achaia, omdat ze de Grieken hebben onderworpen via de Achaiers, die toen de leiding in Griekenland hadden. Deze oorlog werd beeindigd in de tijd dat Antitheos archont in Athene was, tijdens de honderd en zestigste Olympiade, waarin Diodoros van Sikyon de overwinning behaalde.

  1. In deze tijd was Griekenland in een toestand van totale ontreddering verzonken, hoewel sommige delen vanaf het begin af aan al door goddelijke wil verminkt en verwoest waren. Argos, een stad die in de tijd van de zogeheten heroën het toppunt van zijn macht had bereikt, werd toen het in de macht van de Doriers kwam door de gunst van het lot in de steek gelaten. (2) Het Atheense volk had zich na de Peloponnesische oorlog en de pestepidemie hersteld en leefde weer op, maar enkele jaren later zou het door de opkomst van Makedonië weer terneergeslagen worden. Vanuit Makedonië trof de woede van Alexander ook het Boiotische Thebe. De Lakedaimoniërs leden onder Epaminondas van Thebe en daarna onder de Achaiïsche oorlog. En toen de Achaiïsche macht moeizaam uit de puinhopen van Griekenland begon te ontkiemen als een loot uit een verminkte en grotendeels dorre boom, werd deze, terwijl ze nog steeds groeide, door de onbekwaamheid van de leiders beknot. (3) Later ging het Romeinse keizerschap over op Nero. Hij schonk Griekenland vrijheid en gaf het Romeinse volk het zeer welvarende eiland Sardinië in ruil voor Griekenland. Toen ik over deze handelswijze van Nero nadacht, leek het mij dat Plato, de zoon van Ariston, helemaal gelijk had, toen hij zei dat de grootste en meest gewaagde misdaden niet worden begaan door gewone mensen, maar door een edele geest die door verkeerde opvoeding bedorven is. (4) Maar de Grieken konden niet profiteren van dit geschenk. Onder Nero’s opvolger Vespasianus brak er een burgeroorlog onder hen uit en Vespasianus bepaalde dat ze weer belasting moesten betalen en plaatste hen onder een gouverneur, zeggend dat het Griekse volk had afgeleerd wat het betekent om vrij te zijn.
    (5) Dit is de geschiedenis zoals ik die heb gevonden. De grens tussen het gebied van de Achaiers en dat van de Eliërs is de rivier Larisos. Bij de rivier staat een tempel van Athene Larisaia. Op ongeveer dertig stadiën van de Larisos ligt de Achaiïsche stad Dyme. Dit was de enige Achaiïsche stad die Philippos, zoon van Demetrios, in zijn oorlogen heeft onderworpen en daarom stond Sulpicius, ook een Romeinse veldheer, zijn leger toe Dyme te plunderen. Augustus heeft Dyme later aan Patrai toegewezen. (6) De oudste naam was Paleia, maar toen de Ioniërs de stad nog in bezit hadden, hebben zij de naam veranderd in de tegenwoordige naam. Ik weet niet zeker of de naam afkomstig is van een inheemse vrouw, Dyme, of van Dymas, de zoon van Aigimios. Maar niemand moet zich in verwarring laten brengen door de inscriptie op het beeld van Oibotas in Olympia. Voor Oibotas uit Dyme, die bij de zesde Olympiade de stadionloop heeft gewonnen, is door een uitspraak van het Delphische orakel in de tachtigste Olympiade een beeld opgericht. Hierop staat de inscriptie:
    Deze Oibotas, zoon van Oinias, een Achaier, heeft door zijn overwinning in de stadionloop zijn vaderstad Paleia grotere roem gegeven.
    Het hoeft bij niemand tot misverstand te leiden, als de inscriptie de stad niet Dyme noemt, maar Paleia. Het is in Griekse poëzie namelijk gebruikelijk de oudere namen te gebruiken in plaats van de latere. Zo worden Amphiaraos en Adrastos Phoroniden genoemd en Theseus Erechtide.
    (8) Kort voor de stad Dyme ligt rechts van de weg het graf van Sostratos. Hij was een jongeman uit de streek en hij zou de geliefde van Herakles zijn geweest. Omdat Sostratos nog tijdens het leven van Herakles is gestorven, zou Herakles zelf dit graf gemaakt hebben en enkele van zijn haren geofferd hebben. In mijn tijd stond op de grafheuvel nog een stele met een portret van Herakles. Er wordt verteld dat de locale bevolking ook aan Sostratos offert.
    (9) Dymaiers hebben een tempel van Athene met een heel oud beeld. Ook hebben ze een ander heiligdom, gebouwd voor de Dindymenische Moeder en Attes. Over de vraag wie Attes was heb ik geen geheim kunnen ontdekken, maar de elegieëndichter Hermesianax heeft geschreven dat hij een zoon was van de Phrygiër Kalaos en dat hij vanaf zijn geboorte niet in staat was kinderen te verwekken. Toen hij opgegroeid was, trok hij volgens het verhaal van Hermesianax naar Lydië en stichtte hij voor de Lydiërs de mysteriecultus van de Moeder. Hij werd daar zo vereerd, dat Zeus, boos geworden, een zwijn stuurde om de velden van de Lydiërs te verwoesten. (10) Enkele Lydiërs, onder wie Attes, werden door het zwijn gedood en daarom onthouden de Galaten die in Pessinous wonen zich van het eten van zwijnenvlees. Ze hebben niet de gangbare opvattingen over Attes, maar er bestaat een locale legende, dat Zeus in zijn slaap zijn zaad over de aarde stortte, die na een tijd een goddelijk wezen met dubbele geslachtsdelen, zowel mannelijke als vrouwelijke, voortbracht. Ze gaven hem de naam Agdistis. Omdat ze bang waren voor Agdistis, sneden de goden de mannelijke geslachtsdelen af. (11) Hieruit groeide een amandelboom met rijpe noten. Een dochter van de rivier Sangarios zou een paar noten hebben genomen. Toen ze die aan haar boezem had gelegd, waren die meteen verdwenen en was zij zwanger. Ze kreeg een zoon, maar ze legde hem te vondeling en hij werd verzorgd door een bok. Toen hij bij het opgroeien een bovenmenselijke schoonheid kreeg, werd Agdistis verliefd op de jongen. Toen Attes volwassen was, stuurde zijn familie hem naar Pessinous om te trouwen met de dochter van de koning. (12) Net toen het huwelijkslied werd gezongen, verscheen Agdistis. In een vlaag van waanzin sneed Attes zijn genitaliën af en ook de vader van de bruid deed dat. Agdistis kreeg berouw van wat hij Attes had aangedaan en kreeg van Zeus gedaan dat het lichaam van Attes niet zou wegrotten of vergaan.
    (13) Dit zijn de meest bekende legendes over Attes. In het gebied van Dyme bevindt zich ook het graf van de hardloper Oibotas. Hij was de eerste Achaier die een overwinning in Olympia behaalde, maar hij kreeg geen speciale privileges van hen. Oibotas sprak daarop een vervloeking uit, dat geen enkele Achaier ooit nog een Olympische overwinning zou behalen. Er was een god, aan wie het niet onverschillig bleef dat de vervloeking van Oibotas in vervulling ging. Op zeker moment vernamen de Achaiers waarom ze steeds maar weer de Olympische zegekrans misliepen, nadat ze een gezantschap naar Delphi hadden gestuurd. (14) Dus brachten ze Oibotas verschillende eerbewijzen en ze richtten een standbeeld voor hem in Olympia. Daarna won Sostratos van Pellene de stadionloop voor jongens. Nog altijd brengen de Achaiers die aan de Olympische spelen deelnemen offers aan Oibotas en wanneer ze hebben gewonnen, bekransen ze het beeld van Oibotas.

  1. Ongeveer veertig stadiën voorbij Dyme stroomt de rivier Peiros in zee uit. Aan de Peiros lag vroeger de Achaiïsche stad Olenos. Voor de dichters die over Herakles en zijn werken hebben geschreven was Dexamenos, de koning van Olenos, en de gastvrijheid die Herakles bij hem ontving een belangrijk onderwerp. Dat Olenos oorspronkelijk een kleine stad was, vind ik bevestigd in een gedicht over de kentaur Eurytion, geschreven door Hermesianax. Na verloop van tijd hebben de inwoners, zo wordt verteld, Olenos om zijn zwakte verlaten en zijn ze uitgeweken naar Peirai en Euryteiai.
    (2) Ongeveer tachtig stadiën van de rivier Peiros ligt de stad Patrai. Niet ver daarvandaan mondt de rivier Glaukos in zee uit. Mensen die zich met de oudste geschiedenis van Patrai bezig houden zeggen dat Eumelos, een man die uit de streek zelf afkomstig was, de eerste was die zich in dit gebied heeft gevestigd en dat hij koning was van slechts weinig mensen. Toen Triptolemos uit Attika kwam, kreeg hij van hem graan om te zaaien. Hij leerde hoe hij een stad moest bouwen en noemde de stad Aroë, naar het bewerken van het land. (3) Toen Triptolemos in slaap was gevallen, zou Eumelos’ zoon Antheias de draken van Triptolemos voor diens wagen hebben gespannen, omdat hij ook wilde zaaien. Maar hij viel van de wagen en stierf en Triptolemos en Eumelos stichtten samen de stad Antheia, genoemd naar de zoon van Eumelos. (4) Tussen Antheia en Aroë werd een derde stad gesticht, Mesatis. De verhalen die de mensen van Patrai over Dionysos vertellen, dat hij in Mesatis groot gebracht werd en, belaagd door de Titanen, in de meest verschillende gevaren terecht kwam, wil ik niet tegenspreken, maar ik laat het aan de Patraiers over de naam Mesatis uit te leggen zoals zij zelf willen. (5) Toen de Achaiers later de Ioniërs hadden verdreven, verbood Patreus, zoon van Preugenes, zoon van Agenor, de Achaiers in Antheia en Mesatis te wonen. Hij bouwde een ringmuur om Aroë, zodat de stad geheel door een muur werd omgeven, en noemde deze naar zichzelf Patrai. Agenor, de vader van Preugenes, was een zoon van Areus, zoon van Ampyx, en Ampyx was een zoon van Pelias, zoon van Aiginetes, zoon van Dereites, zoon van Harpalos, zoon van Amyklas, zoon van Lakedaimon.
    (6) Dit waren de voorvaderen van Patreus. Na verloop van tijd staken de Patraiers als enigen van de Achaiers op eigen initiatief over naar Aitolië. Zij deden dat uit vriendschap met de Aitoliërs om hen te helpen in hun oorlog tegen de Galaten. Maar in de gevechten leden ze onbeschrijfelijke nederlagen en, gedwongen door armoede, verlieten ze allen Patrai, op enkelen na. De anderen verspreidden zich op zoek naar werk over de streek en behalve in Patrai zelf vestigden ze zich in de steden Mesatis, Antheia, Boline, Argyra en Arbas. (7) Maar Augustus bracht, omdat hij vond dat Patrai een gunstige ligging aan de handelsroute over zee had of om een andere reden, de mensen uit de andere steden weer terug naar Patrai en bovendien concentreerde hij daar de Achaiers uit Rhypes, dat hij tot de grond toe afbrak. Hij gaf Patrai als enige stad in Achaia vrijheid, naast andere privileges die de Romeinen gewoonlijk kolonisten toestaan.
    (8) Op de akropolis van Patrai staat een tempel van Artemis Laphria. Deze bijnaam van de godin is buitenlands en ook het beeld komt van elders. De Patraiers kregen het beeld van Laphria, toen keizer Augustus Kalydon en de rest van Aitolië had laten ontvolken, omdat hij de bevolking van Aitolië bij Nikopolis boven Aktion wilde concentreren. (9) De meeste andere beelden uit Aitolië en Akarnanië werden naar Nikopolis gebracht, maar aan Patrai gaf Augustus behalve andere buit uit Kalydon ook het beeld van Laphria, dat in mijn tijd nog op de akropolis van Patrai werd vereerd. De godin zou de bijnaam Laphria hebben gekregen naar een man uit Phokis, Laphrios, zoon van Kastalios, zoon van Delphos, die het oude beeld van Artemis in Kalydon heeft opgesteld. (10) Maar naderen zeggen dat de toorn van Artemis tegen Oineus op den duur voor de Kalydoniërs lichter was (
    ) en geloven dat dit de oorsprong van de bijnaam van de godin is. Het beeld heeft de houding van een jageres, het is gemaakt van ivoor en goud en de makers zijn Menaichmos en Soïdas uit Naupaktos, die volgens bepaalde getuigenissen niet veel later dan Kanachos van Sikyon en Kallon van Aigina hebben geleefd. (11) Elk jaar viert de bevolking van Patrai ter ere van Artemis het feest Laphria, waarbij ze het offer op de inheemse wijze brengen. Ze plaatsen nog groene stukken hout, elk zeventien el lang, in een kring rond het altaar. Op het altaar binnen de kring liggen de droogste stukken hout. Als het tijdstip van het feest aanbreekt, maken ze de toegang tot het altaar platter door aarde op de treden van het altaar te brengen. (12) Dan houden ze eerst met veel pracht en praal een processie ter ere van Artemis. Aan het einde van de processie rijdt de priesteres, een jong meisje, op een door herten getrokken wagen. De volgende dag voeren ze de gebruikelijke offerrituelen uit, waaraan door de stad officieel en door burgers individueel vol enthousiasme wordt deelgenomen. Ze gooien eetbare vogels levend op het altaar en ook allerlei offerdieren en bovendien wilde zwijnen, herten en reeën. Sommigen brengen jonge wolven en beren, anderen zelfs volwassen dieren. Ook leggen ze vruchten van fruitbomen op het altaar. (13) Dan steken ze de stukken hout in brand. Ik heb gezien dat sommige dieren, een beer of een ander dier, uit alle macht proberen weg te komen, wat soms dankzij hun kracht ook lukt. Maar degenen die hen er op hebben gegooid brengen hen weer terug naar de brandstapel. Er wordt niet gemeld dat iemand ooit door de dieren is verwond.

  1. Tussen de tempel van Laphria en het altaar staat de graftombe van Eurypylos. Wie hij was en waarom hij naar dit land kwam, zal ik vertellen, maar eerst moet ik uitleggen hoe de situatie voor de mensen hier was bij de komst van Eurypylos. De Ioniërs die in Aroë, Antheia en Mesatis woonden hadden gezamenlijk een heilig domein en een tempel van Artemis, bijgenaamd Triklaria en ieder jaar vierden de Ioniërs een feest en hielden een nachtwake voor haar. Als priesteres van de godin fungeerde een meisje tot het moment dat zij aan een man zou worden gegeven. (2) Het verhaal gaat dat eens Komaitho, een bijzonder mooi meisje, priesteres van de godin was en dat Melanippos, een jongeman die zijn leeftijdgenoten in alle opzichten overtrof en vooral door zijn knappe verschijning, verliefd werd op haar. Toen Melanippos de liefde van het meisje gewonnen had, vroeg hij haar vader om haar hand. Het is echter een eigenschap van oudere mensen dat ze zich meestal verzetten tegen de jeugd en vooral dat ze ongevoelig zijn tegenover geliefden. Dus toen Melanippos en Komaitho beiden graag wilden trouwen, vond hij geen enkel begrip bij zijn eigen ouders, noch bij die van Komaitho. (3) Maar zoals vaak bleek ook in de geschiedenis van Melanippos dat de liefde zich niets aantrekt van wetten van mensen en het ontzag voor de goden verstoort: Komaitho en Melanippos bevredigden hun liefdeshartstocht in de tempel van Artemis en ook daarna zouden ze de tempel als bruidsvertrek blijven gebruiken. Maar de toorn van Artemis trof de mensen ogenblikkelijk: het land bracht geen gewassen meer voort en er ontstonden meer vreemde ziektes dat tevoren. (4) Toen zij zich tot het orakel van Delphi richtten, beschuldigde de Pythia Melanippos en Komaitho. Het orakel gaf opdracht hen te offeren en verder ieder jaar het mooiste meisje en de knapste jongen aan de godin te offeren. Om dit offer werd de rivier die langs het heiligdom Ameilichos (Onverbiddelijk) genoemd. Tot dan toe had de rivier geen naam. (5) De jongens en meisjes, die zonder dat ze iets tegen de godin hadden misdaan zijn omgekomen ter wille van Melanippos en Komaitho, ondergingen net als hun verwanten een deerniswekkend lot, maar Melanippos en Komaitho vind ik helemaal niet ongelukkig. Want vervulling van de liefde is het enige dat voor een mens evenveel waard is als het leven zelf.
    (6) Het offeren van mensen aan Artemis zou als volgt zijn opgehouden. Al eerder hadden de Patraiers een orakel van Delphi gekregen dat een vreemde koning met een vreemde godheid in het land zou verschijnen en een einde zou maken aan de offers aan Triklaria. Toen Troje was veroverd en de Grieken de buit verdeelden, kreeg Eurypylos, zoon van Euaimon, een kist. In de kist was een beeld van Dionysos, een werk van Hephaistos naar men zegt, en door Zeus als geschenk aan Dardanos gegeven. (7) Over die kist worden nog twee andere verhalen verteld. Een daarvan is dat Aeneas hem had achtergelaten, toen hij vluchtte, en de andere, dat hij door Kassandra is weggegooid om het ongeluk af te roepen over de Griek die hem zou vinden. Eurypylos opende de kist, zag het beeld en was direct waanzinnig, toen hij het zag. Hij bleef dat het grootste deel van zijn leven, slechts af en toe kwam hij tot zichzelf. Omdat hij in zo’n toestand was, voer hij niet direct naar Thessalië, maar naar de golf van Kirrha. Daarvandaan ging hij naar Delphi om het orakel te raadplegen over zijn ziekte. (8) Hij zou het antwoord hebben gekregen dat hij de kist moest neerzetten en moest gaan wonen op de plaats waar hij mensen die een vreemd offer brengen zou aantreffen. De wind dreef de schepen van Eurypylos naar de zee bij Aroë. Daar ging hij aan land en ontmoette hij een jongen en een meisje die naar het altaar van Triklaria werden gebracht. Het was niet moeilijk te begrijpen dat dit het bedoelde offer was. Ook de plaatselijke bevolking herinnerde zich nu het orakel. Toen ze een koning zagen die ze nooit eerder hadden gezien, begonnen ze te vermoeden dat er een god in de kist was. (9) Zo kwam er een eind aan de ziekte van Eurypylos en aan de offers voor de mensen daar. De rivier kreeg zijn huidige naam, Meilichos (Vriendelijk). Sommige schrijvers zeggen dat wat ik heb verteld niet Eurypylos uit Thessalië is overkomen, maar Eurypylos, de zoon van Dexamenos, koning van Olenos. Zij beweren dat die met Herakles naar Troje is gegaan en de kist van hem had gekregen. Voor het overige is hun verhaal hetzelfde. (10) Maar ik kan niet geloven dat Herakles niets over de kist wist, als het verhaal inderdaad zo was, en ik denk dat als hij hem nooit als geschenk aan een krijgsmakker had gegeven als hij het wist. Bovendien kennen de Patraiers geen andere Eurypylos dan de zoon van Euaimon, aan wie ze ieder jaar offers brengen, wanneer ze het feest voor Dionysos vieren.

  1. De bijnaam van de god in de kist is Aisymnetes. Zijn belangrijkste dienaren zijn negen mannen, door het volk gekozen op grond van hun reputatie, en evenveel vrouwen. Tijdens één nacht van het feest brengt de priester de kist naar buiten. Dat is de enige nacht met dit privilege. Een aantal jongens uit de streek gaat met kransen van korenaren op het hoofd naar de rivier Meilichos. Zo tooiden ze oorspronkelijk ook degenen die naar Artemis werden gebracht om te worden geofferd. (2) Tegenwoordig leggen de jongens de kransen van korenaren bij de godin en na een bad in de rivier zetten ze weer kransen op, nu van klimop, en gaan dan naar het heiligdom van Aisymnetes. Zo voeren ze de rites uit. In het heilige domein van Laphria staat ook een tempel van Athene met de bijnaam Panachaiïs. Het beeld is van goud en ivoor.
    (3) Onderweg naar de benedenstad staat een tempel van de Dindymenische Moeder, waarin ook Attes wordt vereerd. Van hem hebben ze geen beeld om te laten zien. Het beeld van de Moeder is van marmer. Op de markt staat een tempel van de Olympische Zeus. De god zit op een troon en naast de troon staat Athene. Tegenover de tempel staan een beeld van Hera en een tempel van Apollo met een bronzen beeld van Apollo zonder kleren, maar aan zijn voeten heeft hij sandalen en één voet rust op de schedel van een rund. (4) Dat Apollo een speciale voorkeur voor runderen heeft is beschreven door Alkaios in een hymne op Hermes. Daarin schrijft hij hoe Hermes de runderen van Apollo heeft gestolen. Al voordat Alkaios was geboren heeft Homeros geschreven dat Apollo tegen betaling de runderen van Laomedon hoedde. In de Ilias legt hij Poseidon deze verzen in de mond:
    Ik bouwde voor de Trojanen een muur om hun stad,
    breed en erg mooi, om de stad onverwoestbaar te maken;
    en U, Phoibos, hoedde de sloffende runderen met kromme horens.
    Je kunt aannemen dat de runderschedel daarom afgebeeld is. Op de markt staat in de open lucht een beeld van Athene en daarvoor is het graf van Patreus.
    (6) Naast de markt staat het Odeion, waar een bezienswaardig beeld van Apollo staat. Het is gemaakt van de buit die de Patraiers behaalden, toen zij als enigen van de Achaiers de Aitoliërs hielpen tegen het leger van de Galaten. Het Odeion is in ieder opzicht het mooiste in Griekenland na dat van Athene. Dat wordt in omvang en pracht door geen ander overtroffen. Het is gebouwd door de Athener Herodes ter nagedachtenis aan zijn overleden vrouw. In mijn boek over Attika heb ik dit Odeion niet genoemd, omdat mijn beschrijving van Athene was voltooid voordat Herodes met de bouw was begonnen.
    (7) Als je de markt in Patrai verlaat op het punt waar zich het heiligdom van Apollo bevindt, is daar bij de uitgang een poort. Daarop staan vergulde standbeelden van Pateus, Preugenes en Atherion. Omdat Patreus nog in de jongensleeftijd is, zijn de twee anderen ook zo afgebeeld. Tegenover de markt is bij deze uitgang een heilig domein van Limnatis.
    (8) Toen de Doriërs al in het bezit waren van Lakedaimon en Argos, zou Preugenes het beeld van Limnatis hebben gestolen uit Sparta, omdat hij een droom had gehad, en bij die onderneming zou hij zijn geholpen door zijn meest toegewijde slaaf. Het beeld uit Lakedaimon wordt meestal in Mesoa bewaard, omdat Preugenes het oorspronkelijk daarheen heeft gebracht. Maar als het feest van Limnatis wordt gevierd, komt een slaaf van de godin en brengt het oude houten beeld naar het heilige domein in de stad.
    (9) In de buurt van dit heilige domein hebben de Patraiers nog andere heiligdommen. Die staan niet in de open lucht, maar er in een toegang via zuilengalerijen. Het beeld van Asklepios is, behalve het gewaad, geheel van marmer. Het beeld van Athene is van ivoor en goud. Voor het heiligdom van Athene bevindt zich het graf van Preugenes. Ieder jaar wordt aan Preugenes, net als aan Patreus, geofferd als het feest voor Limnatis wordt gevierd. Niet ver van het theater staat een tempel van Nemesis en een van Aphrodite met enorme beelden van wit marmer.

  1. In dit deel van de stad is ook een heiligdom van Dionysos, bijgenaamd Kalydonisch. Het beeld van Dionysos is namelijk uit Kalydon hierheen gebracht. Toen Kalydon nog werd bewoond, was Koresos een van de priesters van de god. Nooit heeft iemand groter onrecht ten gevolge van de liefde geleden dan hij. Hij was verliefd op een meisje, Kallirhoë. Maar bij Kallirhoë was de afkeer van Koresos even groot als zijn liefde voor haar. (2) Toen ondanks Koresos’ smeekbeden en al zijn beloftes de gevoelens van het meisje niet veranderden, ging hij uiteindelijk als smekeling naar het beeld van Dionysos. Deze luisterde naar de gebeden van zijn priester en meteen raakten de Kalydoniërs buiten zichzelf alsof ze dronken waren en ze waren nog steeds waanzinnig, toen ze door de dood werden getroffen. Dus zochten ze hun toevlucht bij het orakel in Dodona. Want de bewoners van dit deel van het vasteland, de Aitoliërs en hun Akarnanische en Epirotische buren, beschouwen de orakels van de duiven en eiken als het meest betrouwbaar. (3) In dit geval verklaarden de orakels uit Dodona dat het de wraak van Dionysos was en dat er geen genezing was, voordat Koresos Kallirhoë zelf of iemand die de moed had in haar plaats te sterven aan Dionysos zou offeren. Toen het meisje geen redding meer zag, ging ze tenslotte naar haar ouders. Maar ook zij lieten haar in de steek, zodat er haar niets anders restte dan te worden gedood. (4) Toen alles voor het offer in gereedheid was gebracht zoals het orakel uit Dodona had voorgeschreven, werd het meisje naar het altaar gebracht. Koresos stond klaar voor het offer, maar zijn liefde won het van zijn boosheid en hij doodde zichzelf in plaats van Kallirhoë. Door wat hij deed liet hij zien, dat zijn liefde de zuiverste was van alle mensen die wij kennen. (5) Toen Kallirhoë zag dat Koresos dood was, veranderden haar gevoelens: ze kreeg medelijden met Koresos en schaamte voor alles wat ze hem aangedaan had. Ze sneed zich de keel door bij de bron in Kalydon, niet ver van de haven, en latere generaties noemen de bron naar haar Kallirhoë.
    (6) Dichtbij het theater in Patrai bevindt zich een heilig domein van een vrouw uit deze streek. Er staan daar evenveel beelden van Dionysos als er oude steden waren, waarnaar ze ook zijn genoemd. De namen zijn Mesateus, Antheus en Aroeus. Deze beelden worden tijdens het feest van Dionysos naar het heiligdom van Aisymnetes gebracht. Als je van de markt naar het stadsdeel bij zee gaat, bevindt dit heiligdom zich rechts van de weg. (7) Als je vanaf Aisymnetes verder afdaalt, kom je bij een ander heiligdom met een marmeren beeld. Het heet Soteria en het zou oorspronkelijk zijn gesticht door Eurypylos, toen hij van zijn waanzin was genezen. Bij de haven staat een tempel van Poseidon met een staand marmeren beeld. Naast de namen die dichters aan Poseidon hebben gegeven om hun verzen te verfraaien en locale benamingen die afzonderlijke volken hem toekennen zijn de volgende namen algemeen bekend: Pelagios, Asphalios en Hippios. (8) Er zijn verschillende redenen waarom je kunt denken dat de god Hippios werd genoemd, maar ik vermoed dat hij deze naam heeft gekregen, omdat hij de uitvinder van de paardrijkunst was. Homeros laat Menelaos bij een wagenrace oproepen een eed bij deze god te zweren:
    “Leg je handen op de paarden en zweer bij de aardomvatter,
    de aardschokker, dat je niet met opzet en list mijn wagen hebt tegengehouden.”
    En Pamphos die de oudste Atheense hymnen componeerde noemt Poseidon
    “Gever van paarden en schepen met hoge zeilen.”
    Zo heeft hij deze naam gekregen om de paardrijkunst en niet om andere redenen.
    (10) Niet ver van de tempel van Poseidon in Patrai staan heiligdommen van Aphrodite. Een van de twee beelden is een generatie voor mijn tijd door vissers in een net opgehaald. Vlakbij de haven staan twee bronzen beelden, een van Ares en een van Apollo. Het beeld van Aphrodite, die ook een heilig domein heeft bij de haven, heeft een gezicht, handen en voeten van marmer, maar de rest is van hout.
    (11) Ze hebben bij de zee een heilig woud, waarin je ’s zomers heel prettig kunt wandelen en de tijd aangenaam kunt doorbrengen. In dit heilige woud staan ook godentempels, een van Apollo en een van Aphrodite. Ook hun beelden zijn van marmer. Naast het heilige woud staat een tempel van Demeter. Hier zijn staande beelden van haarzelf en haar dochter, maar het beeld van Gè is in zittende houding. (12) Voor de tempel van Demeter is een bron. Aan de kant van de tempel is een wal van stenen en van de buitenkant loopt een toegang tot de bron omlaag. Hier is een onfeilbaar orakel, dat niet voor iedere situatie te raadplegen is, maar alleen voor ziektes. Ze binden een spiegel aan een dun touw en laten die zakken, waarbij ze de diepte zo schatten, dat de spiegel niet diep in de bron zinkt, maar alleen met de rand het water raakt. Nadat ze tot de godin hebben gebeden en reukwerk hebben gebrand, kijken ze in de spiegel, die hun de zieke levend of dood laat zien. (13) Zo ver gaat de betrouwbaarheid van dit water, maar vlakbij Kyaneai in Lycië is een orakel van Apollo Thryxeus. Wanneer iemand net zo in de bron kijkt, laat het water alles zien, wat hij wil zien. Bij het heilige woud in Patrai zijn twee tempels van Sarapis. In een daarvan bevindt zich het graf van Aigyptos, de zoon van Belos. De Patraiers zeggen, dat hij om het tragische lot van zijn kinderen naar Aroë is gevlucht, omdat hij alleen al bij de naam Argos en nog meer die van Danaos huiverde van angst. (14) In Patrai is ook een heiligdom van Asklepios. Dit heiligdom is voorbij de akropolis dichtbij de poort die naar Mesatis leidt.
    Er zijn in Patrai tweemaal zo veel vrouwen als mannen. Meer dan andere vrouwen behoren zij bij Aphrodite. De meeste voorzien in hun levensonderhoud met het vlas dat in Elis groeit. Daarvan weven ze hoofddoeken en andere kledingstukken.

  1. Pharai, een stad van de Achaiers, behoort tot Patrai, geschonken door Augustus. De weg van de stad Patrai naar Pharai is honderdvijftig stadiën en vanaf de kust ligt het ongeveer zeventig stadiën landinwaarts. Vlakbij Pharai stroomt de rivier Pieros en dat is volgens mij dezelfde als de rivier die langs de ruïnes van Olenos loopt en door de mensen aan zee Pieros wordt genoemd. Aan de rivier is een heilig bos met platanen. De meeste daarvan zijn door hun ouderdom hol en zo enorm groot, dat men in de holle stammen maaltijden kan houden en iedereen die dat wil er in kan slapen.
    (2) De markt van Pharai is een groot ouderwets omheind plein. Midden op de markt staat een marmeren beeld van Hermes met baard. Het staat zo op de grond, de vorm is vierkant en het is niet erg groot. Er staat een inscriptie op, die zegt dat het is opgericht door Simylos van Messene. Het wordt Hermes Agoraios genoemd en er is ook een orakel bij. Voor het beeld bevindt zich een haard, ook van steen en op de haard zijn met lood bronzen lantarens bevestigd. (3) Wie de god wil raadplegen, komt ’s avonds. Hij brandt wierook op de haard en nadat hij de lantarens met olie heeft gevuld en aangestoken, legt hij een plaatselijke munt, die
    Chalkous wordt genoemd, op het altaar rechts van het beeld. Dan fluistert hij wat zijn vraag ook maar is de god in het oor. Daarna stopt hij zijn oren dicht en verlaat de markt. Als hij buiten is, haalt hij zijn handen van zijn oren weg en de stem die hij dan hoort beschouwt hij als de orakelspreuk. (4) Een soortgelijk orakel bestaat in Egypte bij het heiligdom van Apis. In Pharai is ook water, gewijd aan Hermes. De bron wordt Stroom van Hermes genoemd en er worden geen vissen gevangen, omdat men gelooft dat die aan de god gewijd zijn. Vlakbij het beeld staan ongeveer dertig vierkante stenen. De Phariërs vereren die stenen en geven elk de naam van een god. Er is in het verleden een tijd geweest dat alle Grieken goddelijke eer bewezen aan ruwe stenen in plaats van aan beelden. (5) Ongeveer vijftien stadiën van de stad Pharai is een heilig woud van de Dioskouroi. Hier groeien vooral laurierbomen, maar een tempel en beelden zijn er niet. De plaatselijke bevolking zegt dat de beelden naar Rome gebracht zijn. In het heilige woud van Pharai staat wel een altaar van veldstenen. Ik heb niet kunnen ontdekken of Phares, de zoon van Phylodameia, dochter van Danaos, de stichter van Pharai was of iemand anders met dezelfde naam.
    (6) Triteia, ook een Achaiïsche stad, ligt in het binnenland en behoort, ook als geschenk van de keizer, tot Patrai. De afstand van Pharai tot Triteia is honderd en twintig stadiën. Voordat je de stad binnenkomt, staat er een wit marmeren grafmonument, dat vooral bezienswaardig is om de schildering op het graf, een werk van Nikias. Het stelt een ivoren zetel voor, waarop een mooie jonge vrouw zit. Naast haar staat een dienares met een parasol. (7) Ook staat er een jongeman, nog zonder baardgroei en gekleed in een chiton, waarover hij een purperen mantel draagt. Naast hem staat een slaaf die speren vasthoudt en jachthonden leidt. Hun namen heb ik niet kunnen achterhalen, maar iedereen vermoedt dat hier een man en een vrouw samen zijn begraven. (8) Sommigen zeggen dat Kelbidas de stichter van Triteia is, gekomen uit Kyme in het land van de Opikoi, maar volgens anderen heeft Ares omgang gehad met Triteia, de dochter van Triton. Dit meisje was priesteres van Athene en hun zoon Melanippos zou, toen hij volwassen was, de stad hebben gesticht en die naar zijn moeder hebben vernoemd. (9) In Triteia is een heiligdom van de zogeheten Grootste Goden. Hun beelden zijn gemaakt van klei. Jaarlijks wordt een feest gevierd ter ere van hen op precies dezelfde manier als de Grieken ter ere van Dionysos vieren. Ook is er een tempel van Athene. Het tegenwoordige beeld is van marmer, maar het oude beeld is naar Rome gebracht, zoals de Triteiers zeggen. Het is gebruikelijk dat de mensen ter plaatse zowel aan Ares als aan Triteia offeren.
    (10) Deze steden liggen tamelijk ver van zee en zijn helemaal steden zoals je in het binnenland aantreft. Als je van Patrai naar Aigion vaart, kom je eerst bij de zogeheten Kaap Rhion, op een afstand van vijftig stadiën van Patrai. De haven Panormos ligt vijftien stadiën voorbij de kaap. Nog eens vijftien stadiën verder ligt het zogeheten Fort van Athene. Van hier tot de haven Erineos is een tocht over zee langs de kust van negentig stadiën en van Erineos naar Aigion is het zestig stadiën, maar de route over land is ongeveer veertig stadiën korter.
    (11) Niet ver van de stad Patrai stroomt de rivier Meilichos. Daar is een tempel van Triklaria, waar geen beeld meer is. Hij staat aan de rechterkant en als je van de Meilichos verder gaat, kom je bij een andere rivier, Charadros geheten. Wanneer vee hier in de lente drinkt, werpt het voornamelijk mannelijke jongen. Daarom drijven de herders al het vee behalve de koeien naar een ander deel van het land. De koeien laten ze achter bij de rivier, omdat stieren geschikter zijn voor offers en het werk op het land, terwijl ze bij het andere vee de voorkeur geven aan vrouwelijke dieren.

  1. Voorbij de Charadros liggen de onbeduidende resten van de stad Argyra. Rechts van de hoofdweg is de bron Argyra en de rivier Selemnos, die in zee uitstroomt. Hierover bestaat een locale legende, dat Selemnos, een knappe jongeman, hier zijn kudde hoedde en dat Argyra, een zeenimf die verliefd op hem was geworden uit zee opkwam, hem vaak bezocht en met hem sliep. (2) Maar na een tijdje leek Selenos niet meer zo knap en wilde de nimf hem niet langer bezoeken. Aphrodite veranderde Selemnos, in de steek gelaten en van liefdesverdriet gestorven, in een rivier. Ik vertel het verhaal zoals het door de mensen van Patrai wordt verteld. Zelfs toen hij een rivier was geworden, bleef hij van Argyra houden, zoals ook over Alpheios wordt verteld dat hij verliefd bleef op Arethousa. Aphrodite gaf Selemnos nog een geschenk: zij zorgde dat de rivier Argyra vergat. (3) Ik heb nog een ander verhaal over hem gehoord: het water van de Selemnos zou voor mannen en vrouwen als een nuttige remedie tegen de liefde zijn. Door een bad in de rivier vergeten zij hun hartstocht. Als dat verhaal waar is, dan is het water van de Selemnos voor de mensen kostbaarder dan grote rijkdom.
    (4) Een eindje voorbij Argyra komt een rivier met de naam Bolinaios. Hier lag eens de stad Bolina. Apollo zou verliefd zijn geweest op het meisje Bolina, maar zij vluchtte en wierp zich hier in zee en door de gunst van Apollo werd ze onsterfelijk. Even verder steekt een kaap in zee uit. Volgens de legende heeft Kronos hier de sikkel, waarmee hij zijn vader Ouranos had verminkt, in zee gegooid. Daarom kreeg de kaap de naam Drepanon. Iets boven de hoofdweg liggen de ruïnes van Rhypes, ongeveer dertig stadiën van Aigion.
    (5) Door het gebied van Aigion stromen de rivier Phoinix en een tweede rivier, Meiganitas, die allebei in zee uitkomen. Vlakbij de stad is een zuilengalerij gebouwd voor de atleet Straton, die op één dag op de Olympische Spelen de pankration en het worstelen won. De zuilengalerij is voor hem gebouwd om te trainen. In Aigion is een oud heiligdom van Eileithyia. Haar beeld is van hoofd tot voeten bedekt met een fijn geweven gewaad. Het beeld is van hout, behalve het gezicht, de handen en de voeten, die gemaakt zijn van Penthelisch marmer. (6) Een hand strekt zij recht vooruit, in de andere houdt ze een fakkel. Dat Eileithyia fakkels heeft is te verklaren doordat de barensweeën voor vrouwen zijn als vuur. Maar de fakkels kunnen ook worden verklaard doordat Eileithyia de kinderen naar het licht brengt. Het beeld is een werk van Damophon van Messene.
    (7) Niet ver van Eileithyia ligt een heilig domein van Asklepios, met beelden van Hygeia en Asklepios. Een jambisch vers op het voetstuk zegt dat ze zijn gemaakt door Damophon van Messene. In dit heiligdom van Asklepos had ik een gesprek met iemand uit Sidon. Hij beweerde dat de Phoinikiërs een beter begrip hebben van de goden in het algemeen dan de Grieken en dat zij in het bijzonder aan Asklepios wel Apollo als vader toeschrijven, maar niet een sterfelijke moeder. (8) Want Asklepios is volgens hem lucht die aan het menselijk geslacht en alle levende wezens gezondheid brengt. Apollo is de zon en hij wordt terecht de vader van Asklepios genoemd, omdat de zon zijn omloop in overeenstemming met de jaargetijden maakt en zo aan de lucht gezondheid verleent. Ik antwoordde dat ik het eens was met wat hij zei, maar dat zijn redenering even Grieks als Phoinikisch was, omdat in Titane in Sikyonië hetzelfde beeld zowel Hygeia als [Asklepios] wordt genoemd en het zo laat zien dat de omloop van de zon gezondheid aan de mensen op aarde brengt.
    (9) In Aigion is een tempel van Athene en een heilig woud van Hera. Er zijn twee wit marmeren beelden van Athene. Niemand mag het beeld van Hera zien behalve de vrouw die als priesteres dienst doet. Bij het theater is een heiligdom en een beeld van Dionysos, nog zonder baard. Ook is er, als je de markt opgaat links, een heilig domein met twee beelden van Zeus, bijgenaamd Soter, allebei van brons, maar het beeld dat hem zonder baard voorstelt lijkt mij de oudste. (10) In een gebouw recht tegenover de ingang staan beelden van Poseidon, Herakles, Zeus en Athene, ook van brons. Zij worden Goden uit Argos genoemd, omdat ze volgens de Argivers in de stad Argos zijn gemaakt, maar de mensen van Aigion zelf zeggen dat de beelden hun door de Argivers in bewaring zijn gegeven. (11) En ze zeggen dat ze ook nog de opdracht hebben gekregen iedere dag aan hen te offeren. Ze hebben de slimmigheid bedacht dat ze een grote hoeveelheid offerdieren offeren, maar ze eten die op bij gemeenschappelijke feestmaaltijden, zodat ze geen onkosten hebben. Uiteindelijk vroegen de Argivers de beelden terug, waarop zij vergoeding van de kosten voor de offers vroegen. Omdat de Argivers dat niet konden betalen, lieten ze de beelden in Aigion.

  1. Bij de markt in Aigion staat een gemeenschappelijke tempel van Apollo en Artemis en op de markt is een heiligdom van Artemis, voorgesteld als jageres, en het graf van de heraut Talthybios. Er bestaat nog een andere grafheuvel van Talthybios in Sparta en beide steden brengen hem offers. (2) In Aigion staat aan zee een tempel van Aphrodite, daarachter een tempel van Poseidon, dan een van Koré, de dochter van Demeter, en de vierde is van Zeus Homagyrios. Daar staan beelden van Zeus, Aphrodite en Athene. Zeus kreeg de bijnaam Homagyrios, omdat Agamemnon hier de belangrijkste mannen van Griekenland verzamelde om samen te overleggen hoe ze de expeditie tegen het rijk van Priamos zouden organiseren. Aan Agamemnon komt onder andere de eer toe, dat hij Troje en de omliggende steden heeft verwoest met het leger dat hem oorspronkelijk heeft gevolgd zonder dat er later nog troepen bijkwamen.
    (3) Meteen na de tempel van Zeus Homagyrios staat een tempel van de Panachaiische Demeter. Het strand waar de Aigiers de genoemde tempels hebben heeft een bron met een royale hoeveelheid water, aangenaam om te zien en te drinken. Ze hebben ook een heiligdom van Soteria. Alleen de priesters mogen het beeld zien en ze hebben de volgende rites. Ze nemen van de godin koeken uit de streek, gooien die in zee en zeggen dat ze die naar Arethousa in Syracuse sturen. (4) De Aigiers hebben nog andere bronzen beelden, een jeugdige Zeus en een Herakles, ook nog zonder baardgroei, een werk van Ageladas van Argos. Jaarlijks worden priesters voor hen gekozen en beide beelden blijven in het huis van de priester. In vroegere tijden werd de jongen die in schoonheid de anderen overtrof gekozen om als priester voor Zeus te dienen. Maar als de baardgroei bij hem begon, ging de op schoonheid gebaseerde eer over naar een andere jongen. Dit waren hun gebruiken. In Aigion komt nog steeds de vergadering van de Achaiische bond bijeen, zoals de Amphiktyonen in Thermopylai en Delphi samenkomen.
    (5) Wanneer je verder gaat, komt de rivier Selinous en veertig stadien voorbij Aigion is een plaats aan zee met de naam Helike. Hier lag eens de stad Helike en er was een tempel van de Helikonische Poseidon, die voor de Ioniers de heiligste was. Zelfs toen zij door de Achaiers waren verdreven en later in de kuststreken van Azie kwamen, is de cultus van de Helikonische Poseidon bewaard gebleven. Ook in Milete is, aan de weg naar de bron Biblis, voor de stad een altaar van de Helikonische Poseidon en op Teos is een bezienswaardig heilig domein en een altaar van de Helikonier. (6) Ook Homeros heeft over Helike en de Helikonische Poseidon geschreven. Een tijd later, toen de Achaiers daar smekelingen uit de tempel hadden verjaagd en gedood, werden ze meteen getroffen door de wraak van Poseidon. Een aardbeving trof hun land en liet niet alleen de gebouwen, maar met de gebouwen zelfs de fundamenten van de stad voor altijd spoorloos verdwijnen. (7) Bij hevige aardbevingen, die buitengewoon krachtig zijn en een zeer groot gebied treffen, geeft de god gewoonlijk tevoren voortekenen. Voortdurende stortregens of periodes van droogte gaan langere tijd aan aardbevingen vooraf en het weer is niet zoals bij het jaargetijde past. In de winter wordt het te warm en in de zomer lijkt de zonneschijf beneveld en krijgt een ongewone kleur, een beetje rossig en langzamerhand wat donkerder. (8) Bronnen drogen meetal op, soms razen stormvlagen over het land en ontwortelen de bomen en af en toe schieten felle bliksemschichten door de hemel. Er worden sterrenbeelden waargenomen die tevoren onbekend waren en grote angst veroorzaken bij de mensen die ze zien. Verder is er onder de grond een sterk geruis van luchtstromen. Met deze en andere signalen kondigt de god zware aardbevingen aan. (9) De bevingen zelf vertonen niet altijd hetzelfde patroon. De oorspronkelijke onderzoekers en hun leerlingen zijn in staat geweest de volgende vormen te onderscheiden. De mildste vorm, als we tenminste bij een zo grote calamiteit nog van mildheid mogen spreken, is wanneer na de eerste beving die de gebouwen aan het wankelen brengt een tegenbeving optreedt die weer opricht wat al omver was geworpen. (10) Bij deze vorm van aardbeving kun je zien dat zuilen die al bijna helemaal omver waren geworpen zich weer oprichten en muren die gespleten zijn zich weer in hun oude toestand herstellen. Balken die door de schok verschoven zijn komen weer op hun oude plaats terug. Ook uiteengetrokken delen van waterleidingen en andere middelen om water te laten stromen worden weer beter samengevoegd dan menselijke vaklieden het kunnen herstellen. De tweede soort aardbeving verwoest de delen die daarvoor vatbaar zijn en gooit onmiddellijk alles waarop zijn kracht zich richt omver alsof het door een stormram gebeurt. (11) De meest vernietigende soort wordt meestal vergeleken met iemand die, getroffen door koorts, snel en moeizaam ademt. De symptomen zijn overal aan het lichaam waar te nemen, maar vooral aan de handen onder de beide polsen. Ze zeggen dat de aardbeving op dezelfde manier direct onder de gebouwen kruipt en de fundamenten schokt zoals molshopen van onder de grond gedrukt worden. Alleen deze soort aardbeving laat geen sporen van vroegere bewoning door mensen achter.
    (12) Deze soort aardbeving zou Helike met de grond gelijk gemaakt hebben en bracht een andere ramp mee in de winter. De zee overstroomde namelijk een groot deel van het land en bedekte Helike volledig. Ook het heilige woud van Poseidon werd door het water overstroomd zodat van de bomen alleen de toppen nog te zien waren. Direct na de plotselinge aardbeving kwam de zee op en de golven sleurden Helike en alle inwoners mee. (13) Iets dergelijks overkwam in een andere vorm op de Sipylos een stad die in een spleet verdween. De berg scheurde, er stroomde water uit en de spleet veranderde in een meer, Saloe genaamd. Resten van de stad waren in het meer te zien, totdat het water van een woeste stroom ze liet verdwijnen. Ook de resten van Helike zijn nog te zien, maar niet meer zo goed, omdat ze door het zeewater zijn aangetast.

  1. Dat de wraak van Hikesios onverbiddelijk is, wordt duidelijk door wat met Helike is gebeurd, maar ook door veel andere voorbeelden. Ook de god in Dodona spoort ons aan smekelingen te respecteren. In de tijd van Apheidas ontvingen de Atheners namelijk van Zeus in Dodona de volgende versregels:
    “Denk aan de Areiopagos en de rokende altaren
    der Eumeniden. Hier zullen de Lakedaimoniërs,
    benard door oorlog, uw smekelingen zijn.
    Dood hen niet met het zwaard en doe smekelingen
    geen onrecht aan. Smekelingen zijn heilig en gewijd.”
    (2) Deze woorden herinnerden de Grieken zich, toen de Peloponnesiërs naar Athene kwamen in de tijd dat Kodros, de zoon van Melanthos, koning van Athene was. De rest van het Peloponnesische leger verliet Attika, toen ze de dood van Kodros vernamen en de manier, waarop dat was gebeurd, omdat het orakel van Delphi hun geen hoop op een overwinning liet. Maar een aantal Lakedaimoniërs drong ´s nachts heimelijk door tot binnen de muur. Bij het aanbreken van de dag merkten ze dat hun makkers waren vertrokken en toen de Atheners zich tegen hen verzamelden, vluchtten ze naar de Areiopagos en de altaren van de godinnen die Semnai heten. (3) Deze keer lieten de Atheners de smekelingen ongedeerd vertrekken, maar later doodden de magistraten zelf de smekelingen van Athene die onder leiding van Kylon de akropolis hadden bezet. De moordenaars zelf en hun nakomelingen werden beschouwd als vervloekt door de godin. Ook de Lakedaimoniërs brachten enkele mannen die toevlucht hadden gezocht in de tempel van Poseidon op Tainaron ter dood. Niet lang daarna werd de stad getroffen door een zo langdurige en hevige aardbeving, dat geen enkel huis in Lakedaimon daartegen bestand was. (4) De verwoesting van Helike vond plaats toen Asteios archont in Athene was, in het vierde jaar van de honderd en eerste Olympiade, waarin Damon van Thourioi zijn eerste overwinning behaalde. Omdat er van de bevolking van Helike geen overlevenden zijn, behoort het land nu aan Aigon.
    (5) Na Helike buig je vanaf zee naar rechts en dan kom je bij het stadje Keryneia. Het ligt boven de hoofdweg op een berg. De naam is ontleend aan een plaatselijke machthebber of aan de rivier Kerynites, die uit Arkadië en van de berg Keryneia stroomt en door dit deel van Achaia gaat. Mykeners uit Argolis vestigden zich ten gevolge van een ramp bij hen. Want hoewel de Argivers niet in staat waren de muur van Mykene te veroveren door de sterkte daarvan (6) – hij was namelijk net als de muur van Tiryns door de zogeheten Kyklopen gebouwd – waren de Mykeners toch door voedselgebrek genoodzaakt hun stad op te geven. Sommigen weken uit naar Kleonai, maar meer dan de helft van de bevolking zocht toevlucht bij Alexander in Makedonië, aan wie Mardonios, zoon van Gobryas, het toevertrouwde de boordschap aan de Atheners te melden. De rest van de bevolking arriveerde in Keryneia, dat door de toename van het aantal inwoners sterker werd en voor de toekomst belangrijker door de vestiging van de Mykeners. (7) In Keryneia is een heiligdom van de Eumeniden dat gesticht zou zijn door Orestes. Wie daar beladen met bloedschuld of een andere besmetting of na een religieus vergrijp binnentreedt om hen te aanschouwen wordt, zegt men, onmiddellijk krankzinnig van angst. Daarom staat de toegang niet voor iedereen open en mag niemand zomaar naar binnengaan. De van houtgemaakte beelden ***** zijn niet erg groot. Bij de ingang van het heiligdom staan marmeren vrouwenbeelden van mooie artistieke kwaliteit. De plaatselijke bevolking zegt dat deze vrouwen priesteressen van de Eumeniden zijn.
    (8) Als je van Keryneia naar de hoofdweg teruggaat en dan een eindje verder reist, kun je weer afslaan naar Boura, dat rechts van de kust op een berg ligt. De naam van de stad zou afkomstig zijn van een vrouw, Boura, dochter van Ion, zoon van Xouthos, en Helike. Toen de god Helike van de aardbodem liet verdwijnen, werd ook Boura door een krachtige aardbeving getroffen, zodat zelfs de oude beelden in het heiligdom niet bewaard zijn gebleven. (9) De enige overlevenden van Boura waren zij, die op dat moment afwezig waren, omdat ze op een veldtocht waren of om een andere reden, en zij hebben Boura herbouwd. Er is een tempel van Demeter, een van Aphrodite en Dionysos en ook nog een van Eileithyia. De beelden zijn van Penthelisch marmer en gemaakt door Eukleides van Athene. Er is een gewaad voor Demeter. Ook staat er een heiligdom van Isis.
    (10) Als je vanuit Boura afdaalt richting zee, kom je bij een rivier met de naam Bouraikos. Daar staat een klein beeld van Herakles in een grot. Hij heeft ook de bijnaam Bouraikos en je kunt een orakel krijgen door middel van een tafel en dobbelstenen. Degene die de god raadpleegt spreekt voor het beeld een gebed uit. Na het gebed neemt hij vier van de dobbelstenen die in grote getale bij Herakles liggen en werpt ze op tafel. Voor elke figuur die op de dobbelstenen is aangebracht staat op de tafel een passende uitleg.
    (11) De directe weg van Helike naar het beeld van Herakles is ongeveer veertig stadiën. Als je van de Herakles verder gaat, kom je bij de monding van een rivier die altijd water heeft en van een berg in Arkadië komt. Deze rivier heeft de naam Krathis, net als de berg waar de bronnen van de rivier zijn. Naar deze Krathis is ook de rivier bij Kroton in Italië genoemd.
    (12) Bij de Achaiïsche Krathis lag eens Aigai, een Achaiïsche stad. Die stad zou op den duur om zijn zwakte zijn verlaten. Ook Homeros noemt deze stad in de woorden van Hera:
    “Zij brengen gaven voor U naar Helike en Aigai.”
    Blijkbaar werd Poseidon in Helike evenveel vereerd als in Aigai.
    (13) Niet ver van de Krathis zul je rechts van de weg een grafmonument aantreffen en op de grafsteen een man, staande naast een paard. De beschildering is verbleekt. Van het graf loopt een weg van ongeveer dertig stadiën naar het zogeheten Gaios. Dit is een heiligdom van Gè met de bijnaam Eurysternos, met een van de oudste houten beelden. De vrouw die telkens als priesteres dienst doet leeft voortaan in kuisheid, maar ook eerder mag zij met niet meer dan één man omgang hebben gehad. De test die ze moeten afleggen bestaat uit het drinken van stierenbloed. Als een vrouw niet de waarheid spreekt wordt ze meteen op grond van die test gestraft. Als meerdere vrouwen om de functie van priesteres strijden, wordt iemand door loting aangewezen. Dtad.is lag eens Aigai, een Acjn Acjails de berg waar de bronnen van de rivier zijn.ter heeft en van een berg in Arkadiandere r

  1. Van het beeld van Herakles aan de weg naar Boura tot de haven van Aigeira – de stad en de haven hebben dezelfde naam – is de afstand twee en zeventig stadiën. Aan de kust bij Aigeira is niets dat de moeite van het vermelden waard is. De weg van de haven naar de bovenstad is twaalf stadiën. (2) In de gedichten van Homeros heet de stad Hyperesia. De tegenwoordige naam dateert uit de tijd dat de Ioniërs er nog woonden en is om de volgende reden ontstaan. Een vijandig leger van Sikyoniërs stond op het punt het gebied binnen te vallen. Omdat ze dachten dat ze niet tegen de Sikyoniërs opgewassen waren, verzamelden ze alle geiten die ze in hun land hadden en bonden fakkels aan hun horens. Diep in de nacht staken ze de fakkels aan. (3) De Sikyoniërs dachten dat er hulp voor de Hyperesiërs was gekomen en dat de vlammen van hun bondgenoten kwamen. Daarom keerden ze terug naar huis en de Hyperesiërs noemden de stad voortaan naar de geiten. Op de plaats waar de mooiste geit die de leider van de kudde was ging liggen bouwden ze een heiligdom van Artemis Agrotera, omdat ze er van overtuigd waren dat de list tegen de Sikyoniërs niet zonder hulp van Artemis bij hen was opgekomen. (4) Maar de naam Aigeira heeft niet meteen de naam Hyperesia overvleugeld, net zoals sommige mensen Oreos op Euboia nog aanduiden met de oude naam Hestiaia. Als bezienswaardigheden biedt Aigeira een heiligdom van Zeus met een zittend beeld van Pentelisch marmer, een werk van Eukleides van Athene. In dit heiligdom staat ook een beeld van Athene. Het gezicht, de handen en de voeten zijn van ivoor, de rest is van hout, aan de oppervlakte versierd met goud en kleuren. (5) Er is een tempel van Artemis met een beeld in moderne stijl. De priesteres is een meisje dat deze functie vervult totdat ze de huwbare leeftijd heeft bereikt. Ook staat er een oud beeld, Iphigeneia, de dochter van Agamemnon, zoals de mensen van Aigeira zeggen. Als zij gelijk hebben, is de tempel blijkbaar oorspronkelijk gebouwd voor Iphigeneia. (6) Er is ook een heiligdom voor Apollo dat net als de sculpturen op de gevel erg oud is. Ook het houten beeld van de god, naakt en van enorme omvang, is oud. Geen van de inwoners kan zeggen wie het gemaakt heeft, maar wie de Herakles in Sikyon heeft gezien kan wel vermoeden dat de Apollo in Aigeira het werk is van dezelfde beeldhouwer, Laphaës van Phlious. (7) In de tempel zijn staande beelden van Asklepios en ergens anders beelden van Sarapis en Isis, ook van Pentelisch marmer. Ze vereren vooral Ourania, maar het is niet toegestaan haar tempel te betreden. De tempel van de godin die ze de Syrische noemen gaan ze op bepaalde dagen binnen, nadat ze eerst de voorgeschreven reinigingsrituelen, speciaal op het gebied van de voeding, hebben uitgevoerd. (8) Ik herinner me dat ik in Aigeira een gebouw heb gezien waarin een beeld van Tyche stond, die de hoorn van Amaltheia droeg. Naast haar stond een gevleugelde Eros. Dat betekent dat voor mensen succes in liefde meer afhangt van het fortuin dan van schoonheid. Ik ben het helemaal eens met de ode van Pindaros, als hij zegt dat Tyche een van de Moiren is en machtiger dan haar zusters. (9) In dit gebouw in Aigeira staan beelden van een oude treurende man en drie vrouwen die hun armbanden hebben afgelegd. Verder staan er evenveel jongemannen als vrouwen. Een van hen draagt een borstpantser. Ze vertellen dat hij de dapperste strijder van de Aigeiraten was in een oorlog tegen de Achaiers en dat hij gesneuveld is. Zijn overlevende broers brachten het bericht van zijn dood naar huis. Daarom legden zijn zusters uit verdriet om hem hun sieraden af en wordt zijn vader door de plaatselijke bevolking Sympathes genoemd, omdat hij zelfs als beeld nog medelijden wekt.
    (10) Vanuit Aigeira loopt een rechte steile weg vanaf de tempel van Zeus door de bergen. Deze is veertig stadiën lang en leidt naar Phelloë, een onbeduidend stadje dat zelfs in de tijd dat de Ioniërs het nog in bezit hadden niet altijd bewoond was. De grond om Phelloë is erg geschikt voor de groei van wijnstokken. Het rotsachtige deel van het gebied is een eikenwoud vol met wilde dieren als herten en everzwijnen. (11) Phelloë is een van de Griekse stadjes die het meest overvloedig zijn voorzien van stromend water. Er zijn tempels van Dionysos en Artemis.Het beeld van de godin is van brons en ze neemt een pijl uit de pijlkoker. Het beeld van Dionysos is helder rood geverfd. Als je naar de haven van Aigeira afdaalt, is rechts van de weg het heiligdom van Agrotera op de plaats waar de geit zou zijn gaan liggen.
    (12) Pellene grenst aan Aigeira. Het is de laatste stad van Achaia in de richting van Sikyon en de Argolis. Volgens de Pellenische overlevering is de stad genoemd naar Pallas, die een van de Titanen zou zijn, maar de Argivers denken dat de naam afkomstig is van een Argiver, Pellen genaamd. Ze beweren dat hij de zoon is van Phorbas, de zoon van Triopas.
    (13) Tussen Aigeira en Pellene lag een stadje met de naam Donoussa, onderworpen aan de Sikyoniërs en door hen verwoest. Het wordt door Homeros genoemd in de lijst van metgezellen van Agamemnon:
    “de mannen van Hyperesia en het steile Donoëssa.”
    Toen Peisistratos de epen van Homeros die verspreid waren en op verschillende plaatsen in de herinneringen voortleefden bijeenbracht, heeft hij of een van zijn vrienden uit onwetendheid de naam veranderd.
    (14) De haven van Pellene is Aristonautai. De afstand van Aigeira aan zee tot hier is honderd en twintig stadiën en de afstand van de haven naar Pellene is de helft daarvan. De haven zou de naam Aristonautai hebben gekregen omdat de Argonauten hier aan land zijn gekomen.

  1. De stad Pellene ligt op een heuvel die met de hoogste top scherp oploopt. Dit deel is steil en daarom onbewoond. De stad is op het vlakkere deel gebouwd en vormt niet één geheel, maar is door een tussenliggende hoogtein twee stukken verdeeld. Langs de weg naar Pellene staat een beeld van Hermes met de bijnaam Dolios (de Listige), maar hij is wel bereid gebeden van mensen te verhoren. De vorm is vierkant, hij heeft een baard en op zijn hoofd is een bewerkte hoed. (2) Aan de weg naar de stad staat een tempel van Athene van steen uit de streek zelf, het beeld is van ivoor en goud. Het zou zijn gemaakt door Pheidias voordat hij de beelden van Athene op de akropolis van Athene en in Plataiai heeft gemaakt. De Pelleniërs zeggen ook dat er een heiligdom van Athene tot diep in de grond ligt en dat dit heiligdom zich onder het voetstuk van het beeld bevindt. De lucht uit het heiligdom is vochtig en daarom geschikt voor het ivoor. (3) Boven de tempel van Athene ligt een heilig woud, omgeven door een muur, van Artemis met de bijnaam Soteira. In haar naam legt men de plechtigste eden af. Niemand behalve de priesters mag dit betreden. De priesters zijn mannen uit de streek die op grond van hun voorname afkomst worden gekozen. Tegenover het heilige woud van Soteira is een heiligdom van Dionysos met de bijnaam Lampter. Ter ere van hem wordt het feest Lampteria gevierd. In de nacht worden fakkels in de tempel gebracht en verspreid over de stad worden mengvaten met wijn geplaatst. (4) In Pellene is ook een heiligdom van Apollo Theoxenios met een bronzen beeld. Ter ere van Apollo houden ze de Theoxenia-spelen. Er worden geldprijzen voor de overwinning uitgeloofd en de deelnemers zijn inheemse mannen. Vlakbij het heiligdom van Apollo staat een tempel van Artemis. De godin wordt afgebeeld als een boogschutter. Op de markt is een bassin voor bronwater gebouwd. Om te baden gebruikt men regenwater omdat er slechts enkele bronnen met drinkwater onder de stad zijn. De plaats waar de bronnen zijn noemen ze Glykeiai. (5) Een oud gymnasion is vooral bestemd voor training van de epheben en niemand mag op de lijst van burgers worden bijgeschreven voordat hij ephebe is geweest. Hier staat een Pelleniër, Promachos, zoon van Dryon, die overwinningen heeft behaald in de pankration, een op de Olympische spelen, drie op de Isthmische en twee op de Nemeïsche spelen. De Pelleniërs hebben twee beelden van hem opgesteld, een in Olympia en een in dit gymnasion. De laatste is van steen, niet van brons. (6) Ook wordt verteld dat Promachos in een oorlog tussen Korinthe en Pellene veel tegenstanders doodde. In Olympia zou hij Poulydamas van Skotoussa hebben overwonnen toen deze voor de tweede keer naar de Olympische spelen was gekomen nadat hij veilig van de Perzische koning thuis was gekomen. Maar de Thessaliërs willen de nederlaag van Poulydamas niet erkennen en een van de argumenten die zij aanvoeren is een epigram op Poulydamas:
    “Skotoëssa, voedster van de onoverwinnelijke Poulydamas.”
    (7) De Pelleniërs bewijzen Promachos dus grote eer, maar Chairon die twee overwinningen in het worstelen op de <Isthmische spelen> en vier overwinningen in Olympia behaalde willen ze helemaal niet noemen. De reden, denk ik, is dat hij de staatsregeling van Pellene omverwierp doordat hij van Alexander, zoon van Philippos, het meest gehate geschenk accepteerde: hij werd tiran van zijn eigen vaderstad.
    (8) In Pellene is ook een heiligdom van Eileithyia. Dat ligt in het kleinste deel van de stad. Het zogeheten Poseidion was in oude tijden een dorp, maar tegenwoordig is het niet bewoond. Dit Poseidion ligt onder het gymnasion en wordt tot op heden als gewijd aan Apollo beschouwd.
    (9) Ongeveer zestig stadiën van Pellene ligt het Mysaion, een heiligdom van Demeter Mysia. Het zou gesticht zijn door Mysios, een man uit Argos, die volgens de Argivische overlevering Demeter in zijn huis heeft ontvangen. In het Mysaion is een heilig woud met allerlei soorten bomen en uit bronnen komt een overvloedige hoeveelheid water. Ter ere van Demeter wordt hier een zeven dagen durend feest gevierd. (10) Op de derde dag verlaten de mannen het heiligdom. De vrouwen blijven achter en houden in de nacht de hun voorgeschreven rites. Niet alleen de mannen worden buitengesloten, maar zelfs de honden van het mannelijke geslacht. Als de mannen de volgende dag het heiligdom binnenkomen, worden ze door de vrouwen uitgelachen en bespot en de mannen doen dat op hun beurt met de vrouwen.
    (11) Niet ver van het Mysaion is een heiligdom van Asklepios, Kyros genaamd, waar mensen door de god worden genezen. Ook hier is een overvloedige hoeveelheid water en bij de grootste bron staat een beeld van Asklepios. Uit de bergen boven Pellene komen rivieren. De rivier bij Aigeira heeft de naam Krios, genoemd naar de Titaan Krios. (12) Ook een andere rivier die in het Sipylosgebergte ontspringt en in de Hermos uitkomt heet Krios. Waar het gebied van Pellene grenst aan dat van Sikyon loopt de rivier Synthas. Dit is de laatste rivier van Achaia en hij mondt uit in de Sikyonische zee.