-
Het deel van Arkadië dat aan de Argolis grenst is in bezit van de Tegeaten en Mantineërs. Zij en de overige Arkadiërs bewonen het binnenland van de Peloponnesos. Eerst wonen er namelijk de Korinthiërs aan de Isthmos. Hun buren aan de kant van de zee zijn de Epidauriërs. Tussen Epidauros, Troizen en Hermione liggen de Argolische golf en de kustgebieden van de Argolis. Naast dit gebied wonen de perioiken van de Lakedaimoniërs en zij grenzen aan Messenië. Dat loopt tot zee af naar Mothone, Pylos en Kyparissiai. (2) Aan de kant van Lechaion wonen naast Korinthe de Sikyoniërs, de uitersten in dat deel van de Argolis. Na Sikyon komen vervolgens de Achaiers die aan de kust wonen. Aan de andere kant van de Peloponnesos tegenover de Echinaden wonen de Eliërs. In de buurt van Olympia en de mondingen van de Alpheios grenst Elis aan Messenië, aan de kant van Achaia grenst het aan het gebied van Dyme. (3) De hier opgenoemde volken reiken allen tot aan de zee, maar de Arkadiers wonen in het binnenland en zijn aan alle kanten van de zee afgesloten. Homeros zegt dat zij daarom naar Troje gingen met schepen die ze van Agamemnon hadden gekregen en niet met eigen schepen.
(4) De Arkadiërs zeggen dat Pelasgos de eerste bewoner van het land was. Maar waarschijnlijk waren er anderen bij Pelasgos en was hij niet alleen. Want over wie zou Pelasgos anders hebben geheerst? Maar Pelasgos overtrof de anderen in grootte, kracht, schoonheid en intelligentie en ik denk dat hij daarom door hen tot koning werd gekozen. Asios heeft de volgende verzen over hem geschreven:
“De donkere aarde bracht in de bergen met hoge bomen
de godgelijke Pelasgos voort, opdat het menselijk geslacht zou ontstaan.”
(5) Toen Pelasgos koning was, kwam hij op het idee hutten te bouwen, zodat de mensen geen kou meer hoefden te lijden of zich nat te laten regenen en ook geen last meer zouden hebben van hitte. Ook van hem kwam het idee schapenhuiden als kledingstukken te gebruiken, zoals arme mensen in Euboia en Phokis nog steeds doen. Verder maakte hij een einde aan de gewoonte groene bladeren te eten en grassen en wortels die niet alleen onsmakelijk, maar soms zelfs giftig waren. (6) Hij ontdekte dat de vrucht van eiken als voedsel kon dienen, niet van alle soorten, maar wel de eikels van de eetbare eiken. Op sommige plaatsen is deze manier van voeding sinds de tijd van Pelasgos zo lang bewaard gebleven, dat de Pythia, toen zij de Lakedaimonërs verbood het Arkadische land in beslag te nemen, de volgende versregels sprak:
“In Arkadië zijn vele eikeletende mannen
die U zullen terugdrijven. Toch misgun ik U niets.”
Het land zou tijdens de regering van Pelasgos de naam Pelasgia hebben gehad.
-
Lykaon, de zoon van Pelasgos, bedacht plannen die nog knapper waren dan die van zijn vader. Hij stichtte op de berg Lykaios de stad Lykosoura, gaf Zeus de bijnaam Lykaios en stelde de Lykaiïsche spelen in. Ik ben van mening dat de Panatheneeën in Athene van latere datum zijn. Want de naam van dit feest was Atheneeën en de naam Panatheneeën zou dateren uit de tijd van Theseus, toen het feest door de Atheners werd ingesteld nadat allen in één stad waren verenigd. (2) De oorsprong van de Olympische spelen voeren ze terug tot de tijd voor het ontstaan van het menselijk geslacht, toen volgens de legende Kronos en Zeus daar worstelden en de Koureten de eersten waren die daar een hardloopwedstrijd hielden. Daarom laat ik die buiten beschouwing. Ik denk dat Kekrops, koning van Athene, en Lykaon tijdgenoten waren, maar in religieuze zaken niet even wijs. (3) Want Kekrops was de eerste die Zeus de titel Hypatos gaf en hij weigerde levende wezens te offeren, maar op het altaar brandde hij een plaatselijk soort koeken die de Atheners nog altijd “pelanoi” noemen. Maar Lykaon bracht een pasgeboren baby naar het altaar van Zeus Lykaios,hij offerde hem en sprenkelde het bloed over het altaar. Meteen veranderde hij, volgens de overlevering, van een mens in een wolf. (4) Ik geloof deze legende, hij wordt sinds oude tijden door de Arkadiërs overgeleverd en heeft een grote mate van waarschijnlijkheid. Want mensen waren in die tijd om hun rechtvaardigheid en vroomheid gasten van goden en zaten met hen aan tafel. Goede mensen werden openlijk door de goden geëerd en zondaars werden evenzeer getroffen door hun toorn. In die tijd werden mensen tot goden die nog steeds worden vereerd, zoals Aristaios, Britomartis van Kreta, Herakles, de zoon van Alkmene, Amphiaraos, de zoon van Oikles, en verder Polydeukes en Kastor. (5) Zo kun je geloven dat Lykaon in een wild dier veranderde en Niobe, de dochter van Tantalos in een steen. Maar tegenwoordig, nu slechtheid erg is toegenomen en zich over de hele aarde en alle steden heeft verbreid, wordt geen mens meer god, behalve in vleiende woorden tot machthebbers, en de vergelding van de goden treft zondaars tenslotte, wanneer ze uit deze wereld zijn vertrokken. (6) In alle tijden zijn gebeurtenissen uit het verleden, maar ook gebeurtenissen die nu nog plaats vinden voor de meeste mensen ongeloofwaardig geworden omdat verzinsels op waarheden worden gebouwd. Zo zou na Lykaon iemand altijd van mens in een wolf veranderen bij een offer aan Zeus Lykaios, maar niet voor zijn hele leven. Als hij in de tijd dat hij een wolf is zich van menselijk vlees onthoudt, wordt hij na negen jaar weer mens. Maar als hij menselijk vlees heeft gegeten, blijft hij voor altijd een wild dier. (7) Net zo wordt over Niobe verteld dat zij ´s zomers op de berg Sipylos huilt. Nog andere dingen heb ik gehoord: dat griffioenen gevlekt zijn als panters en dat Tritons met menselijke stem spreken en anderen zeggen dat zij door een schelp vol gaten blazen. Mensen die graag naar fantasieverhalen luisteren zijn van nature geneigd er allerlei wonderbaarlijkheden bij te verzinnen. Zo doen ze de waarheid geweld aan doordat ze die aanvullen met verzinsels.
-
In de derde generatie na Pelops nam het aantal steden in het land en het bevolkingsaantal toe. Want Nyktimos, de oudste zoon van Lykaon, had alle macht, maar de andere zonen stichtten steden op plaatsen die ieder van hen geschikt vond: Pallas, Orestheus en Phigalos stichtten Pallantion, Oresthasion en Phigalia.
(2) Pallantion wordt door Stesichoros van Himera genoemd in zijn Geryonis. Phigalia en Oresthasion hebben na een poosje een andere naam gekregen: Oresthasion werd Oresteion naar Orestes, de zoon van Agamemnon, en Phigalia werd Phialia naar Phialos, de zoon van Boukolion. Ook Trapezeus, Daseatas, Makareus, Helisson, Akakos en Thoknos stichtten steden. De laatste stichtte Thoknia en Akakos stichtte Akakesion. Volgens de Arkadiërs heeft Homeros aan Hermes een bijnaam naar deze Akakos gegeven. (3) Helisson heeft zijn naam gegeven aan zowel de stad als de rivier Helisson en zo zijn ook Makaria, Dasea en Trapezous naar zonen van Lykaon genoemd. Orchomenos was stichter van de stad met de naam Methydrion en van Orchomenos dat door Homeros in zijn gedichten “rijk aan schapen” wordt genoemd. Hypsous en ****** hebben Melaineai en Hypsous gesticht en ook Thyraion en Haimoniai. De Arkadiërs denken dat Thyrea in de Argolis en de zogeheten Thyreatische golf naar deze Thyraios zijn genoemd. (4) Mainalos stichtte een gelijknamige stad, in de oudheid de beroemdste stad in Arkadië. Tegeates was de stichter van Tegea en Mantineus van Mantineia. Kromoi is genoemd naar Kromos, Charisia naar zijn stichter Charisios, Trikolonoi naar Trikolonos, Peraitheis naar Peraithos, Asea naar Aseatas, Lykoa naar Lykeus en Soumatia naar Soumateus. Ook Alipheros en Heraieus geven beiden hun naam aan steden. (5) Oinotros, de jongste zoon van Lykaon, vroeg zijn broer Nyktimos om geld en mannen en daarmee stak hij per schip over naar Italië. De streek Oinotria kreeg zijn naam van Oinotros die daar koning was. Dit was de eerste expeditie die uit Griekenland is uitgezonden om een kolonie te stichten. Volgens de meest nauwkeurige berekening is er voor Oinotros niemand geweest, ook geen barbaren, die zich in een ander land heeft gevestigd.
(6) Behalve veel zonen had Lykaon ook nog een dochter, Kallisto. Deze Kallisto – ik herhaal hier slechts wat door de Grieken wordt verteld – werd door Zeus bemind. Toen Hera hen op heterdaad betrapte, veranderde zij Kallisto in een berin. Om Hera een plezier te doen schoot Artemis de berin neer. Zeus stuurde Hermes met de opdracht het kind dat zij in haar buik droeg te redden. Hij veranderde Kallisto in het sterrenbeeld dat bekend staat als de Grote Beer en dat door Homeros wordt genoemd bij het vertrek van Odysseus van het eiland van Kalypso:
“Kijkend naar de Pleiaden en de laat ondergaande
Boötes en de Beer, waaraan ook de naam Wagen wordt gegeven.”
Maar misschien is dit sterrenbeeld alleen maar zo genoemd ter ere van Kallisto, omdat de Arkadiërs haar graf kunnen tonen.
-
Na de dood van Nyktimos kwam Arkas, de zoon van Kallisto, aan de macht. Hij introduceerde het verbouwen van graan zoals hij had geleerd van Triptolemos en leerde de mensen brood te bakken, kleding te weven en nog andere dingen. Het spinnen van wol had hij van Adristas geleerd. Naar deze koning werd het land Arkadië genoemd en niet meer Pelasgia en de bevolking Arkadiërs in plaats van Pelasgen.
(2) Zijn echtgenote was volgens de overlevering niet een sterfelijke vrouw, maar een Dryade-nimf. Sommige nimfen worden Dryaden genoemd, andere Epimeliaden en nog weer andere Naiaden. Homeros noemt in zijn gedichten vooral Naiaden. Deze nimf noemen ze Erato en Arkas zou bij haar als zonen Azan, Apheidas en Elatos hebben gekregen. Al eerder had hij een onwettige zoon, Autolaos. (3) Toen zijn zonen volwassen waren geworden, verdeelde Arkas het land in drieën. Een deel werd naar Azan Azanië genoemd. Hiervandaan zouden de kolonisten die in Phrygië rondom de grot met de naam Steunos wonen en bij de rivier Penkalas zijn vertrokken. Apheidas kreeg Tegea en het aangrenzende gebied en daarom noemen de dichters Tegea ook wel “erfdeel van Apheidas”. (4) Elatos kreeg de berg Kyllene die toen nog geen naam had. Later verhuisde hij naar het land dat nu Phokis heet, waar hij de Phokiërs die erg te lijden hadden van een oorlog tegen de Phlegiërs hielp en de stichter werd van de stad Elateia. Kleitor zou de zoon van Azan zijn, Aleas van Apheidas en Elatos zou vijf zonen hebben gehad, Aipytos, Pereus, Kyllen, Ischys en Stymphalos. (5) Bij de dood van Azan, de zoon van Arkas, werden voor het eerst lijkspelen gehouden. Er werden wagenrennen gehouden, maar of er ook andere wedstrijden plaats vonden, weet ik niet. Wel werden er zeker paardenrennen gehouden. Kleitor, de zoon van Azan, woonde in Lykosoura. Hij was de machtigste koning en stichtte de naar hem genoemde stad Kleitor. Aleos behield het erfdeel van zijn vader.
(6) De berg Kyllene is genoemd naar Kyllen, een van de zonen van Elatos, en naar Stymphalos de bron en de stad Stymphalos bij de bron. Het verhaal over de dood van Ischys, de zoon van Elatos, heb ik al verteld in mijn beschrijving van de Argolis. Pereus zou geen zoon hebben gehad, maar wel een dochter, Neaira. Zij trouwde met Autolykos die in het Parnassosgebergte leefde en volgens de overlevering een zoon van Hermes was, hoewel hij in werkelijkheid een zoon van Daidalion was.
(7) Azans zoon Kleitor had geen zonen en dus ging het koningschap van Arkadië over op Aipytos, de zoon van Elatos. Aipytos werd bij de jacht gedood, niet door een van de sterkere dieren, maar door een giftige slang die hij niet op tijd had gezien. Zo´n slang heb ik zelf ook een keer gezien. Het is het kleinste soort adder, as-kleurig en met onregelmatig verspreidde vlekken op de huid. Hij heeft een platte kop en een smalle hals, een tamelijk grote buik en een korte staart. Net als een andere slang die kerastes heet beweegt hij zich zijwaarts zoals krabben.
(8) Aipytos werd opgevolgd door Aleos. Stymphalos´zonen Agamedes en Gortys waren de vierde generatie na Arkas en Aleos, zoon van Apheidas, de derde. Aleos bouwde in Tegea het oude heiligdom voor Athene Alea en vestigde daar zijn koninklijke residentie. Gortys, de zoon van Stymphalos, stichtte de stad Gortys aan een rivier. Ook die rivier heet naar hem Gortynios. De zonen van Aleos waren Lykourgos, Amphidamas en Kepheus en hij had een dochter Auge. (9) Volgens Hekataios had Herakles gemeenschap met deze Auge, wanneer hij in Tegea kwam. Toen tenslotte duidelijk werd dat zij een kind van Herakles had gekregen, sloot Aleos haar met haar kind op in een kist en liet die in zee gooien. Ze belandde bij Teuthras, de heerser in de vlakte van de Kaïkos, die verliefd op haar werd en met haar trouwde. De graftombe van Auge bestaat nog steeds in Pergamos boven de Kaïkos. Het is een grafheuvel, omgeven door een stenen fundament. Op de tombe staat een bronzen beeld van een naakte vrouw. (10) Na de dood van Aleos kreeg Lykourgos het koningschap omdat hij de oudste was. Over hem wordt overgeleverd dat hij een vijand, Areïthoös heeft gedood door bedrog en niet in een eerlijk gevecht. Van zijn zonen Ankaios en Epochos is de laatste gestorven door een ziekte. Ankaios nam deel aan de tocht van Jason naar Kolchis en later werd hij , toen hij zich bij Meleager had aangesloten om het monster van Kalydon te vangen, door het zwijn gedood.
-
Lykourgos bereikte een zeer hoge leeftijd en overleefde zijn beide zonen. Na zijn dood kreeg Echemos, de zoon van Aëropos, zoon van Kepheus, zoon van Aleos, de macht over de Arkadiërs. In zijn tijd kwamen de Doriërs onder leiding van Hyllos, de zoon van Herakles, terug naar de Peloponnesos, maar ze werden bij de Isthmos van Korinthe door de Achaiers verslagen. Echemos doodde Hyllos die hem tot een tweegevecht had uitgedaagd. Deze versie lijkt mij waarschijnlijker dan wat ik eerder heb geschreven, namelijk dat Orestes in die tijd koning van de Achaiers was en dat Hyllos tijdens de regering van Orestes heeft geprobeerd naar de Peloponnesos terug te keren. In deze laatste versie zou het ook waarschijnlijk kunnen zijn dat Timandra, de dochter van Tyndareus, getrouwd was met Echemos die Hyllos doodde. (2) Agapenor, de zoon van Ankaios, zoon van Lykourgos, regeerde na Echemos en was de leider van de Arkadiërs in de expeditie tegen Troje. Na de verovering van Troje werden de Grieken op de thuisreis door een storm overvallen en Agapenor werd met de Arkadische vloot afgedreven naar Cyprus, waar hij Paphos stichtte en in Palaiopaphos het heiligdom van Aphrodite bouwde. De godin werd tot dan toe door de Cyprioten vereerd op een plaats, genaamd Golgoi. (3) Enige tijd later stuurde een dochter van Agapenor, Laodike, een mantel voor Athena Alea naar Tegea. Het opschrift op het wijgeschenk vertelt de afkomst van Laodike:
“Dit is de mantel van Laodike. Zij zond hem als wijgeschenk aan haar Athene naar haar vaderland met de ruime dansplaatsen uit het goddelijke Cyprus.”
(4) Omdat Agapenor niet uit Troje thuis kwam, nam Hippothous, zoon van Kerkyon, zoon van Agamedes, zoon van Stymphalos, de macht over. Tijdens zijn leven zouden er geen opvallende gebeurtenissen plaats hebben gevonden, behalve dat hij Trapezous tot residentie maakte in plaats van Tegea. Aipytos, de zoon van Hippothous, volgde zijn vader op en Orestes, de zoon van Agamemnon, verhuisde in opdracht van het orakel van Apollo in Delphi van Mykene naar Arkadië. (5) Aipytos, de zoon van Hippothous, waagde het om het heiligdom van Poseidon in Mantineia, dat niet alleen toen, maar ook tegenwoordig nog door geen sterveling mag worden betreden, in te gaan. Bij zijn binnenkomst werd hij meteen blind en niet lang na dit ongeluk stierf hij. (6) Tijdens de regering van Aipytos´zoon Kypselos die zijn vader opvolgde kwam de Dorische expeditie terug in de Peloponnesos, niet via de Isthmos van Korinthe zoals drie generaties eerder, maar over zee via de plaats met de naam Rhion. Toen Kypselos over hen hoorde, huwelijkte hij zijn dochter uit aan de enige zoon van Aristomachos, van wie hij had gehoord dat hij nog niet gehuwd was. Doordat hij zo een familieband met Kresphontes tot stand bracht hadden hij zelf en de Arkadiërs niets meer te duchten. (7) Kypselos´zoon Holaias bracht met hulp van de Herakliden uit Lakedaimon en Argos de zoon van zijn zuster, Aipytos, terug in Messene. Holiaios´ zoon was Boukolion en Boukolions zoon was Phialos. Hij beroofde Phigalos, de zoon van Lykaon, van de hem toekomende eer en noemde de stad naar zichzelf Phialia. Maar deze naam werd nooit algemeen geaccepteerd. (8) Toen Phialos´ zoon Simos koning was, ging het oude houten beeld van de Zwarte Demeter door brand verloren. Dit was een voorteken dat ook Simos zelf kort daarna zou sterven. Toen Simos was opgevolgd door zijn zoon Pompos, maakten de Aigineten handelsreizen over zee naar Kyllene en brachten daarvandaan hun ladingen met lastdieren naar de Arkadiërs. In ruil daarvoor ontvingen zij grote eerbewijzen van Pompos,die bovendien als teken van vriendschap met de Aigineten zijn zoon de naam Aiginetes gaf.
(9) Na Aiginetes werd zijn zoon Polymestor koning van de Arkadiërs. In die tijd vielen de Lakedaimoniërs onder leiding van Charillos voor de eerste keer het gebied van Tegea binnen. Maar de Tegeaten, zowel mannen als vrouwen, namen de wapens op en versloegen hen. Charillos werd met de rest van zijn leger gevangen genomen. Over Charillos en zijn expeditie zal ik een uitgebreider verslag geven in mijn beschrijving van Tegea.
(10) Omdat Polymestor geen zonen had, werd hij opgevolgd door Aichmis, een zoon van Briakas en neef van Polymestor. Ook Briamas was namelijk een zoon van Aiginetes en jonger dan Polymestor. Tijdens de regering van Aichmis vond de oorlog tussen de Lakedaimoniërs en Messeniërs plaats. De sympathie van de Arkadiërs had altijd al bij de Messenërs gelegen en nu streden ze openlijk aan de kant van Aristodemos, de koning van Messenië, tegen de Lakedaimoniërs. (11) Aichmis´ zoon Aristokrates beging misschien wel meerdere misdaden tegen de Arkadiërs, maar de meest goddeloze misdaad, begaan tegen de goden, zal ik nu vertellen. Er is een heiligdom van Artemis met de bijnaam Hymnia. Dit ligt aan de grens van Orchomenos bij het gebied van Mantineia. Alle Arkadiërs vereren van oudsher Artemis Hymnia. In die tijd was een nog maagdelijk meisje altijd priesteres van de godin. (12) Aristokrates probeerde het meisje te verleiden, maar zij bleef zich verzetten tegen zijn avances. Tenslotte vluchtte ze naar het heiligdom, waar Aristokrates haar bij het beeld van Artemis verkrachtte. Toen zijn misdaad algemeen bekend werd, stenigden de Arkadiërs hem en vanwege hem werd de gewoonte veranderd. In plaats van een meisje geven ze nu een vrouw die al genoeg omgang met mannen heeft gehad als priesteres aan Artemis.
(13) De zoon van Aristokrates was Hiketas en Hiketas had als zoon een andere Aristokrates, een naamgenoot van zijn voorvader, die op dezelfde manier de dood vond. Ook hij werd namelijk gestenigd door de Arkadiërs, omdat ze hem op heterdaad hadden betrapt dat hij zich had laten omkopen door de Lakedaimoniërs en dat de nederlaag bij de Grote Gracht te wijten was aan het verraad van Aristokrates. Deze misdaad betekende het einde van de heerschappij van het geslacht van Kypselos.
-
De Arkadiërs hebben mij, toen ik onderzoek naar de geschiedenis van hun koningen deed, deze genealogie zo verteld. Het eerste wat volgens de overlevering de Arkadiërs gezamenlijk ondernomen hebben is de Trojaanse oorlog en dan volgt de hulp die ze de Messeniërs hebben geboden in de oorlog tegen de Lakedaimoniërs. Ook hebben ze deelgenomen aan de strijd tegen de Perzen bij Plataiai. (2) Ze trokken met de Lakedaimoniërs op tegen Athene, meer onder dwang dan uit sympathie voor hen. Met Agesilaos staken ze over naar Azië en ze volgden hen naar Leuktra in Boiotië. Bij verschillende gelegenheden toonden ze hun wantrouwen tegen de Lakedaimoniërs en vooral na de Spartaanse nederlaag bij Leuktra keerden ze zich direct van hen af en sloten zich aan bij de Thebanen. Ze streden niet aan de kant van de Grieken tegen Philippos en de Makedoniërs bij Chaironeia en later tegen Antipater in Thessalië, maar stelden zich ook niet tegen de Grieken op. (3) Ze zeggen dat ze vanwege de Lakedaimoniërs niet hebben meegedaan aan de strijd tegen de Galaten bij Thermopylai uit vrees dat de Lakedaimoniërs hun gebieden zouden plunderen wanneer alle weerbare jongemannen afwezig waren. Maar als lid van de Achaiïsche bond waren de Arkadiërs fanatieker dan alle andere Grieken. Het deel van hun geschiedenis dat niet voor alle Arkadiërs gemeenschappelijk geldt, maar de afzonderlijke steden betreft, zal ik bewaren voor de daarvoor geëigende plaats in mijn vertelling.
De passen die toegang tot Arkadië geven zijn aan de kant van de Argolis bij Hysiai en over de berg Parthenios naar het gebied van Tegea en nog twee naar Mantineia over de zogeheten Prinos en over de Klimax. Deze laatste is de breedste en had vroeger in de rotsen uitgehouwen treden. Als je de Klimax over bent gegaan, kom je bij een plaats met de naam Melangeia. Daarvandaan loopt drinkwater naar de stad Mantineia.
(5) Voorbij Melangeia, ongeveer zeven stadiën van de stad, ligt de zogeheten bron van de Meliastai. Deze Meliastai vieren mysterierites voor Dionysos en bij de bron is een megaron van Dionysos en een heiligdom van Aphrodite Melainis. De godin heeft deze bijnaam alleen gekregen, omdat sexuele omgang tussen mensen in het algemeen niet zoals bij dieren overdag, maar meestal ´s nachts plaats vindt.
(6) De andere weg is smaller en loopt door het Artemisiosgebergte. Ik heb al eerder vermeld dat deze berg een tempel en een beeld van Artemis heeft en dat hier ook de bronnen van de Inachos zijn. Zolang de Inachos langs de weg door het gebergte stroomt vormt hij de grens tussen het gebied van Argos en Mantineia. Vanaf het punt waar het water van de weg afbuigt stroomt het door de Argolis. Daarom noemt onder anderen Aischylos de Inachos een Argivische rivier.
-
Als je over de berg Artemisios in het gebied van Mantineia bent getrokken, kom je in de zogeheten Argonvlakte, een naam die overeenstemt met de werkelijkheid. Want het regenwater dat uit de bergen naar beneden komt maakt dat de vlakte niet bebouwd kan worden en niets zou beletten dat de vlakte een meer was, als het water niet door een spleet onder de grond zou verdwijnen. (2) Het water dat hier verdwijnt komt bij de Dine weer op. De Dine ligt bij een plaats met de naam Genethlion in de Argolis. Het is zoet water dat uit zee opkomt. In oude tijden wierpen de Argivers met teugels opgetuigde paarden in de Dine als offer aan Poseidon. Zoet water dat uit zee opkomt is hier in de Argolis te zien, maar ook op een plaats, Cheimerion genaamd, in Thesprotis. (3) Een nog wonderbaarlijker verschijnsel is het kokend water in de Maiander, dat deels uit een rots midden in de stroom, deels uit de modder van de rivier opkomt. Ook voor Dikaiarchia in Etrurië is er kokend water in de zee en daarom is daar een kunstmatig eiland aangelegd, zodat het water niet onbenut blijft, maar voor warme baden wordt gebruikt.
(4) In het linkerdeel van de zogenaamde Argonvlakte in het gebied van Mantineia ligt een berg, waarop de restanten van een kamp van Philippos, de zoon van Amyntas, en van een dorp, Nestane, liggen. Philippos zou hier bij Nestane zijn kamp hebben opgeslagen en naar hem wordt de bron daar Philippeion genoemd. Philippos was naar Arkadië gekomen om de Arkadiërs voor zich te winnen en hen af te scheiden van de overige Grieken. (5) Je kunt aannemen dat Philippos van alle Makedonische koningen voor en na hem de grootste daden heeft verricht, maar niemand kan hem met enig recht een goede veldheer noemen, omdat hij voortdurend eden, afgelegd in naam der goden, vertrapte, bij elke gelegenheid overeenkomsten schond en van alle mensen het minst zich aan zijn woord hield. (6) Al snel werd hij getroffen door de wraak van de goden; ik weet geen geval waarbij dit sneller gebeurde. Philippos was niet ouder dan zes en veertig jaar, toen hij de profetie van Delphi, die hij zou hebben gekregen toen hij het orakel raadpleegde over de Perzen, vervulde:
“De stier is gekroond, het einde is daar.
Hij die zal offeren staat gereed.”
Al spoedig bleek dat dit niet de Perzen gold, maar Philippos zelf. (7) Na de dood van Philippos heeft Olympias zijn kleine zoontje, een kind van Attalos´ nicht Kleopatra, samen met zijn moeder vermoord door hen in een bronzen ketel vol vuur te werpen. Niet lang daarna doodde ze ook Ariaios. Demonische machten zouden ook het geslacht van Kassander smadelijk uitroeien. De moeder van Kassanders zonen was Philippos´ dochter Thessalonike en Thessalonike en Aridaios hadden Thessalische moeders. Het lot van Alexander is algemeen bekend. (8) Maar als Philippos zich het lot van de Spartaan Glaukos ter harte had genomen en bij elk van zijn daden had gedacht aan deze versregel:
“Het nageslacht van een man die zich houdt aan zijn eed wordt na hem sterker”
Dan zou, denk ik, een godheid het leven van Alexander en tegelijk de kracht van de Makedoniërs niet zo redeloos hebben vernietigd.
-
Dit was een uitweiding in mijn beschrijving. Na de ruïnes van Nestane volgt een heilige tempel van Demeter en ter ere van haar vieren de Mantinaiers ieder jaar een feest. Vlak onder Nestane ligt ****** , ook een deel van de Argonvlakte en het wordt “dansplaats van Maira” genoemd. De weg door de Argonvlakte is tien stadiën lang. Na een korte overgang daal je af in een andere vlakte. Hier bevindt zich naast de hoofdweg een bron met de naam Arnè. (2) Door de Arkadiërs wordt het volgende verteld. Toen Rhea Poseidon ter wereld bracht, legde ze hem bij een kudde om tussen de lammeren in leven te blijven en daarom heeft de bron deze naam gekregen, omdat de lammeren daar graasden. Maar tegen Kronos zei ze dat ze een paard had gebaard en ze gaf hem een veulen om te verslinden in plaats van haar zoon, zoals ze later een in doeken gewikkelde steen gaf in plaats van Zeus. (3) Toen ik begon te schrijven was ik geneigd zulke verhalen van de Grieken als nogal dwaas te beschouwen, maar nu ik gevorderd ben tot de geschiedenis van Arkadië ben ik tot het inzicht gekomen dat de Grieken die als wijs worden beschouwd zich in raadsels uitdrukten en zich niet rechtstreeks uitspraken en ik vermoed dat ook de verhalen over Kronos een soort wijsheid van de Grieken bevatten. Bij religieuze onderwerpen zal ik dus de overgeleverde tradities volgen.
(4) De stad Mantineia ligt ongeveer twaalf stadiën voorbij deze bron. Er zijn aanwijzingen dat Mantineus, de zoon van Lykaon, ergens anders de stad die tot op heden door de Arkadiërs Ptolis wordt genoemd stichtte. Antinoë, de dochter van Aleos´ zoon Kepheus, liet in opdracht van een orakel de mensen daarvandaan vertrekken en bracht hen naar deze plaats, terwijl ze een slang – welk soort slang dat was wordt niet verteld – als gids nam. Daarom heeft de rivier die langs de tegenwoordige stad stroomt de naam Ophis gekregen. (5) Als we mogen afgaan op de gedichten van Homeros geloof ik dat deze slang een draak was. Als hij in de lijst van schepen over Philoktetes vertelt dat de Grieken hem op Lemnos achterlieten omdat hij leed aan zijn wond, duidt hij de waterslang niet als een slang aan, maar noemt hij de draak die de adelaar bij de Trojanen liet vallen een slang. Zo is het waarschijnlijk dat de gids van Arsinoë ook een draak was.
(6) In de slag bij Dipaia vochten de Mantinaiers niet aan de kant van de andere Arkadiërs tegen de Lakedaimoniërs, maar in de Peloponnesische oorlog sloten ze zich aan bij de Eliërs tegen de Lakedaimoniërs en na de komst van versterkingen uit Athene vochten ze tegen hen. Uit vriendschap met Athene namen ze ook deel aan de Siciliaanse expeditie. (7) Een tijd later viel een Lakedaimonisch leger onder leiding van koning Agesipolis, zoon van Pausanias, het gebied van Mantineia binnen. Toen Agesipolis de Mantinaiers had verslagen en hen binnen hun muren had ingesloten, veroverde hij kort daarop de stad, niet door een bestorming, maar doordat hij de rivier Ophis omleidde naar de wallen die gebouwd waren van kleisteen. (8) Baksteen biedt grotere veiligheid tegen aanvallen van belegeringswerktuigen dan fortificaties die van steen zijn gebouwd. Want die versplintert en springt uit zijn voegen, terwijl baksteen minder heeft te lijden van belegeringswerktuigen, maar het valt wel door water uiteen zoals was smelt door de zon. (9) Deze methode tegen de muren van Mantineia was niet door Agesipolis bedacht, maar hij was al eerder uitgedacht door Kimon, de zoon van Miltiades, bij de belegering van de Pers Boges en de andere Perzen die Eion aan de Strymon bezet hielden. Agesipolis imiteerde slechts een bestaande en door de Grieken veel geroemde methode. Toen hij Mantineia had veroverd, liet hij een klein gedeelte daarvan bewoond, maar het grootste deel maakte hij met de grond gelijk en de inwoners verspreidde hij over de dorpen. (10) De Thebanen zouden de Mantinaiers na de slag bij Leuktra weer uit de dorpen terugbrengen naar hun vaderstad. Maar na hun terugkeer was hun gedrag verre van gepast. Ze werden er op betrapt dat ze onderhandelden met de Lakedaimoniërs en op eigen houtje zonder de andere Arkadiërs een vredesregeling met hen wilden sluiten. Zo wijzigden zij van bondgenootschap en liepen over naar de Spartanen. Toen de slag bij Mantineia tussen de Lakedaimoniërs en Thebanen onder leiding van Epaminondas plaats vond, stelden de Mantinaiers zich aan de Lakedaimonische kant op. (11) Later ontstond er onenigheid tussen de Mantinaiers en Lakedaimoniërs en sloten ze zich aan bij de Achaiïsche bond. Ze versloegen Agis, zoon van Eudamidas, koning van Sparta, bij de verdediging van hun land met hulp van een Achaiïsch leger onder leiding van Aratos. Ook namen ze deel aan de strijd van de Achaiers tegen Kleomenes en hielpen de Lakedaimonische macht te vernietigen. Toen Antigonos in Makedonië voogd was van Perseus´ vader Philippos, die nog een kind was, en hij de Achaiers buitengewoon gunstig gezind was, eerden de Mantinaiers hem onder andere door de naam van hun stad te veranderen in Antigoneia. (12) Later, toen Augustus de zeeslag bij de kaap van Apollo Actium zou leveren, vochten de Mantinaiers aan de kant van de Romeinen, terwijl de rest van Arkadië zich bij Antonius aansloot, volgens mij alleen omdat de Lakedaimoniërs met Augustus sympathiseerden. Tien generaties later werd Hadrianus keizer. Hij ontnam de Mantinaiers de vreemde naam en gaf hun stad de naam Mantineia terug.
-
De Mantinaiers hebben een dubbele tempel die ongeveer in het midden door een muur gedeeld is. In het ene deel van de tempel staat een beeld van Asklepios, een werk van Alkamenes. Het andere deel is een heiligdom van Leto en haar kinderen. De beelden zijn gemaakt door Praxiteles in de derde generatie na Alkamenes. Op het voetstuk zijn de Muzen en een fluitspelende Marsyas afgebeeld. Op een grafsteen is een reliëf van een man, Polybios, zoon van Lykortas. Ik zal later nog over hem vertellen.
(2) De Mantinaiers hebben nog andere tempels, een van Zeus Soter en een van Zeus die Epidotes wordt genoemd, omdat hij aan mensen goede gaven geeft. Er is een tempel van de Dioskouroi en op een andere plaats een van Demeter en Korè. Hier laten ze een vuur branden en ze letten goed op dat dit niet ongemerkt uitgaat. Bij het theater zag ik een ook een tempel van Hera. (3) De beelden zijn gemaakt door Praxiteles. Hera zit op een troon en naast haar staan Athene en Hera´s dochter Hebe. Bij het altaar van Hera is het graf van Arkas, de zoon van Kallisto. De beenderen van Arkas hebben ze uit Mainalos gehaald, toen ze een orakel uit Delphi hadden gekregen:
“In het stormachtige Mainalia ligt Arkas, naar wie alle Arkadiërs zijn genoemd,
op de plaats waar de driesprong, de viersprong en de vijfsprong zijn.
Ik spoor U aan daarheen te gaan, met een blij hart Arkas op te nemen
en hem naar zijn lieflijke stad te brengen.
Maak daar een heilige plaats voor Arkas en breng hem offers.”
Deze plaats waar het graf van Arkas is wordt “Altaren van Helios” genoemd.
(5) Niet ver van het theater liggen beroemde monumenten. Een daarvan is rond en wordt “Gemeenschappelijke Haard” genoemd. Hier zou Antinoë, de dochter van Kepheus, liggen. Op de andere staat een stele met een reliëf van een ruiter, Grylos, zoon van Xenophon. (6) Achter het theater waren nog de resten van een tempel van Aphrodite, bijgenaamd Symmachia, en een beeld. De inscriptie op het voetstuk gaf aan dat het beeld is opgericht door Nikippe, de dochter van Paseas. De Mantinaiers hebben dit heiligdom gebouwd ter herinnering voor het nageslacht aan de zeeslag bij Actium waarin ze samen met de Romeinen streden. Ze vereren ook Athene Alea en ze hebben een heiligdom en een beeld van Athene. (7) Ook Antinoös werd bij hen als een god erkend. Van de tempels in Mantineia was die van Antinoös de jongste. Hij was in het bijzonder de favoriet van keizer Hadrianus. Ik heb hem niet meer in levende lijve gezien, maar wel zag ik beelden en portretten van hem. Ook elders wordt hij vereerd en aan de Nijl ligt een Egyptische stad die naar Antinoös is genoemd. In Mantineia wordt hij om de volgende reden vereerd. Antinoös was afkomstig uit Bithynion, een stad aan de overkant van de rivier Sangarios. De Bithyniërs zijn van oorsprong Arkadiërs uit Mantineia. (8) Daarom heeft de keizer ook in Mantineia een cultus voor hem gesticht met ieder jaar een feest en om de vier jaar spelen ter ere van hem. In het gymnasion van Mantineia is een zaal met beelden van Antinoös, die bezienswaardig is om de stenen waarmee hij is versierd en om de schilderingen. De meeste daarvan zijn afbeeldingen van Antinoös in de gestalte van Dionysos. Er is ook een kopie van de schildering op de Kerameikos die de slag van de Atheners bij Mantineia voorstelt.
(9) Op de markt van Mantineia staat een bronzen beeld van een vrouw die ze Diomeneia, dochter van Arkas, noemen en er is een heroön van Podares. Hij zou gesneuveld zijn in de slag tegen de Thebanen onder leiding van Epaminondas. Drie generaties voor mijn tijd hebben ze de inscriptie op het graf gewijzigd en toegepast op een man die nakomeling en naamgenoot van deze Podares was en leefde in een tijd waarin hij het Romeinse burgerrecht al kon hebben. (10) In mijn tijd eerden de Mantinaiers de oudste Podares. Grylos, de zoon van Xenophon, zou de dapperste van alle Mantinaiers en hun bondgenoten zijn geweest en na hem Kephisodoros van Marathon, de commandant van de Atheense cavalerie, maar de derde plaats in dapperheid kennen ze toe aan deze Podares.
-
Van Mantineia lopen wegen naar de rest van Arkadië. De meest interessante bezienswaardigheden langs elk van die wegen zal ik behandelen. Links van de hoofdweg die naar Tegea loopt ligt bij de muren van Mantineia een hippodroom en niet ver daarvandaan een stadion waar de spelen ter ere van Antinoös worden gehouden. Boven dit stadion verheft zich de berg Alesion, volgens zeggen zo genoemd vanwege de zwerftochten (alè) van Rhea. Op de berg is een heilig woud van Demeter. (2) Aan de voet van de berg ligt het heiligdom van Poseidon Hippios, niet meer dan een stadie van Mantineia. Over dit heiligdom schrijf ik wat ik daarover weet van horen zeggen en wat anderen hebben meegedeeld. Het tegenwoordige heiligdom is gebouwd door keizer Hadrianus. Hij stelde opzichters aan over de arbeiders om te voorkomen dat iemand in het oude heiligdom zou kijken en iets van de restanten daarvan zou weghalen. Hij gaf hun de opdracht de nieuwe tempel om de oude heen te bouwen. Oorspronkelijk zouden Agamedes en Trophonios dit heiligdom voor Poseidon hebben gebouwd door eikenstammen te bewerken en met elkaar te verbinden. (3) Om de mensen buiten te houden brachten ze niet een barrière voor de ingang aan, maar ze spanden er een wollen draad voor. Misschien dachten ze dat de mensen in die tijd die het goddelijke nog eerden daarvoor ontzag zouden hebben, of omdat er wellicht een zekere kracht in de draad school. Maar het schijnt dat Aipytos, de zoon van Hippothoös, het heiligdom binnen is gegaan, niet doordat hij over de draad heen sprong of er onderdoor kroop, maar door hem door midden te knippen. Nadat hij deze heiligschennis had gepleegd, werd hij blind door een golf die zijn ogen trof en viel hij meteen dood neer. (4) Een oude legende vertelt dat er golven van de zee in de tempel verschenen. Net zo´n verhaal vertellen de Atheners over golven op de akropolis en de inwoners van Mysala in Karië over de tempel van de god die ze in hun eigen taal Osogoa noemen. In Athene is de afstand tot de zee bij Phaleron ongeveer twintig stadiën en in Mysala is de afstand tussen de haven en de stad ongeveer tachtig stadiën. Maar in Mantineia komt het zeewater van het verst weg en heel duidelijk volgens goddelijke wil.
(5) Tegenover het heiligdom van Poseidon staat een stenen monument, gemaakt ter herinnering aan de overwinning op de Lakedaimoniërs en Agis. Ook het verloop van de slag wordt vermeld. De rechtervleugel werd gevormd door de Mantinaiers zelf. Zij hadden al hun weerbare manschappen in het veld gebracht onder bevel van Podares, nakomeling in de derde generatie van de Podares die tegen de Thebanen had gestreden. Als ziener was Thrasyboulos van Elis aanwezig, de zoon van Aineas, een van de Iamiden. Hij voorspelde de Mantinaiers de overwinning en nam zelf ook deel aan de strijd. (6) Op de linkervleugel stond de rest van het Arkadische leger opgesteld, elke stad onder zijn eigen bevelhebber, en het contingent van Megalopolis onder Lykiades en Leokydes. Het centrum was toevertrouwd aan Aratos met de Sikyoniërs en Achaiers. De Lakedaimoniërs onder commando van Agis hadden hun formatie zo gerekt, dat ze in de volle lengte tegenover het leger van de tegenstanders stonden. Agis en zijn staf stonden in het centrum. (7) Aratos trok zich, zoals afgesproken met de Arkadiërs, met zijn manschappen wat terug alsof de druk van de Lakedaimoniërs voor hun te groot werd. Door hun terugtrekkende beweging brachten ze hun linie geleidelijk in de vorm van een halve maan. Agis en de Lakedaimoniërs roken de overwinning en drongen des te heviger massaal op de manschappen van Aratos aan. Ze werden gevolgd door de troepen van de vleugels die het als een grote krijgsdaad beschouwden de terugtocht van Aratos en zijn troepen te hebben veroorzaakt. (8) Maar de Arkadiërs verschenen zonder dat de Lakedaimoniërs het merkten in hun rug en toen ze zo waren ingesloten, verloren ze het grootste deel van hun leger. In deze slag sneuvelde koning Agis, zoon van Eudamides. De Mantinaiers beweren dat Poseidon was verschenen om hen te helpen en daarom hebben ze een monument als wijgeschenk aan Poseidon opgericht. (9) Dat goden aanwezig zijn in een oorlog en bij veldslagen van mensen wordt verteld door alle dichters die de tragische geschiedenis van heroën bij Troje hebben behandeld en de Atheners bezingen in liederen dat goden met hun hebben meegestreden in de slag bij Marathon en bij Salamis. Het duidelijkste voorbeeld is dat het leger van de Galaten bij Delphi werd vernietigd door de god en duidelijk door demonische machten. Zo kunnen ook de Mantinaiers beweren dat hun overwinning niet zonder hulp van Poseidon tot stand is gekomen.
(10) De Arkadiërs vertellen dat Arkesilaos, een voorvader in de negende generatie van Leokydes die samen met Lydiades het bevel over de Megapolitanen voerde, toen hij in Lykosoura woonde het heilige hert van de zogeheten Despoina heeft gezien, verzwakt door ouderdom. Dat hert had een ketting om zijn hals en op de ketting stond een inscriptie:
“Als jong kalf werd ik gevangen, toen Agapenor naar Troje kwam.”
Dit verhaal laat zien dat het hert een dier is dat veel langer dan zelfs een olifant leeft.
-
Na het heiligdom van Poseidon kom je in een plaats vol eiken, Pelagos genaamd, en de weg van Mantineia naar Tegea loopt door de eiken. Het ronde altaar aan de hoofdweg geeft de grens tussen Mantineia en Tegea aan. Als je van het heiligdom van Poseidon naar links wilt afslaan, kom je na ongeveer vijf stadiën bij de graven van de dochters van Pelias. De Mantinaiers vertellen dat zij hier zijn gekomen toen ze vluchtten voor de schande bij de dood van hun vader. (2) Toen Medea naar Iolkos kwam, begon ze onmiddellijk te intrigeren tegen Pelias. Ze deed dat in werkelijkheid om Iason te helpen, hoewel ze deed alsof ze hem haatte. Aan de dochters van Pelias beloofde ze dat ze, als ze dat wilden, hun vader, een bejaarde grijsaard, zijn jeugd konden teruggeven. Ze slachtte een ram en kookte het vlees met magische kruiden in een ketel. Dankzij de kruiden haalde ze de gekookte ram als een jong lammetje weer levend uit de ketel. (3) Toen nam ze Pelias, sneed hem in stukken en kookte hem. Zijn dochters konden hem zelfs geen passende begrafenis meer geven. Daarom moesten de vrouwen verhuizen naar Arkadië en na hun dood werden grafheuvels voor hen opgeworpen. Geen enkele dichter geeft hun namen, voor zover ik heb gelezen, maar de schilder Mikon heeft bij hun portretten de namen Asteropeia en Antinoë geschreven.
(4) Ongeveer twintig stadiën voorbij deze graven ligt een plaats met de naam Phoizon. Phoizon is een graftombe, omgeven door een stenen fundament dat niet veel boven de grond uitsteekt. De weg wordt hier erg smal en dit zou het graf zijn van Areïthoös die om zijn wapen Korynetes wordt genoemd. (5) Als je over de weg die van Mantineia naar Pallantion loopt verder gaat, komt na ongeveer dertig stadiën het woud met de naam Pelagos tot aan de hoofdweg. Hier vochten de ruitertroepen van de Atheners en Mantinaiers tegen de Boiotische cavalerie. Volgens de Mantinaiers is Epaminondas gedood door Machairion van Mantineia. Maar de Lakedaimoniërs beweren van hun kant dat de man die Epaminondas heeft gedood een Spartaan was en ook zijn geven de man de naam Machairion. (6) De Atheense traditie, waar de Thebanen het mee eens zijn, is dat Epaminondas is verwond door Grylos. Het schilderij van de slag bij Mantineia geeft dezelfde voorstelling. De Mantinaiers schijnen Grylos een staatsbegrafenis te hebben gegeven en zijn portret op een grafsteen te hebben afgebeeld als de dapperste van de bondgenoten op de plaats waar hij is gevallen. Maar hoewel de Mantinaiers zelf en de Lakedaimoniërs over Machairion spreken, is er in feite noch in Sparta noch in Mantineia een Machairion die als dapper man eer heeft gekregen. (7) Toen Epaminondas gewond was, brachten ze hem nog levend van het slagveld. Een tijd lang hield hij zijn hand op de wond en leed hij en bleef hij kijken naar de strijd. De plaats vanwaar hij keek werd later Skopè genoemd. Toen de slag onbeslist was geëindigd, haalde hij zijn hand van de wond. Nadat hij zijn laatste adem had uitgeblazen, werd hij op het slagveld begraven. (8) Op het graf staat een zuil en daarop een schild met een voorstelling van een slang. De slang betekent dat Epaminondas uit het geslacht der zogeheten Sparten stamde. Op de tombe staan stele’s, een oude met een Boiotische inscriptie en de andere is opgesteld door keizer Hadrianus die de inscriptie hierop heeft gedicht.(9) Epaminondas moet van alle beroemde Griekse veldheren het meest worden geëerd, of op zijn minst als iemand die voor geen ander onderdoet. Want de Spartaanse en Atheense veldheren steunden op de oude reputatie van hun steden en hun soldaten waren mannen met karakter, maar Epaminondas heeft de Thebanen, een moedeloos volk en gewend anderen te gehoorzamen, in korte tijd tot de suprematie gebracht. (10) Epaminondas had vroeger al een orakel uit Delphi gekregen dat hij op zijn hoede moest zijn voor de pelagos (zee). Daarom durfde hij niet aan boord van een oorlogsschip te gaan of op een koopvaardijschip te varen, maar de voorspelling van de godheid bedoelde het eikenwoud Pelagos en niet de zee. Later werd ook de Karthager Hannibal misleid door plaatsen met dezelfde naam en eerder dan hij ook de Atheners. (11) Hannibal kreeg een orakel van Ammon dat hij na zijn dood begraven zou worden in de grond van Libyssa. Dus hoopte hij het Romeinse rijk te vernietigen en na zijn thuiskomst in Libye op hoge leeftijd te sterven. Maar toen de Romein Flaminius alles op alles zette hem levend in handen te krijgen, ging hij als smekeling naar Prusias. Door hem afgewezen sprong hij op zijn paard, maar werd aan een vinger gewond door zijn ontblote zwaard. Hij was slechts enkele stadiën verder gegaan toen door de wond koorts ontstond en op de derde dag stierf hij. De plaats waar hij stierf wordt door de Nikomediërs Libyssa genoemd. (12) En de Atheners hadden een orakel uit Dodona gekregen dat ze Sikelia moesten koloniseren, maar Sikelia is een kleine heuvel niet ver van de stad. Ze begrepen niet wat hen was gezegd en werden verleid tot een campagne over zee en een oorlog tegen Syracuse. Er zijn veel meer zulke voorbeelden te vinden.
-
Op een afstand van ongeveer één stadie van het graf van Epaminondas staat een tempel van Zeus met de bijnaam Charmon. In de eikenwouden van de Arkadiërs zijn verschillende soorten eiken. Sommige worden “breedbladig” genoemd, andere phègos. Een derde soort heeft een sponsachtige bast en zo licht dat daarvan herkenningstekens voor ankers en visnetten in zee worden gemaakt. De schors van deze eik wordt door de Ioniërs, onder andere de elegieëndichter Hermesianax, phellos (kurk) genoemd.
(2) Van Mantineia loopt een weg naar Methydrion, tegenwoordig geen stad meer, maar een dorp dat bij Megalopolis hoort. Dertig stadiën verder ligt een vlakte met de naam Alkimedon. Boven de vlakte verheft zich de berg Ostrakina. Daar is een grot waarin Alkimedon, een van de zogeheten heroën, woonde. (3) De Phigaliërs vertellen dat Herakles gemeenschap had met Phialo, de dochter van deze Alkimedon. Toen Alkimedon merkte dat zij een kind had gekregen, legde hij haar op de berg om daar te sterven en met haar ook het zoontje dat zij ter wereld had gebracht. De Arkadiërs noemen hem Aichmagoras. Toen het kind daar lag te huilen, hoorde een vogel, de gaai, zijn gehuil en deed zijn kreten na. (4) Toevallig kwam Herakles langs die weg en hoorde de gaai. Omdat hij dacht dat het gehuil van een baby was en niet het gekrijs van een vogel, ging hij meteen op het geluid af. Hij herkende Phialo, bevrijdde haar van haar boeien en redde de baby. Sindsdien wordt de bron in de buurt Kissa genoemd, naar de vogel. Veertig stadiën voorbij de bron ligt de plaats Petrosaka, de grens tussen Megalopolis en Mantineia.
(5) Behalve de genoemde wegen zijn er nog twee andere wegen naar Orchomenos. Aan de eerste ligt het zogeheten stadion van Ladas, waar Ladas trainde voor het hardlopen. Daarbij ligt ook een heiligdom van Artemis en rechts van de weg een hoge aardhoop. Die zou het graf van Penelope zijn, maar dat komt niet overeen met de versie in het gedicht met de titel Thesprotis over haar. In dat gedicht staat dat Penelope aan Odysseus nadat hij uit Troje thuis was gekomen een zoon, Ptoliporthes baarde. Maar het verhaal van de Mantinaiers zegt dat Odysseus het haar kwalijk nam dat zij vrijers in huis had gehaald en dat hij haar wegstuurde. Zij zou eerst naar Sparta zijn gegaan, maar daarna van Sparta naar Mantineia zijn verhuisd en daar zijn gestorven. (7) Aansluitend aan het graf ligt een kleine vlakte en in de vlakte ligt een berg waarop zich nog steeds de resten van het oude Mantineia bevinden. De plaats heet tegenwoordig Ptolis. Als je een klein eindje in noordelijke richting gaat, is daar de bron Alalkomenia. Dertig stadiën voorbij Ptolis liggen de restanten van een dorp genaamd Maira met het graf van Maira, als zij daar en niet in het gebied van Tegea is begraven.
Waarschijnlijk hebben de Tegeaten en niet de Mantinaiers gelijk dat Maira, de dochter van Atlas, bij hen is begraven. Maar misschien was het een andere Maira, een nakomeling van Atlas´ dochter Maira, die naar het land van Mantineia kwam.
(8) Van de wegen rest alleen nog de weg naar Orchomenos, waaraan de berg Anchisia ligt en aan de voet daarvan het graf van Anchises. Toen namelijk Aeneas onderweg was naar Sicilië, landde hij in Lakonië en stichtte daar de steden Aphrodisias en Etis. Om een of andere reden kwam zijn vader Anchises naar die plaats, waar hij stierf en begraven werd. (9) Naar Anchises wordt die berg Anchisia genoemd. Dat de Aioliërs die tegenwoordig Troje bewonen in hun land nergens een graf van Anchises kunnen tonen, draagt bij tot de geloofwaardigheid hiervan. Bij het graf van Anchises liggen de resten van een heiligdom van Aphrodite en bij de Anchisia ligt de grens tussen Mantineia en Orchomenos.
-
In het gebied van Orchomenos ligt links van de weg vanaf Anchisiai op een helling van de berg het heiligdom van Artemis Hymnia. Ook de Mantinaiers delen hierin ******* en een priesteres en een priester. De traditie schrijft voor dat zij hun hele leven in kuisheid doorbrengen, niet alleen in seksueel opzicht, maar ook op elk ander gebied. Zij baden niet en leven niet zoals gewone mensen en betreden nooit een privé-woning. Ik weet dat de histiatores die in dienst zijn van Artemis ven Ephese ook op zo´n manier leven, maar slechts voor een jaar en niet langer, en dat zij door hun medeburgers Essenen worden genoemd. Ter ere van Artemis Hymnia wordt een jaarlijks feest gevierd.
(2) De vroegere stad Orchomenos lag op de hoogste top van een berg en er zijn nog resten van een markt en muren. De stad die tegenwoordig wordt bewoond ligt onder de oude ringmuur. Een bezienswaardigheid daar is een bron waaruit water wordt gehaald en er zijn tempels van Poseidon en Aphrodite met marmeren beelden. Bij de stad staat een houten beeld van Artemis. Dit beeld is in een grote ceder opgesteld en de godin wordt naar die ceder Kedreatis genoemd. (3) Onder de stad liggen op zekere afstand van elkaar steenhopen die daar zijn opgehoopt over mannen die in een oorlog zijn gevallen. Met welke andere Peloponnesiërs of Arkadiërs zelf zij oorlog voerden wordt niet door inscripties op de graven aangegeven en ook de Orchomeniërs vertellen het niet.
(4) Tegenover de stad ligt de berg Trachy. Het regenwater dat door een diepe kloof stroomt loopt tussen de stad en de berg Trachy naar een andere Orchomenische vlakte. Die vlakte is erg uitgestrekt, maar bestaat voor het grootste deel uit een meer. Als je van Orchomenos ongeveer drie stadiën verder gaat,loopt er een rechte weg naar de stad Kaphya langs dezelfde kloof en daarna links langs het stilstaande water. De andere weg steekt de stroom die door de kloof loopt over en gaat langs de voet van de berg Trachy. (5) Aan deze weg ligt eerst het graf van Aristokrates die eens de maagdelijke priesteres van de godin Hymnia verkrachtte. Na het graf van Aristokrates komen de zogeheten Teneïsche bronnen en ongeveer zeven stadiën van de bronnen de plaats Amilos. Amilos zou vroeger een stad zijn geweest. Hier splitst de weg zich weer: één afsplitsing gaat naar Stymphalos, de andere naar Pheneos.
(6) Langs de weg naar Pheneos komje bij een berg. Op deze berg komen de grenzen van de gebieden van Orchomenos, Pheneos en Kaphya samen. Boven de grenzen steekt een hoge rotswand uit die de Kapheatische rots wordt genoemd. Achter de grenzen van de genoemde steden ligt een ravijn waardoor de weg naar Pheneos loopt. Ongeveer in het midden van het ravijn ontspringt water uit een bron en aan het einde van het ravijn ligt de plaats Karyai.
-
De vlakte van Pheneos ligt onder Karyai en er wordt verteld dat het water daar eens zo hoog kwam en het oude Pheneos zo overstroomd werd, dat er zelfs nu nog sporen daarvan zijn op het niveau tot waar het water gestegen is. Vijf stadiën van Karyai ligt de berg met de naam Oryxis en een tweede berg, Skiathis. Onder beide bergen ligt een afgrond waarin het water uit de vlakte wordt opgevangen. (2) De Pheneaten zeggen dat die kunstmatig zijn aangelegd door Herakles in de tijd dat hij in Pheneos woonde bij Laonome, de moeder van Amphitryon. Amphitryon was volgend hen een zoon van Alkaios en Laonome, de dochter van Gouneus en een vrouw uit Pheneos, en niet van Lysidike, de dochter van Pelops. Als Herakles werkelijk in Pheneos heeft gewoond, kun je aannemen dat hij nadat hij niet direct naar Thebe is gegaan nadat hij door Eurystheus uit Tiryns was verjaagd, maar eerst naar Pheneos. (3) Herakles groef midden door de vlakte een kanaal waardoor hij de rivier Olbios, die door sommige Arkadiërs niet Olbios maar Aroanios wordt genoemd, liet stromen. De lengte van het kanaal is vijftig stadiën en de diepte, voor zover het niet is ingestort, dertig voet. De rivier loopt hier namelijk niet meer doorheen, maar is in zijn oude bedding teruggekeerd en heeft het door Herakles tot stand gebrachte werk verlaten.
(4) Ongeveer vijftig stadiën voorbij de genoemde spleten die in de bergen zijn gemaakt ligt de stad. De Pheneaten zeggen dat Pheneos, een man uit de streek, de stichter was. Hun akropolis is aan alle kanten steil, grotendeels van nature, maar een klein stuk is veiligheidsredenen versterkt. Op deze akropolis staat een tempel van Athene met de bijnaam Tritonia, maar daarvan waren slechts brokstukken over. (5) Er staat ook een bronzen beeld van Poseidon, bijgenaamd Hippios, dat opgericht zou zijn door Odysseus. Odysseus zou hier namelijk zijn paarden zijn kwijtgeraakt en heel Griekenland hebben afgezocht. Op de plaats in het Pheneatische land waar hij de paarden terugvond zou hij een heiligdom voor Artemis hebben gesticht en de godin de naam Heurippa hebben gegeven en ook zou hij het beeld van Poseidon Hippios hebben opgericht. (6) Toen Odysseus de paarden had gevonden, vertellen ze, besloot hij die in het gebied van de Pheneaten te laten, zoals hij ook de runderen op het vasteland tegenover Ithaka liet grazen. De Pheneaten lieten mij ook een inscriptie op het voetstuk van het beeld zien, klaarblijkelijk instructies van Odysseus voor de verzorgers van de paarden. (7) Het lijkt me redelijk om in de andere dingen te accepteren wat de Pheneaten vertellen, maar dat Odysseus het bronzen beeld heeft opgericht kan ik niet geloven. Want in die tijd verstond men nog niet de kunst om bronzen beelden uit één stuk te maken zoals men een kleed naadloos weeft. Hoe zij het brons bewerken heb ik al behandeld in het boek over Sparta naar aanleiding van het beeld van Zeus Hypatos. (8) De eersten die brons smolten en beelden hebben gegoten waren de Samiërs Rhoikos, zoon van Philaios, en Theodoros, zoon van Telekles. Ook de zegelring met smaragd die Polykrates, tiran van Samos, heel vaak droeg en waarop hij bijzonder trots was, was een werk van Theodoros.
(9) Als je van de akropolis van Pheneos afdaalt, kom je bij een stadion en op een heuvel staat het grafmonument van Iphikles, broer van Herakles en vader van Iolaos. De Grieken vertellen dat Iolaos Herakles bij de meeste van zijn werken heeft geholpen. Maar Iphikles, de vader van Iolaos, werd in het eerste gevecht van Herakles met Augeas en de Eliërs gewond door de zonen van Aktor, die naar hun moeder Moline zijn genoemd. Uitgeput werd hij door zijn verwanten naar Pheneos gebracht. Daar werd hij door de Pheneaat Bouphagos en zijn vrouw Promne goed verzorgd en zij hebben hem begraven toen hij aan zijn verwondingen was gestorven. (10) Ook nu nog worden aan Iphikles offers gebracht als aan een heros. De god die de Pheneaten het meest vereren is Hermes. Ze vieren Hermaia-spelen en ze hebben een tempel met een marmeren beeld van Hermes. Dat is gemaakt door Eucheir van Athene, zoon van Euboulidas. Achter de tempel bevindt zich het graf van Myrtilos. De Grieken vertellen dat deze Myrtilos een zoon van Hermes was en de wagenmenner van Oinomaos. Iedere keer dat een man zich aandiende om naar de hand van Oinomaos´ dochter te dingen mende Myrtilos bekwaam de paarden van Oinomaos en als de vrijer tijdens de wedstrijd dichtbij kwam schoot Oinomaos hem neer. (11) Myrtilos was zelf ook verliefd op Hippodameia, maar hij durfde de wedstrijd niet aan en bleef wagenmenner van Oinomaos. Tenslotte bleek hij – zo wordt verteld – verrader van Oinomaos te zijn, omdat Pelops had gezworen dat hij één nacht met Hippodameia zou mogen doorbrengen. Toen hij Pelops aan zijn eed herinnerde, werd hij door hem van het schip gegooid. De Pheneaten zeggen dat zij het lichaam van Myrtilos, door de golven aan land gespoeld, hebben opgenomen en begraven. Ieder jaar brengen ze hem nachtelijke offers. (12) Het is duidelijk dat Pelops geen lange reis over zee heeft gemaakt, maar slechts van de monding van de Alpheios tot aan de haven van Elis. Het is dus niet waarschijnlijk dat de Myrtoïsche zee, die bij Euboia begint en zich langs het onbewoonde eiland Helene tot de Aigeïsche zee uitstrekt, naar Myrtilos, de zoon van Hermes is genoemd. Ik denk dat degenen die de geschiedenis van Euboia hebben beschreven meer gelijk hebben als zij zeggen dat de naam van de Myrtoïsche zee is ontleend aan een vrouw met de naam Myrto.
-
De Pheneaten hebben ook een heiligdom van Demeter, bijgenaamd Eleusinia. Ze vieren een mysteriefeest voor de godin en zeggen dat de ceremoniën in Eleusis dezelfde zijn als bij hen. Naos was namelijk in opdracht van het orakel in Delphi bij hen gekomen en die Naos was een kleinzoon van Eumolpos. Naast het heiligdom van Eleusinia is het zogeheten Petroma gebouwd, twee grote in elkaar passende stenen.
(2) Als ze om het andere jaar het feest dat ze de Grote Mysterieën noemen vieren, openen ze die stenen. Ze nemen de geschriften die op de mysteriën betrekking hebben er uit en nadat ze die aan de ingewijden hebben voorgelezen, leggen ze hen dezelfde nacht weer terug. Ik weet dat de meeste Pheneaten in de belangrijkste zaken ook een eed bij het Petroma zweren. (3) Er is een rond deksel op met aan de binnenkant een masker van Demeter Kidaria. Tijdens de zogeheten Grote Mysteriën zet de priester dit masker op en slaat volgens een traditie met stokken de onderwereldbewoners. Er bestaat een Pheneatische legende dat Demeter zelfs al voor de komst van Naos op haar zwerftochten hier is gekomen. Aan alle Pheneaten die haar in hun huizen ontvingen en gastgeschenken gaven schonk de godin alle soorten peulvruchten behalve de boon.
(4) Er bestaat een heilige legende waarom zij de boon als een onreine vrucht beschouwen. Degenen die volgens het verhaal van de Pheneaten de godin hebben ontvangen, Trisaules en Damithales, bouwden aan de voet van het Kyllene-gebergte een tempel voor Demeter Thesmia en stichtten de mysteriën die ook nu nog worden gevierd. Deze tempel van Thesmia ligt ongeveer vijftien stadiën van de stad. (5) Onderweg van Pheneos naar Pellene en Aigeira, een Achaiïsche stad, staat na ongeveer vijftien stadiën een tempel van Apollo Pythios. Hiervan waren slechts ruïnes over en een groot wit marmeren altaar. De Pheneaten offeren hier nog steeds aan Apollo en Artemis en beweren dat Herakles het heiligdom heeft gebouwd na de verovering van Elis. Hier bevinden zich ook de graftombes van de heroën die deel hebben genomen aan de veldtocht van Herakles en niet behouden uit de strijd thuis zijn gekomen. (6) Vlakbij de rivier Aroanios ligt Telamon begraven, een klein eindje voorbij de plaats waar de tempel van Apollo staat en niet ver van de bron met de naam Oinoë ligt Chalkodon. Maar je kunt onmogelijk aannemen dat de Chalkodon en Telamon die in deze strijd zijn gesneuveld de vaders zijn van Elephenor, de commandant van de Euboiers bij Troje, en van Aias en Teukros. Want hoe had Chalkodon Herakles kunnen helpen bij zijn opdracht als er betrouwbare bewijzen zijn dat hij al eerder door Amphitryon in Thebe was gedood? (7) En hoe had Teukros de stad Salamis op Cyprus kunnen stichten als niemand hem uit zijn eigen land had verdreven na zijn terugkeer uit Troje? Het is dus duidelijk dat het niet de Chalkedon van Euboia en de Telamon van Aigina waren die aan de veldtocht van Herakles tegen de Eliërs hebben deelgenomen. Ook in onze tijd zijn er tamelijk onaanzienlijke mannen met dezelfde naam als aanzienlijke mannen en dat is altijd zo geweest.
(8) Pheneos en het naburige Achaia grenzen op meerdere plaatsen aan elkaar. In de richting van Pellene is de zogeheten Porinas de grens en naar Aigeira de plaats “Bij Artemis”. Als je in het gebied van de Pheneaten zelf voorbij het heiligdom van Apollo Pythios bent, kom je na een klein eindje op de weg die naar de berg Krathis loopt.
(9) Op deze berg zijn de bronnen van de rivier Krathis. Deze stroomt bij Aigai, tegenwoordig een verlaten plaats, maar vroeger een Achaiïsche stad, in zee uit. Aan deze Krathis ontleent ook een rivier in het land van de Brettiërs in Italië zijn naam. Op de berg Krathis is een heiligdom van Artemis Pyronia en in oude tijden haalden de Argivers van deze godin vuur voor de viering van de Lernaia.
-
Als je van Pheneos in oostelijke richting gaat, is daar de bergtop Geronteion en daarlangs loopt een weg. De Geronteion vormt de grens tussen de gebieden van Pheneos en Stymphalos. Ga je links van de Geronteion door het Pheneatische gebied, dan zijn daar bergen van de Pheneaten, Trikrena genaamd, waar drie bronnen zijn. Hier zou Hermes na zijn geboorte door de nimfen zijn gewassen en daarom worden de bergen als gewijd aan Hermes beschouwd. (2) Niet ver van Trikrena is een andere berg, Sepia. Volgens de legende is Aipytos, de zoon van Elatos, hier door een slang gedood en hier hebben ze ook een graf voor hem gemaakt, omdat het niet mogelijk was het lichaam verder mee te nemen. De Arkadiërs vertellen dat slangen tegenwoordig nog steeds op de berg voorkomen, niet in grote aantallen, maar ze zijn juist nogal zeldzaam. Want omdat de berg het grootste deel van het jaar met sneeuw is bedekt, sterven de slangen die buiten hun holen door de sneeuw verrast zijn en ook als ze al eerder hun holen in zijn gevlucht, komt nog een deel van hen om door de sneeuw doordat de kou in de holen zelf doordringt. (3) Het graf van Aipytos heb ik met bijzondere aandacht bekeken, omdat Homeros dit in zijn verzen over de Arkadiërs noemt. Het is een kleine hoop aarde, omgeven door een ronde stenen sokkel. Homeros had nooit een grootser grafmonument gezien en daarom moest het natuurlijk wel zijn verbazing wekken, zoals hij ook de dans die door Hephaistos is afgebeeld op het schild van Achilles vergelijkt met de door Daidalos afgebeelde dans, omdat hij nooit zoiets knaps had gezien.
(4) Ik ken veel prachtige graven, maar ik zal slechts twee er van noemen, namelijk dat in Halikarnassos en dat in het land van de Hebreeën. Het graf in Halikarnassos is gebouwd voor Mausolos, de koning van de Halikarnassiërs. Dat is zo enorm groot en zo fantastisch in al zijn verfraaiïngen, dat zelfs de Romeinen het erg bewonderen en opvallende graftombes in hun eigen land “Mausoleia” noemen. (5) De Hebreeërs hebben een graf van Helena, een locale vrouw, in de stad Solyma, die door de Romeinse keizer met de grond gelijk is gemaakt. In het graf is zo´n mechanisme aangebracht dat de deur die zoals het hele graf van steen is niet geopend wordt voordat het jaar dezelfde dag en hetzelfde uur heeft teruggebracht. Dan wordt hij alleen door dit mechanisme geopend, hij blijft een klein poosje open en sluit zich dan weer vanzelf. Zo gaat het dan, maar als je hem op een ander moment wilt openen, lukt dat niet. Dan zul je hem eerder kapot maken door hem te forceren.
-
Na het graf van Aipytos komt de hoogste berg in Arkadië, de Kyllene. Op de top van de berg staat een vervallen tempel van Hermes Kyllenios. Het is duidelijk dat de naam van de berg en de bijnaam van de god afkomstig zijn van Kyllen, de zoon van Elatos. (2) Vroeger hadden de mensen, voor zover ik heb kunnen nagaan, de volgende houtsoorten om beelden van te maken: ebbenhout, cipres, ceder, eikenhout, taxus en lotushout.Voor het beeld van Hermes Kyllenios is geen van deze houtsoorten gebruikt, maar het is gemaakt van hout van de jeneverbes. De hoogte van het beeld schat ik op ongeveer acht voet.
(3) Op de Kyllene is iets opmerkelijks waar te nemen: de lijsters zijn daar wit. De vogels die door de Boiotiërs zo worden genoemd zijn van een ander soort en zingen niet. Adelaars, die zwaanadelaars worden genoemd omdat ze door hun witte kleur het meest op zwanen lijken, heb ik op de Sipylos gezien bij het zogenaamde Meer van Tantalos. En individuele mensen hebben al witte everzwijnen en witte Thrakische beren bezeten. (4) Witte hazen komen voor in Libye en witte herten heb ik tot mijn grote verbazing in Rome gezien, maar ik heb geen gelegenheid gehad te informeren van welk continent of van welk eiland ze kwamen. Ik heb deze opmerkingen naar aanleiding van de lijsters op de Kyllene gemaakt om elke twijfel over wat ik over hun kleur heb gezegd weg te nemen.
(5) Naast de Kyllene ligt een andere berg, de Chelydorea. Hier zou Hermes een schildpad hebben gevonden en nadat hij het schild er had afgehaald, een lier hebben gemaakt. Dit is de grens tussen Pheneos en Pellene en het grootste deel van het Chelydorea-gebergte behoort tot Achaia.
(6) Als je van Pheneos in westelijke richting gaat, voert de linkse weg naar de stad Kleitor, terwijl rechts een weg naar Nonakris en het water van de Styx loopt. Vroeger was Nonakris een Arkadisch stadje, genoemd naar de vrouw van Lykaon. Tegenwoordig zijn er slechts ruïnes en het grootste deel is niet meer te zien. Niet ver van de ruïnes staat een hoge rotswand. Ik ken geen andere die zo hoog oprijst. Uit de rotswand stroomt water dat de Grieken het water van de Styx noemen.
-
Hesiodos schrijft in de Theogonie – er zijn mensen die dit gedicht aan Hesiodos toeschrijven – dat Styx een dochter was van Okeanos en de vrouw van Pallas. Men zegt dat Linos ook iets dergelijks heeft geschreven. Maar toen ik het las, leek het mij volkomen onecht. (2) Epimenides van Kreta zegt in zijn gedichten ook dat Styx een dochter van Okeanos was,maar dat zij niet met Pallas getrouwd was, maar Echidna baarde voor Peiras, wie deze Peiras dan ook was. Maar vooral Homeros heeft de naam Styx in zijn gedichten geïntroduceerd. In de eed van Hera schrijft hij:
“Gertuige hiervan is de aarde en de brede hemel daarboven
en het neerstromende water van de Styx.”
Deze verzen suggereren dat hij het water van de Styx heeft zien stromen. En bij de opsomming van de volgelingen van Gouneus laat hij de rivier Titaresios zijn water uit de Styx krijgen. (3) Hij beschreef de Styx ook als een rivier in de Hades en Athene zegt dat Zeus was vergeten dat hij om haar Herakles had gered van de werken voor Eurystheus:
“Want als ik dit in mijn scherpzinnige geest had geweten
toen hij naar Hades, de sluiter der poort, werd gezonden
om uit Erebos de hond van de huiveringwekkende Hades te halen,
was hij niet ontkomen aan de diepe stromen van de Hades.”
(4) Het water dat uit de rotswand bij Nonakris stroomt valt eerst op een hoge rots en als het door de rots heen is gegaan, stroomt het in de rivier Krathis. Dit water brengt de dood aan de mens en aan elk ander levend wezen. Eens zou het voor de geiten die voor de eerste keer van het water dronken dodelijk zijn geweest. Later werden ook andere wonderlijke eigenschappen die het water bezat bekend. (5) Glas, kristal, agaat en wat mensen verder van steen maken en aardewerk barsten door het water van de Styx. Voorwerpen van hoorn en beenderen, ijzer en brons, lood, tin, zilver en elektron worden door dit water aangetast. Goud ondergaat hetzelfde proces als alle andere metalen. Maar dat goud toch bestand is tegen roest, getuigt de dichteres van Lesbos en goud laat het zelf ook zien. (6) De god heeft het aan de nederigste dingen gegeven sterker te zijn dan andere dingen die het hoogst gewaardeerd worden. Want parels hebben de eigenschap dat ze oplossen in azijn en diamant, het hardste steensoort, smelt in bloed van bokken. Het water van de Styx kan alleen de paardenhoef niet aantasten. Als het water daarop wordt gegoten, wordt het vastgehouden en tast de hoef niet aan. Of dit gif de oorzaak was van de dood van Alexander, de zoon van Philippos, weet ik niet zeker, maar wel weet ik dat dit wordt verteld.
(7) Boven Nonakris ligt het zogeheten Aroania-gebergte. Daar is een grot waarin de dochters van Proitos, door waanzin getroffen, gevlucht zouden zijn. Melampous bracht hen met geheime offers en reinigingsrituelen naar een plaats met de naam Lousoi. Het grootste deel van het Aroania-gebergte behoort tot Pheneos, maar Lousoi ligt al in het gebied van Kleitor.
(8) Lousoi zou eens een stad zijn geweest en Agesilas, een burger van Lousoi, is tot winnaar van de paardenrace uitgeroepen toen de Amphiktyonen de elfde Pythische spelen hielden. Maar tegenwoordig zijn zelfs de ruïnes van Lousoi er niet meer. Melampous bracht de dochters van Proitos naar Lousoi en genas hen in de tempel van Artemis van hun waanzin. Sinds die tijd noemen de inwoners van Kleitor de godin Artemis Hemerasia.
-
Tot de stam van de Arkadiërs behoren ook de Kynaithaiers, zoals zij worden genoemd, die in Olympia het beeld van Zeus met in beide handen een bliksem hebben opgesteld. Deze Kynaithaiers wonen meer dan veertig stadiën <van Lousoi>. Op hun markt staan altaren van goden en een beeld van keizer Hadrianus. (2) Het meest opvallende hier is een heiligdom van Dionysos. In de winter vieren ze een feest, waarbij glanzend gezalfde mannen een stier die de god zelf hen ingeeft uit de kudde runderen halen en naar het heiligdom brengen. Dit traditionele offergebruik bestaat bij hen. Er is daar een bron met koud water, ongeveer twee stadiën van de stad, en daarboven groeit een plataan. (3) Wie door een dolle hond een verwonding of op een andere manier iets gevaarlijks heeft opgelopen wordt genezen door van het water te drinken. Daarom wordt de bron Alyssos genoemd. Zo kan het bij de Arkadiërs lijken dat het water bij Pheneos dat ze Styx noemen tot onheil van de mensen is geschapen, maar dat de bron bij de Kynaithaiers een goed tegenwicht tegen het onheil daar is.
(4) Een van de wegen die van Pheneos in westelijke richting lopen, die aan de linkerkant, is nog over. Deze weg loopt naar Kleitor en voert langs het werk van Herakles, waarbij hij de bedding voor de rivier Aroanios heeft gemaakt. Hierlangs gaat de weg naar de plaats Lykouria, de grens tussen Pheneos en Kleitor.
-
Na ongeveer vijftig stadiën voorbij Lykouria kom je bij de bronnen van de Ladon. Ik heb gehoord dat het water dat in het land van Pheneos een meer vormt en in de bergkloven verdwijnt hier weer opkomt en de bronnen van de Ladon vormt. Ik kan niet met zekerheid zeggen of dat zo is of dat het anders gaat. De Ladon is de mooiste rivier van Griekenland en bovendien is hij beroemd bij de mensen door Daphne en de liederen over haar. (2) Het verhaal over Daphne dat bij de Syriërs die aan de rivier Orontes wonen in omloop is laat ik achterwege, maar door de Arkadiërs en Eliërs wordt een ander verhaal verteld. Oinomaos, de heer van Pisa, had een zoon, Leukippos. Deze Leukippos was verliefd op Daphne, maar omdat zij iedereen van hen mannelijke geslacht meed, had hij geen hoop haar als zijn vrouw te winnen door openlijk naar haar hand te dingen. (3) Daarom bedacht hij de volgende list om haar te krijgen. Leukippos liet bij de rivier Alpheios zijn haar lang groeien. Hij maakte het op alsof hij een meisje was en trok vrouwenkleren aan. Zo ging hij naar Daphne en zei dat hij een dochter van Oinomaos was en met haar op jacht wilde. Zij geloofde dat hij een meisje was en omdat hij van veel voornamere afkomst was dan de andere meisjes en veel behendiger in het jagen en ook nog buitengewoon attent voor haar was, groeide er een intieme vriendschap met Daphne. (4) De dichters die de liefde van Apollo voor Daphne bezingen voegen hieraan nog toe dat Apollo jaloers werd op Leukippos om zijn succes in de liefde. Plotseling wilden Daphne en de andere meisjes in de Ladon zwemmen en hoewel Leukippos dat niet wilde, trokken ze hem zijn kleren uit. Toen ze zagen dat hij geen meisje was, troffen ze hem met hun jachtsperen en messen en doodden hem.
-
Zo is het verhaal. De afstand van de bronnen van de Ladon tot de stad Kleitor is zestig stadiën en de weg vanaf de bronnen loopt door een smalle bergkloof langs de rivier Aroanios. Bij de stad steek je de rivier met de naam Kleitor over. Deze stroomt uit in de Aroanios, niet meer dan zeven stadiën van de stad. (2) In de Aroanios leven onder andere de zogenaamde Bonte Vissen. Er wordt verteld dat deze Bonte Vissen zingen als lijsters. Ik heb vissen die gevangen waren gezien, maar ik heb ze niet horen zingen, hoewel ik bij de rivier heb gewacht tot zonsondergang, het tijdstip waarop de vissen het meest zouden zingen.
(3) De stad Kleitor is genoemd naar de zoon van Azan. Ze ligt op een vlakte, omgeven door niet zo hoge bergen. De belangrijkste heiligdommen in Kleitor zijn van Demeter, van Asklepios en een derde van Eileithyia ************* zijn en zegt niet hoeveel er daarvan zijn. De Lykiër Olen, een vroegere dichter, heeft voor de Deliërs hymnen gedicht, waaronder ook een op Eileithyia. Hij noemt haar “de goede spinster” – kennelijk identificeert hij haar met het Lot – en zegt dat zij ouder is dan Kronos.
(4) Kleitor heeft ook een heiligdom van de Dioskouroi die de Grote Goden worden genoemd, op een afstand van ongeveer vier stadiën van de stad. Er zijn bronzen beelden van hen. Op een bergtop, ongeveer dertig stadiën van de stad, staat een tempel van Athene Koria.
-
Mijn beschrijving brengt mij terug naar Stymphalos en de grens tussen Pheneos en Stymphalos, het zogenaamde Geronteiongebergte. De Stymphaliërs zijn niet meer ingedeeld bij Arkadië, maar maken deel uit van de Argivische Bond, waartoe ze vrijwillig zijn toegetreden. Dat zij van Arkadische afkomst zijn wordt bewezen door de gedichten van Homeros en hun stichter Stymphalos was een kleinzoon van Arkas, de zoon van Kallisto. De stad zou oorspronkelijk elders in het land hebben gelegen en niet op de huidige plaats. (2) In het oude Stymphalos heeft, zo wordt verteld, Temenos, de zoon van Pelagos gewoond en Hera is door deze Temenos opgevoed. Hij heeft voor de godin drie heiligdommen gesticht en haar drie bijnamen gegeven. Toen ze nog een jong meisje was kreeg zij de bijnaam Pais, toen ze met Zeus was getrouwd noemde Temenos haar Teleia en toen ze om een of andere reden ruzie had met Zeus en naar Stymphalos terugkwam gaf hij haar de bijnaam Chèra. Dit wordt, voor zover ik weet, door de Stymphaliërs over de godin verteld.
(3) De huidige stad heeft niets meer van wat ik heb genoemd, maar het volgende is er wel. In het gebied van Stymphalos is een bron waaruit keizer Hadrianus water naar de stad Korinthe leidde. In de winter vormt de bron in Stymphalos een klein meer waaruit de rivier Stymphalos komt. In de zomer is er geen meer, maar ontspringt de rivier direct uit de bron. Deze rivier verdwijnt in een aardspleet, komt in de Argolis weer boven en krijgt dan een andere naam. In plaats van Stymphalos wordt hij dan Erasinos genoemd. (4) Over het water van de Stymphalos bestaat de legende dat daar eens mensenetende vogels leefden. Volgens het verhaal heeft Herakles die vogels neergeschoten. Maar Peisandros van Kamira zegt dat hij de vogels niet gedood heeft, maar met het lawaai van ratels heeft verjaagd. Onder de wilde dieren in de Arabische woestijn leven vogels die Stymphalidai worden genoemd en die tegen mensen even agressief zijn als leeuwen en luipaarden. (5) Deze vogels vallen mensen aan die op hen jagen en verwonden en doden hen met hun snavels. Ze doorboren alle bronzen en ijzeren pantsers die de mensen dragen. Maar als je kleding, geweven van dikke schors, draagt, blijven de snavels van de Stymphalidai daarin vastzitten, zoals de vleugels van kleine vogels blijven kleven in vogellijm. Ze zijn even groot als kraanvogels, lijken op de ibis, maar hun snavels zijn sterker en niet krom zoals bij ibissen. (6) Of de huidige Arabische vogels dezelfde naam hebben als de vroegere vogels in Arkadië, maar er anders uitzien, weet ik niet. Maar als er altijd Stymphalische vogels zijn geweest, zoals haviken en adelaars, dan denk ik dat deze vogels een Arabisch ras zijn en zou het mogelijk zijn dat een deel daarvan naar Arkadië is gevlogen en in Stymphalos terecht is gekomen. Ze zouden in Arabië oorspronkelijk een andere naam hebben gehad dan Stymphalidai, maar de roem van Herakles en het feit dat de Griekse naam veel meer gerespecteerd was dan die van de barbaren heeft er voor gezorgd dat de vogels in de Arabische woestijn nog steeds Stymphalidai worden genoemd.
(7) In Stymphalos staat ook een oud heiligdom van Artemis Stymphalia. Het beeld is van hout en voor het grootste deel verguld. Bij het dak van de tempel zijn onder andere de Stymphalische vogels afgebeeld. Het was moeilijk te onderscheiden of ze van hout of van gips waren gemaakt, maar ik vermoed dat het eerder hout dan gips was. Er zijn daar twee meisjes van wit marmer met vogelpoten die achter de tempel staan.
(8) In onze tijd zou het volgende wonder plaats hebben gevonden. Het feest van Artemis Stymphalia werd in Stymphalos niet erg zorgvuldig gevierd en de gebruikelijke rites werden grotendeels achterwege gelaten. Nu viel er een stuk hout in de opening van de spleet waarin de rivier verdwijnt, zodat het water niet meer naar beneden kon stromen. Daardoor, zegt men, veranderde de vlakte in een meer van ongeveer vierhonderd stadiën. (9) Verder vertelt men dat een jager een vluchtend hert achterna zat. Dit hert rende het stilstaande water in en de jager zwom bij zijn achtervolging opgewonden achter het hert aan. Zo werden zowel het hert als de man door de kloof verzwolgen. Het water van de rivier zou hen gevolgd hebben, zodat de hele overstroomde vlakte van Stymphalos in één dag opdroogde. Sindsdien wordt het feest van Artemis met grotere eerbied gevierd.
-
Na Stymphalos komt Alea dat ook tot de Argolische bond behoort en waarvan Aleos, de zoon van Apheidas als stichter wordt genoemd. Er zijn daar godentempels van Artemis Ephesia en Athene Alea en ook een tempel met een beeld van Dionysos. Ter ere van hem wordt om het andere jaar het feest Skiëreia gevierd en in opdracht van het orakel van Delphi worden de vrouwen tijdens het feest van Dionysos gegeseld zoals de Spartaanse jongemannen bij de Orthia.
(2) In de beschrijving van Orchomenos heb ik verteld dat de rechte weg eerst langs de kloof loopt en vervolgens links van het meer. In de vlakte van Kaphyai is een dijk gemaakt om te voorkomen dat het water uit het gebied van Orchomenos schade toebrengt aan het bouwland van Kaphyai. Binnen de dijk loopt een andere waterstroom, groot genoeg om een rivier te zijn, die in een aardspleet verdwijnt en later bij het zogeheten Nasoi weer te voorschijn komt. De plaats waar hij bovenkomt heet Rheunos. Als hij daar weer aan de oppervlakte is gekomen vormt het water vanaf dat punt de nooit opdrogende rivier Tragos. (3) Het is duidelijk dat de naam van de stad afkomstig is van Kepheus, zoon van Aleos, maar in het Arkadische dialect is hij als Kaphyai bewaard gebleven. De Kaphyaiers beweren dat ze oorspronkelijk uit Attika komen, maar uit Athene zijn verdreven door Aigeus en naar Arkadië zijn gevlucht. Daar hebben ze zich als smekelingen van Kepheus gevestigd. Het stadje ligt aan de rand van een vlakte aan de voet van niet al te hoge bergen. In Kaphyai zijn tempels van Poseidon en van Artemis met de bijnaam Knakalesia. (4) Er is ook een berg Knakalos, waar ieder jaar mysteriën ter ere van Artemis worden gevierd. Even voorbij de stad is een bron en bij die bron staat een grote, fraaie plataan. Ze noemen die Menelaïs, omdat Menelaos hier zou zijn gekomen toen hij een leger tegen Troje verzamelde en de plataan bij de bron heeft geplant. Tegenwoordig worden zowel de plataan als de bron Menelaïs genoemd. (5) Als ik afgaande op de verhalen van de Grieken moet opsommen hoeveel bomen nog bewaard zijn en nog bloeien, dan is de oudste de wilg die in het heiligdom van Hera op Samos groeit, daarna de eik in Dodona, de olijfboom op de akropolis en die op Delos. De derde plaats in ouderdom zouden de Syriërs toekennen aan de laurier die bij hen groeit. Van de andere is deze plataan de oudste.(6) Ongeveer een stadie verwijderd van Kaphyai ligt de plaats Kondylea. Hier is een heilig woud en een tempel van Artemis die vroeger Kondyleatis werd genoemd. De naam van de godin zou om de volgende reden zijn veranderd. Enkele kinderen – er wordt niet verteld hoeveel er waren – vonden toen ze bij de tempel aan het spelen waren een touw. Ze bonden het touw om de nek van het beeld en zeiden dat Artemis gewurgd werd. (7) Toen de Kaphyaiers ontdekten wat de kinderen hadden gedaan, stenigden ze hen. Nadat zij dat hadden gedaan, werden de vrouwen door een ziekte getroffen en hun nog ongeboren kinderen kwamen dood ter wereld, totdat de Pythia opdroeg hen te begraven en ieder jaar hen offers te brengen, omdat zij ten onrechte gestorven waren. De Kaphyaiers doen nog steeds wat het orakel heeft opgedragen en de godin in Kondylea noemen ze Apanchomene (de Gewurgde), omdat het orakel dat volgens hen had opgedragen. (8) Als je vanaf Kaphyai ongeveer zeven stadiën omhoog bent gegaan, daal je af naar het zogeheten Nasoi. Vijftig stadiën verder stroomt de Ladon. Je steekt de rivier over en dan kom je via Argeathai en het zogeheten Lykountes en Skotane bij het eikenwoud Soron, aan de weg naar Psophis. (9) Hier leven, zoals in de andere Arkadische eikenbossen, de volgende dieren: wilde zwijnen, beren en buitengewoon grote schildpadden. Daarvan kun je lieren maken die even groot zijn als een lier van een Indische schildpad. Aan het einde van Soron liggen de restanten van het dorp Paos en een klein eindje verder ligt het zogeheten Seirai. Dit is de grens tussen Kleitor en Psophis.
-
De stichter van Psophis was volgens sommigen Psophis, de zoon van Aristas, zoon van Erymanthos, zoon van Porthaon, zoon van Periphetes, zoon van Nyktimos. Maar anderen zeggen dat Psophis de dochter was van Xanthos, de zoon van Erymanthos, zoon van Arkas. Dit is de overlevering in de Arkadische lijst van koningen, (2) maar de meest waarschijnlijke versie is dat Psophis een dochter was van Eryx, de heerser van Sikania. <Herakles sliep met haar>, maar weigerde haar mee te nemen naar zijn huis. Hij liet haar zwanger achter bij Lykortas, een gastvriend van hem, die in de stad Phegia woonde, een stad die voor het koningschap van Phegeus Erymanthos heette. Echephron en Promachos, zonen van Herakles en de Sikanische vrouw, groeiden hier op en veranderden de naam Phegia in Psophis, naar hun moeder. (3) Ook de akropolis van Zakynthos heeft de naam Psophis, omdat een man uit Psophis, Zakynthos, de zoon van Dardanos, de eerste was die met schepen naar het eiland is overgestoken en de stichter werd. Psophis ligt dertig stadiën van Seirai. De rivier Aroanios stroomt er langs en een eindje verder van de stad de rivier Erymanthos. De bronnen van de Erymanthos zijn op de berg Lampeia. Deze berg is aan Pan gewijd, zegt men. De Lampeia zou een deel van het Erymanthosgebergte kunnen zijn. Homeros heeft geschreven dat op de Taygetos en de Erymanthos ******** een jager ******* van Lampeia de Erymanthos en nadat hij door Arkadië is gegaan met de berg Pholoë rechts en het gebied Thelpousa links, stroomt hij uit in de Alpheios.
(5) Herakles zou in opdracht van Eurystheus bij de Erymanthos gejaagd hebben op een zwijn dat groter en sterker was dan alle andere. De bewoners van Kyme in het land van de Opikoi beweren dat de tanden die bij hen in de tempel van Apollo liggen de tanden van het Erymantische zwijn zijn, maar hun verhaal is uiterst onwaarschijnlijk.
(6) In de stad Psophis is een tempel van Aphrodite met de bijnaam Erykine, waarvan tegenwoordig alleen nog maar ruïnes over zijn. Deze zou gesticht zijn door de zonen van Psophis en dit verhaal is wel waarschijnlijk, omdat er ook op Sicilië in het gebied van Eryx een tempel van Erykina is die sinds heel oude tijden zeer heilig is en even rijk als de tempel op Paphos. (7) De heiligdommen van de heroën Promachos en Echephron waren bij mijn bezoek niet meer te zien. Ook Alkmaion, de zoon van Amphiaraos, ligt in Psophis begraven. Zijn graf is een klein bouwwerkje zonder enige versiering. Er staan cipressen omheen die zo hoog zijn dat zelfs de berg bij Psophis daardoor in de schaduw ligt. Maar men wil ze niet omhakken, omdat ze als gewijd aan Alkmaion worden beschouwd. Door de inheemse bevolking worden ze “de meisjes” genoemd. (8) Toen Alkmaion zijn moeder had gedood, vluchtte hij naar Argos en kwam in Psophis dat toen nog Phegia heetten, naar Phegeus. Hij trouwde met Phegeus´ dochter Alphesiboia en een van de geschenken die hij haar natuurlijk gaf was het halssnoer. Toen hij in Arkadië woonde, vertoonde zijn ziekte geen tekenen van herstel. Daarom zocht hij zijn toevlucht bij het orakel van Delphi, waar de Pythia hem meedeelde dat het enige land waarheen de wrekende geest van Eriphyle hem niet zou volgen het nieuwste land was dat de zee had laten verrijzen na de bezoedeling door het bloed van zijn moeder. (9) Hij ontdekte een aangeslibd stuk land van de Acheloös, waar hij zich vestigde. Hij nam de dochter van Acheloös, Kallirhoë, als vrouw, zoals de Akarnaniërs vertellen, en kreeg twee zonen, Akarnan en Amphoteros. De bewoners van dat deel van het vasteland, die tevoren Koureten heetten, kregen naar deze Akarnan hun huidige naam. Veel mannen en nog meer vrouwen lijden schipbreuk ten gevolge van irrationele hartstochten. (10) Kallirhoë zette haar zinnen op het halssnoer van Eriphyle en daarom stuurde ze Alkmaion tegen zijn zin naar Phegia, waar hij door de zonen van Phegeus, Temenos en Axion, verraderlijk werd vermoord. De zonen van Phegeus zouden het halssnoer aan Apollo in Delphi hebben gewijd. Tijdens hun regering in de stad Phegia, zoals deze toen nog heette, zouden de Grieken hun expeditie tegen Troje hebben gehouden. De Psophidiërs zeggen dat zij niet aan de expeditie hebben deelgenomen, omdat hun leiders zich de vijandschap op de hals hadden gehaald van de Argivische koningen, van wie de meeste verwant waren aan Alkmaion en samen met hem de veldtocht tegen Thebe hadden gehouden.
(11) Dat de eilandengroep de Echinaden tot op heden niet door de werking van de Acheloös met het vasteland is verbonden komt doordat het Aitolische volk is verdreven en het land geheel ontvolkt is. Het Aitolische land blijft onbebouwd en daardoor voert de Acheloös niet even veel slib aan bij de Echinaden. Mijn redenering wordt bevestigd door het feit dat de Maiander die door het land van de Phrygiërs en Kariërs, dat ieder jaar wordt geploegd, stroomt de zee tussen Priëne en Milete in korte tijd in land heeft veranderd.
(12) De Psophidiërs hebben bij de Erymanthos een tempel en een beeld van Erymanthos. Beelden van alle rivieren behalve de Nijl in Egypte worden van wit marmer gemaakt. Maar het is gebruikelijk dat de beelden van de Nijl van zwarte steen worden gemaakt, omdat hij door het land van de Aithiopiërs naar zee loopt.
(13) In Psophis heb ik een verhaal gehoord over een zekere Aglaos, een Psophidiër en tijdgenoot van Kroisos van Lydië. Hij zou zijn leven lang gelukkig zijn geweest, maar dat kan ik niet geloven. Een mens kan hoogstens minder tegenslag hebben dan een ander, zoals het ene schip minder door storm te lijden heeft dan het andere schip. (14) Maar het in onmogelijk iemand te vinden die nooit door tegenspoed wordt getroffen of een schip dat altijd profiteert van een gunstige wind. Ook Homeros schrijft dat bij Zeus een vat, gevuld met goede dingen, staat en een ander vat met kwade dingen. Hij leerde dit van de god in Delphi die Homeros eens zowel een ongelukkige als een gezegende man noemde, omdat hij voor beide evenzeer was geboren.
-
Onderweg van Psophis naar Thelpousa komt eerst een plaats die Tropaia heet, links van de Ladon en direct bij Tropaia ligt het eikenwoud Aphrodision. Als derde is er een oude inscriptie op een stele, de grens tussen de gebieden van Psophis en Thelpousa. In het gebied van Thelpousa loopt een rivier met de naam Arsen. Als je die oversteekt, kom je na ongeveer vijf en twintig stadiën bij de resten van het dorp Kaous en een heiligdom van Asklepios Kaousios dat aan de weg is gebouwd.
(2) De stad Thelpousa ligt ongeveer veertig stadiën van deze tempel. Deze stad zou genoemd zijn naar de nimf Thelpousa en zij zou een dochter zijn van Ladon. Het water van de Ladon komt uit bronnen in het gebied van Kleitor, zoals ik al eerder in mijn beschrijving heb verteld. Hij stroomt eerst langs de plaatsen Leukasion en Mesoboia en dan door Nasoi naar Oryx dat ook wel Halous wordt genoemd. Van Halous stroomt hij naar Thaliades en het heiligdom van Demeter Eleusinia. (3) Deze tempel ligt binnen de grenzen van Thelpousa. Er staan beelden in, elk niet minder dan zeven voet hoog, van Demeter en haar dochter en van Dionysos, allemaal van marmer. Na het heiligdom van Demeter loopt de Ladon links langs de stad Thelpousa die op een hoge heuvel ligt en tegenwoordig grotendeels verlaten is, zodat de markt die nu aan de rand ligt oorspronkelijk in het midden zou hebben gestaan. In Thelpousa is een tempel van Asklepios en een heiligdom van de twaalf goden. Het grootste deel daarvan lag al op de grond. (4) Na Thelpousa loopt de Ladon naar het heiligdom van Demeter in Onkeion. De Thelpousiërs noemen de godin Erinys en het gedicht van Antimachos over de veldtocht van de Argivers tegen Thebe komt daarmee overeen. De versregel luidt: “Daar is, zeggen ze, de zetel van Demeter Erinys.”
Volgens de overlevering is Onkios een zoon van Apollo en heerste hij in het gebied van Thelpousa over de plaats Onkeion. (5) De godin kreeg haar bijnaam, omdat zij volgens de verhalen tijdens de zoektocht naar haar dochter achterna werd gezeten door Poseidon die gemeenschap met haar wilde hebben. Zij veranderde zich in een merrie en graasde tussen de merries van Onkios. Maar Poseidon begreep dat hij misleid werd en had in de gestalte van een hengst gemeenschap met Demeter. (6) Eerst was Demeter razend van woede over wat was gebeurd, maar later bekoelde haar woede en wilde zij, volgens het verhaal, een bad nemen in de Ladon. Daarom heeft de godin haar bijnamen gekregen: Erinys vanwege haar woede, want het Arkadische woord voor woedend zijn is erinyein, en Lousia vanwege haar bad in de Ladon. De beelden in de tempel zijn van hout, maar de gezichten, handen en voeten zijn van marmer uit Paros. (7) Het beeld van Erinys houdt de zogenaamde Kista vast en in de rechterhand een fakkel. Ik schat de hoogte op negen voet. De Lousia is, denk ik, zes voet hoog. Wie denkt dat het een beeld van Themis is en niet van Demeter moet weten dat hij zich vergist. Demeter zou van Poseidon een dochter hebben gekregen, maar haar naam mag niet aan niet-ingewijden worden verteld, en ook het paard Areion. Daarom waren zij de eerste Arkadiërs die Poseidon Hippios noemen. (8) Als bewijs voor hun overlevering citeren ze versregels uit de Ilias en uit de Thebaïs. In de Ilias staat over Areion zelf:
“Zelfs niet als hij de schitterende Areion zou drijven,
het snelle paard van Adrastos, uit goden geboren.”
En in de Thebaïs wordt gezegd dat Adrastos uit Thebe vluchtte,
“armzalige kleding dragend met Areion met de donkere manen.”
Ze beweren dat deze verzen erop zinspelen dat Poseidon de vader van Areion is, maar Antimachos zegt dat hij een zoon is van Gè:
(9) “Adrastos, zoon van Talaos, zoon van Kretheus,
dreef als eerste van de Danaërs zijn beroemde paarden voort,
de snelle Kairos en Areion van Thelpousa,
die Gaia zelf dichtbij het heilige woud van Apollo Onkeios voortbracht,
voor mensen een wonder om te zien.”
(10) Maar zelfs als het paard uit de aarde is geboren kan het van goddelijke afkomst zijn en kan de kleur van zijn manen donker zijn. Verder is er een verhaal dat Herakles, toen hij tegen de Eliërs vocht, Onkos om het paard vroeg en dat hij, op Areion de strijd in rijdend, Elis heeft veroverd. Later zou hij het paard aan Adrastos hebben gegeven. Daarom schrijft Antimachos over Areion:
“getemd door zijn derde meester, Adrastos.”
(11) Nadat de Ladon het heiligdom van Erinys links achter zich heeft gelaten, loopt hij aan de linkerkant langs de tempel van Apollo Onkaiatos en rechts langs een tempel van Asklepios Pais waar de graftombe van Trygon staat. Trygon zou de verzorger van Asklepios zijn. Asklepios is namelijk volgens de verhalen als kind in Thelpousa te vondeling gelegd en daar aangetroffen door Autolaos, een bastaardzoon van Arkas. Hij heeft hem meegenomen en daarom Asklepios Pais ****** vond ik waarschijnlijker, zoals ik in mijn beschrijving van Epidauros duidelijk heb gemaakt.
(12) Er is een rivier Touthoa die in de Ladon uitstroomt bij de grens tussen Thelpousa en Heraia, een gebied dat door de Arkadiërs Pedion wordt genoemd. De plaats waar de Ladon zelf in de Alpheios uitstroomt heet Raveneiland. Mensen die denken dat Enispe, Stratia en Rhipe, door Homeros genoemd, eens door mensen bewoonde eilanden in de Ladon waren moeten beseffen dat dit onzin is. (13) Want de Ladon kan nooit eilanden hebben gevormd die even groot zijn als een vrachtschip. In schoonheid doet de Ladon voor geen enkele andere rivier onder, niet in Griekenland en ook niet bij de barbaren, maar hij is niet zo groot dat er eilanden kunnen ontstaan zoals in de Istros en de Eridanos.
-
De stichter van de stad Heraia was Heraieus, de zoon van Lykaon. De stad ligt rechts van de Alpheios, grotendeels op licht glooiend terrein dat gedeeltelijk afloopt naar de Alpheios zelf. Langs de rivier zijn voetpaden aangelegd, van elkaar gescheiden door mirtestruiken en andere gecultiveerde bomen. Daar zijn ook de baden en twee tempels van Dionysos. Een daarvan wordt Polites genoemd, de andere Auxites. Ook hebben ze een gebouw waar ze de Dionysosmysteriën vieren. (2) Verder staat in Heraia een tempel van Pan, omdat hij een inheemse god in Arkadië is, en een tempel van Hera waarvan behalve de zuilen alleen nog maar resten over waren. De beroemdste Arkadische atleet was Damaratos van Heraia, de eerste winnaar van de wapenrace in Olympia.
(3) Als je van Heraia naar Elis gaat, steek je op ongeveer vijftien stadiën van de stad de Ladon over en vandaar bereik je na ongeveer twintig stadiën de Erymanthos. Dat is volgens de Arkadiërs de grens tussen Heraia en Elis, maar de Eliërs beweren dat het graf van Koroibos de grens van hun land is. (4) Toen Iphitos het Olympische festival dat lange tijd niet was gevierd herstelde en de spelen opnieuw werden gehouden, werden er alleen prijzen voor het hardlopen uitgeloofd en de winnaar was Koroibos. Op het graf staat een inscriptie dat Koroibos de eerste was die een Olympische overwinning behaalde en dat zijn graf aan het eind van het Elische land is gebouwd.
(5) Aliphera is een klein stadje. Het werd namelijk door veel inwoners verlaten toen de Arkadiërs zich gezamenlijk in Megalopolis vestigden. Als je van Heraia naar dit stadje gaat, steek je eerst de Alpheios over, dan ga je door een vlakte van ongeveer tien stadiën en bereik je een berg. Vervolgens ga je dertig stadiën door het gebergte omhoog naar de stad. (6) De stad Aliphera heeft zijn naam gekregen van Alipheros, de zoon van Lykaon, en er zijn tempels van Asklepios en Athene. Zij wordt van alle goden het meest vereerd, omdat ze bij hen zou zijn geboren en opgegroeid. Ze hebben ook een altaar voor Zeus Lecheatas opgericht, omdat hij hier Athene ter wereld heeft gebracht, en er is een bron die ze Tritonis noemen, terwijl ze zich het verhaal over de rivier Triton toe eigenen. (7) Het beeld van Athene is van brons, een werk van Hypatodoros, en bezienswaardig om zijn afmetingen en artistieke kwaliteit. Ze vieren ook een feest ter ere van een van de goden, ik denk voor Athene. Bij dat feest offeren ze allereerst aan Myagros, ze bidden tot de heros bidden en roepen Myagros aan. Als ze dat hebben gedaan, vallen de vliegen hen niet meer lastig. (8) Aan de weg van Heraia naar Megalopolis ligt Melaineai. Dat is gesticht door Melaineus, de zoon van Lykaon. Tegenwoordig is het verlaten en het wordt overstroomd door water. Veertig stadiën boven Melaineai ligt Bouphagion. Hier heeft de rivier Bouphagos die in de Alpheios uitstroomt zijn bronnen. Bij de bronnen van de Bouphagos ligt de grens tussen Megalopolis en Heraia.
-
Megalopolis is de jongste stad, niet alleen van Arkadië, maar van Griekenland, met uitzondering van de steden waarvan de inwoners zijn weggetrokken als gevolg van de Romeinse heerschappij. De Arkadiërs concentreerden zich hier om aan kracht te winnen, omdat ze wisten dat ook de Argivers vroeger bijna dagelijks het risico liepen door de Lakedaimoniërs in een oorlog te worden onderworpen. Maar toen het aantal inwoners van Argos toenam door de verwoesting van Tiryns, Hysia, Orneai, Mykene, Mideia en nog enkele onbelangrijke stadjes, hadden de Argivers minder te vrezen van de kant van de Lakedaimoniërs, terwijl ze tegelijkertijd sterker tegenover de omwonenden stonden. (2) Met die bedoelingen verenigden ook de Arkadiërs zich en Epaminondas van Thebe kan op goede gronden als stichter van de stad worden genoemd. Hij was het namelijk die de Arkadiërs aanzette tot de gezamenlijke stichting en hij stuurde een Thebaans keurkorps van duizend man onder commando van Pammenes om de Arkadiërs bij te staan voor het geval dat de Lakedaimoniërs zouden proberen de stichting te verhinderen. Door de Arkadiërs werden als stichters gekozen Lykomedes, Hopoleas, Timon en Proxenos, de laatste twee uit Tegea, en Lykomedes en Hopoleas uit Mantineia, verder Kleolaos en Akriphios uit Kleitor, Eukampidas en Hieronymos uit Mainalos en uit Parrhasia Possikrates en Theoxenos. (3) De volgende steden werden door de Arkadiërs overgehaald hun geboortegrond geheel uit vrije wil en om hun vijandschap met de Lakedaimoniërs op te geven: Alea, Pallantion, Eutaia, Soumateion, Asea, Peraitheis, Helisson, Oresthasion, Dipaia en Lykaia. Dit waren de steden van Mainalos. Van de Eutresiërs waren het Trikolonoi, Zoition, Charisia, Ptolederma, Knauson en Paroreia. (4) Van de Aigytai: ***** , Skirtonion, Malea, Kromoi, Blelina en Leuktron. Van de Parrhasiërs: Lykosoura, Thoknia, Trapezous, Proseis, Akakesion, Akontion en Dasea. Van de Kynouraiers in Arkadië: Gortys, Theisoa bij de Lykaios, Lykataiai en Aliphera. Van de steden die bij Orchomenos hoorden: Theisoa, Methydrion en Teuthis. Daarbij kwam nog het zogenoemde Tripolis: Kallia, Dipoina en Nonakris.
(5) De rest van Arkadië onttrok zich niet aan het gemeenschappelijke besluit en verzamelde zich meteen bij Megalopolis. Maar de mensen van Lykaia, Trikolonoi, Lykosoura en Trapazous waren de enige Arkadiërs die van mening veranderden. Omdat zij niet meer bereid waren hun oude steden op te geven, werden sommigen tegen hun wil onder dwang naar Megalopolis gevoerd, (6) maar de mensen van Trapezous verlieten de Peloponnesos helemaal, voor zover ze gespaard waren en niet meteen door de woedende Arkadiërs waren afgeslacht. Degenen die ontkwamen voeren naar Pontos, waar ze als medeburgers werden opgenomen door de bewoners van Trapezous aan de Euxinos, omdat zij uit hun moederstad kwamen en dezelfde naam droegen. Hoewel de Lykosouriërs ook niet gehoorzaamden, werden ze toch door de Arkadiërs gespaard dankzij Demeter en Despoina, in wier tempel zij hun toevlucht hadden gezocht. (7) Van de andere steden die ik heb genoemd zijn sommige tegenwoordig helemaal verlaten, andere zijn als dorpen in het bezit van Megalopolis, namelijk Gortys, Dipoinai, Theisoa bij Orchomenos, Methydrion, Teuthis, Kallias en Helisson. Alleen de stad Pallantion was ook toen voorbestemd een milder lot te ondergaan en Aliphera is vanaf het begin tot op de huidige dag altijd als een stad beschouwd. (8) Megalopolis is in hetzelfde jaar gesticht als de nederlaag van de Lakedaimoniërs bij Leuktra, maar enkele maanden later, toen Phrasikleides archont in Athene was, in het tweede jaar van de honderd en tweede Olympiade, waarin Damon van Thourioi de stadionloop won.
(9) Toen de burgers van Megalopolis als Thebaanse bondgenoten waren geregistreerd, hadden ze van de kant van de Lakedaimoniërs niets te vrezen. Maar toen de Thebanen in de zogeheten Heilige Oorlog verwikkeld raakten en aangevallen werden door de Phokiërs die langs de Boiotische grenzen woonden en over grote rijkdommen beschikten omdat ze de tempel in Delphi hadden veroverd, (10) zouden de Lakedaimoniërs de Megapolitanen en andere Arkadiërs hebben willen verdrijven. Maar omdat de Arkadiërs van die tijd zich heftig verdedigden en door de omwonenden spontaan werden geholpen, vond er aan geen van beide zijden iets noemenswaardigs plaats. Maar de haat van de Arkadiërs tegen de Lakedaimoniërs droeg erg veel bij aan de opkomst van Philippos, de zoon van Amyntas, en de Makedonische macht. De Arkadiërs sloten zich niet bij de Grieken aan in de slag bij Chaironeia en later in Thessalië. (11) Niet lang daarna stond in Megalopolis een tiran op, Aristodemos, van geboorte een Phigaliër en zoon van Artylas, maar geadopteerd door Tritaios, een invloedrijk man in Megalopolis. Hoewel hij tiran was, kreeg hij toch de bijnaam Chrestos (de Goede). Tijdens zijn bewind viel een Lakedaimonisch leger onder Akrotatos, de oudste zoon van koning Kleomenes, het gebied van Megalopolis binnen. Zijn stamboom en die van de koningen van Sparta heb ik al behandeld. Er laaide een felle strijd op en aan beide zijden vielen veel doden, maar de Megapolitanen behaalden de overwinning. Een van de gesneuvelde Spartanen was Akrotatos, die de voorvaderlijke troon nooit erfde. (12) Ongeveer twee generaties na de dood van Aristodemos werd Lydiades tiran, een man uit een aanzienlijke familie, met een ambitieus karakter en, zoals later bleek, een groot patriot. Hij kwam op jonge leeftijd aan de macht, maar toen hij de leeftijd waarop men tot verstand komt had bereikt, deed hij vrijwillig afstand van de heerschappij, hoewel die op dat moment een stevige basis had. In die tijd was Megalopolis al lid van de Achaiïsche bond en Lydiades was bij de Megalopolitanen zo beroemd dat zijn reputatie die van Aratos evenaarde. (13) De Lakedaimoniërs trokken massaal tegen Megalopolis ten strijde onder bevel van Agis, de koning van het andere huis, een grotere en aanzienlijker troepenmacht dan Akrotatos op de been had gebracht. Ze versloegen de Megapolitanen die tegen hen waren uitgetrokken in een gevecht en brachten een sterke stormram naar de muren om de verdedigingswerken te beuken. Ze hoopten de volgende dag de muren te kunnen doorbreken. (14) Maar de noordenwind, die alle Grieken te hulp kwam toen het grootste deel van de Perzische vloot bij de Sepiaden uiteengeslagen werd, behoedde nu ook Megalopolis voor inname. Er stond namelijk een onafgebroken hevige wind die de stormram van Agis totaal vernielde. De Agis die Megalopolis door de noordenwind niet kon veroveren is dezelfde als de man die Pellene in Arkadië aan de Sikyoniërs onder Aratos verloor en later bij Mantineia de dood vond. (15) Na korte tijd veroverde Kleomenes, de zoon van Leonidas, Megalopolis tijdens een wapenstilstand. Sommige Megapolitanen vielen dezelfde nacht al bij de verdediging van hun vaderstad en ook Lydiades vond de dood in de strijd terwijl hij op een gedenkwaardige wijze vocht. Anderen, ongeveer tweederde deel van de weerbare mannen en de vrouwen en kinderen, ontkwamen met Philopoimen, de zoon van Kraugis, naar Messenië. (16) Maar Kleomenes vermoordde iedereen die hij te pakken kreeg, verwoestte de stad en stak die in brand. Hoe de Megapolitanen hun stad weer hebben opgebouwd en wat zij na hun terugkeer hebben gedaan, zal ik vertellen wanneer ik Philopoimen behandel. Het Lakedaimonische volk droeg geen enkele verantwoordelijkheid voor de rampen van de Megapolitanen, omdat Kleomenes hun staatsregeling had veranderd van een koningschap in een tirannie.
(17) De grens tussen Megalopolis en Heraia ligt, zoals ik heb gezegd, bij de bronnen van de rivier Bouphagos. De rivier zou genoemd zijn naar de heros Bouphagos, een zoon van Iapetos en Thornax die ook in Lakonië Thornax wordt genoemd. Verder wordt verteld dat Artemis Bouphagos op de berg Pholoë heeft neergeschoten, omdat hij tegen de godin had gezondigd.
-
Als je van de bronnen van de rivier verder gaat, bereik je eerst de plaats Maratha en dan Gortys, tegenwoordig een dorp, maar vroeger een stad. Hier staat een tempel van Asklepios van Penthelisch marmer. Asklepios zelf heeft nog geen baard. Er staat ook een beeld van Hygeia. Het zijn werken van Skopas. De plaatselijke bevolking zegt ook dat Alexander, de zoon van Philippos, zijn pantser en lans aan Asklepios heeft gewijd. Het pantser en de lanspunt waren er bij mijn bezoek nog steeds.
(2) Door Gortys loopt een rivier die door de mensen die bij de bronnen wonen Lousios wordt genoemd,omdat Zeus hier na zijn geboorte werd gebaad. De mensen die wat verder weg wonen noemen hem Gortynios, naar het dorp. De Gortynios heeft van alle rivieren het koudste water. De Istros en de Rijn en ook de Hypanis, de Borysthenes en andere rivieren die in de winter bevriezen kunnen met recht winters worden genoemd. Ze stromen door meestentijds besneeuwd gebied en ook waait er een ijskoude wind. (3) Maar rivieren die door een gebied met een mild klimaat stromen en waarvan het water ´s zomers verfrissend is voor mensen die het drinken of er in baden, terwijl het ´s winters niet onaangenaam is, hebben naar mijn mening koel water. Ook het water van de Kydnos die langs Tarsos loopt en de Melas langs Side in Pamphilië is koel en de frisheid van de Ales in Kolophon wordt zelfs door dichters bezongen. Maar de Gortynios is koeler dan al deze rivieren, vooral ´s zomers. Hij ontspringt in Theisoa dat grenst aan Methydrion. De plaats waar hij met de Alpheios samenkomt heet Rhaiteai.
(4) Net over de grens van het land van Theisoa ligt het dorp Teuthis. Vroeger was het een stadje. In de Trojaanse oorlog had het een eigen leider die Teuthis heette, maar anderen zeggen dat het Ornytos was. Toen de Grieken geen gunstige wind kregen om van Aulis te vertrekken, maar lange tijd door een hevige storm werden opgehouden, kreeg Teuthis ruzie met Agamemnon en stond hij op het punt de Arkadiërs die hij onder zijn bevel had naar huis terug te leiden. (5) Daarop zou Athene, in de gestalte van Melas, de zoon van Ops, hebben getracht Teuthis af te houden van zijn reis naar huis. Maar opgeblazen van woede trof hij de godin met een speer in haar dijbeen en leidde zijn leger uit Aulis weg. Toen hij thuis was gekomen, verscheen de godin hem, met een wond in haar dijbeen. Vanaf dat moment leed Teuthis aan een verterende ziekte en bracht het land alleen voor de Arkadiërs hier geen gewassen meer voort. (6) Een tijd later kregen ze een orakel uit Dodona dat hun zei wat ze moesten doen om de godin te verzoenen en ze maakten een beeld van Athene met een wond in haar dijbeen. Dat beeld, met een purperen verband om het dijbeen gewikkeld, heb ik zelf gezien. Verder staan in Teuthis een tempel van Aphrodite en een van Artemis.
(7) Dat is wat zich daar bevindt. Aan de weg van Gortys naar Megalopolis staat een grafmonument voor hen die in de strijd tegen Kleomenes zijn gevallen. De Megapolitanen noemen dit graf Parabasion, omdat Kleomenes het verdrag met hen had geschonden. Naast het Parabasion ligt een vlakte van ongeveer zestig stadiën. Rechts van de weg liggen de resten van de stad Brenthe en hier ontspringt de rivier Brentheates die ongeveer vijf stadiën verder in de Alpheios komt.
-
Aan de overkant van de Alpheios ligt het gebied met de naam Trapezountia en daar zijn de ruïnes van de stad Trapezous. Als je van Trapezous weer teruggaat naar de Alpheios is aan de linkerkant niet ver van de rivier het zogeheten Bathos, waar ieder tweede jaar een mysteriefeest voor de Grote Godinnen wordt gevierd. Daar is ook een bron, Olympias genaamd, die om het andere jaar ophoudt te stromen. Vlakbij de bron ontsteken ze een vuur. Volgens de Arkadiërs heeft hier de legendarische strijd tussen de goden en Giganten plaats gevonden en niet in het Thrakische Pallene. Er worden offers gebracht aan de bliksems, stormen en donder. (2) In de Ilias noemt Homeros de Giganten niet,maar in de Odyssee schrijft hij dat de schepen van Odysseus werden aangevallen door de Laistrygonen die er niet als mannen, maar als Giganten uitzagen en hij laat de koning van de Phaiaken zeggen dat de Phaiaken dicht bij de goden staan zoals de Kyklopen en het volk der Giganten. In deze passages geeft hij aan dat de Giganten sterfelijk zijn en niet van goddelijke afkomst. Dat is nog duidelijker in deze passage:
“die eens over de overmoedige Giganten heerste.
Maar hij richtte het vermetele volk te gronde en kwam zelf ook om.”
Het woord “volk” betekent in de gedichten van Homeros een menigte mensen.
(3) Dat Giganten slangen hebben in plaats van voeten is een absurd verhaal, zoals op veel plaatsen wordt aangetoond, en vooral blijkt dat in het volgende geval. De Syrische rivier Orontes loopt niet overal tot de zee door vlak terrein, maar hij komt bij een steile rotswand en stort daar vanaf in de diepte. De Romeinse keizer wilde de rivier van zee tot Antiochië bevaarbaar maken. Dus liet hij met grote inspanningen en hoge kosten een kanaal graven, dat geschikt was om landinwaarts te varen, en daar werd de loop van de rivier doorheen geleid. (4) Toen de oude bedding droog was gevallen, vond men daarin een grafurn van aardewerk, meer dan tien el lang. De afmetingen van het lichaam waren daarmee in overeenstemming en het was in alle opzichten een menselijk lichaam. Toen de Syriërs het orakel in Klaros raadpleegden, zei de god dat dit het lichaam van Orontes was en dat hij van Indische afkomst was. Als de zon de eerste mensen heeft gevormd door de aarde die oorspronkelijk nat en verzadigd was van vocht te verwarmen, welk land zou dan eerder en grotere mensen voortgebracht hebben dan Indië, dat zelfs nu nog wilde dieren met een wonderlijk uiterlijk en buitengewoon grote omvang voortbrengt?
(5) Ongeveer tien stadiën van de plaats die Bathos wordt genoemd ligt het zogeheten Basilis. De stichter daarvan was Kypselos die zijn dochter aan Kresphontes, zoon van Aristomachos, uithuwelijkte. Nu zijn er van Basilis alleen nog maar ruïnes, waarbij een tempel van Demeter Eleusinia. Als je daarvandaan verder gaat, steek je de Alpheios over en dan kom je in Thoknia, genoemd naar Thoknos, de zoon van Lykaon, maar tegenwoordig is het geheel verlaten. Thoknos zou de stad op een heuvel hebben gebouwd. Langs de heuvel stroomt de rivier Aminios die in de Helisson uitkomt en deze komt even verder in de Alpheios uit.
-
Deze Helisson begint bij een gelijknamig dorp – ook het dorp heet namelijk Helisson – en loopt door het gebied van Dipaia en Lykaia en dan door Megalopolis zelf. <Twintig> stadiën voorbij de stad Megalopolis komt hij uit in de Alpheios. Bij de stad staat een tempel van Poseidon Euoptos. Van het beeld was het hoofd nog over.
(2) De rivier Helisson deelt Megalopolis in tweeën, zoals ook Knidos en Mitylene door zeearmen in twee delen worden gedeeld. In het noordelijke deel, boven de rivier aan de rechterkant, ligt de markt. Daarop bevindt zich een met stenen omheinde ruimte en een heiligdom van Zeus Lykaios, maar er is geen ingang. Wat zich binnen bevindt is wel te zien: altaren van de god, twee tafels met evenveel adelaars er op en een beeld van Pan, gemaakt van marmer. (3) Zijn bijnaam is Sinoeis en deze bijnaam zou afkomstig zijn van de nimf Sinoë die samen met andere nimfen – maar vooral zij – de verzorgster van Pan is geweest. Voor deze heilige ruimte staat een bezienswaardig bronzen beeld van Apollo, twaalf voet hoog, en uit Phigalia gebracht als bijdrage aan de verfraaiïng van de stad. (4) De plaats waar het beeld oorspronkelijk door de Phigaliërs was opgesteld heet Bassai. De bijnaam ging met de god mee uit Phigalia, maar waarom hij de bijnaam Epikourios kreeg, zal ik in het gedeelte over Phigalia vertellen. Rechts van Apollo staat een klein beeld van de Moeder der goden, maar van de tempel is behalve de zuilen niets over. (5) Voor de tempel van de Moeder staat geen beeld, maar de voetstukken waarop de beelden eens hebben gestaan waren nog te zien. Een inscriptie, aangebracht op een van de voetstukken, zegt dat daar het beeld stond van Diophanes, zoon van Diaios, de man die als eerste de hele Peloponnesos in de zogeheten Achaiïsche bond verenigde.
(6) De zuilengalerij van de markt, Philippeion genaamd, is niet door Philippos, de zoon van Amyntas, gebouwd, maar de Megapolitanen hebben deze naam aan het gebouw gegeven uit dankbaarheid aan hem. Een tempel van Hermes Akakesios daarnaast is verwoest en er was niets meer van over dan een stenen schildpad. Naast dit Philippeion staat een andere zuilengalerij, minder groot, waar zich de regeringsgebouwen van Megalopolis bevinden, in totaal zes vertrekken. In een daarvan staat een beeld van Artemis Ephesia en in een andere een bronzen Pan, één el hoog, met de bijnaam Skoleitas. (7) Het is van de heuvel Skoleitas hierheen gebracht. Die heuvel ligt binnen de muren en daarvandaan loopt uit een bron water naar de Helisson. Achter de regeringsgebouwen staat een tempel van Tyche met een marmeren beeld , niet minder dan vijf voet hoog. De zuilengalerij die Myropolis wordt genoemd staat ook op de markt. Hij is gebouwd uit de oorlogsbuit, toen Akrotatos, de zoon van Kleomenes, en de Lakedaimoniërs die met hem mee streden de nederlaag leden tegen Aristodemos, de toenmalige tiran van Megalopolis.
(8) Op de markt van Megalopolis staat achter het aan Zeus gewijde domein een reliëf op een stele van een man, Polybios, de zoon van Lykortas. Daarop is een inscriptie aangebracht die vertelt dat hij door alle landen en over alle zeeën heeft gezworven, dat hij een bondgenoot van de Romeinen is geworden en een einde heeft gemaakt aan hun woede tegen de Grieken. Deze Polybios heeft ook een geschiedenis van Rome geschreven, onder andere hoe zij met de Karthagers in oorlog kwamen, wat de oorzaken daarvan waren en hoe de Romeinen tenslotte niet zonder grote gevaren aan Scipio ******** die zij de Karthager noemen, omdat hij de oorlog heeft beëindigd en Karthago met de grond gelijk heeft gemaakt. (9) Alles waarin de Romeinen het advies van Polybios volgden verliep succesvol, maar de ondernemingen waarbij ze niet naar zijn aanwijzingen luisterden mislukten faliekant, zoals ze zeggen. De Griekse steden die lid waren van de Achaiïsche bond kregen van de Romeinen gedaan dat Polybios hun staatsregeling mocht vaststellen en wetten mocht geven. Links van het beeld van Polybios staat het raadhuis.
(10) Dat staat hier. De zuilengalerij met de naam Aristandreion is, zoals wordt gezegd, gebouwd door een burger, Aristandros. Vlakbij deze galerij, aan de oostkant, is een heiligdom van Zeus, bijgenaamd Soter, rondom verfraaid met zuilen. Zeus zit op een troon en aan de ene kant staat naast hem Megalopolis en aan de linkerkant een beeld van Artemis Soteira. De beelden zijn van Penthelisch marmer en gemaakt door de Atheners Kephisodotos en Xenophon.
-
Aan het andere einde van de zuilengalerij, de westzijde, is een omheinde ruimte, gewijd aan de Grote Godinnen. De Grote Godinnen zijn Demeter en Korè, zoals ik al in mijn beschrijving van Messenië heb uitgelegd. Korè wordt door de Arkadiërs Soteira genoemd. Voor de ingang zijn reliëfs aangebracht, aan de ene kant Artemis, aan de andere kant Asklepios en Hygeia. (2) Van de Grote Godinnen is Demeter helemaal van marmer gemaakt, maar de delen die de kleding van Soteira vormen zijn van hout. Van beiden is de hoogte ongeveer vijftien voet. De beelden ****** en voor hen heeft hij kleine meisjesfiguren gemaakt met chitons die tot aan de enkels reiken en elk draagt een mandje met bloemen op het hoofd. Zij zouden de dochters van Damophon zijn, maar mensen die een meer religieuze verklaring geven zijn van mening dat zij Athene en Artemis zijn die samen met Persephone bloemen verzamelen. (3) Naast Demeter staat ook een Herakles, ongeveer een el groot. Onomakritos zegt in zijn gedichten dat deze Herakles een van de zogenaamde Daktylen van de Ida is. Daarvoor staat een tafel met reliëfs met twee Horai, een met Pan die een fluit vasthoudt en een met een cither spelende Apollo. Er staat een inscriptie op die zegt dat zij tot de eerste goden behoren. (4) Op de tafel zijn ook nimfen afgebeeld: Neda die Zeus, nog een klein kind, draagt, Anthrakia, ook een Arkadische nimf, met een fakkel, en Hagno met in haar ene hand een waterkruik en in de andere een schaal. Anchirhoë en Myrtoëssa dragen ook kruiken waaruit water loopt. In de omheinde ruimte staat een tempel van Zeus Philios. Het beeld is gemaakt door Polykleitos van Argos en lijkt op Dionysos. Zijn schoenen zijn namelijk kothurnen en hij heeft een beker in zijn hand en in de andere een thyrsos waarop een adelaar zit. Maar dat klopt niet met wat over Dionysos wordt verteld. (5) Achter deze tempel is een heilig bos, niet groot en omgeven door een muur. Geen mens mag dit betreden. Er voor staan beelden van Demeter en Korè, ongeveer drie voet hoog. Binnen de omheinde ruimte van de Grote Godinnen is ook een heiligdom van Aphrodite. Voor de ingang staan oude houten beelden, Hera, Apollo en de muzen – zij zouden uit Trapezous hierheen zijn gebracht – (6) en in de tempel staan beelden die door Damophon zijn gemaakt, een Hermes van hout en een houten beeld van Aphrodite. De handen, het gelaat en de voeten van dat beeld zijn van marmer. Volgens mij heeft de godin volkomen terecht de bijnaam Machanatis gekregen. Want dankzij Aphrodite en haar daden hebben de mensen veel kunstmiddelen en allerlei vormen van taalgebruik ontdekt. (7) In een gebouw staan beelden van Kallignotos, Mentas, Sosigenes en Polos. Zij zouden voor het eerst de mysteriën van de Grote Godinnen in Megalopolis hebben ingesteld. De rites zijn naar het voorbeeld van die in Eleusis. In de omheinde ruimte staan de volgende beelden van andere goden, allemaal vierkant van vorm: Hermes, bijgenaamd Agetor, Apollo, Athene en Poseidon en ook Helios met de bijnaam Soter en Herakles. Er is nog een enorm gebouw waar de mysteriefeesten ter ere van de Godinnen worden gevierd.
(8) Rechts van de tempel van de Grote Godinnen staat ook een heiligdom van Korè met een marmeren beeld, ongeveer acht voet hoog. Het voetstuk is helemaal bespannen met banden. Vrouwen mogen dit heiligdom altijd binnenkomen, maar mannen slechts één keer per jaar. Aan de westzijde van de markt is een gymnasion gebouwd. (9) Achter de zuilengalerij die naar Philippos van Makedonië is genoemd liggen twee niet zo erg hoge heuvels. Op een daarvan liggen de resten van een tempel van Athene Polias, op de andere een tempel van Hera Teleia, ook een ruïne. Een bron met de naam Bathyllos zorgt dat de rivier Helisson groter wordt.
-
Dit waren de bezienswaardigheden hier. Het zuidelijke deel aan de overkant van de rivier bood als bezienswaardigheid het grootste theater in Griekenland. Daarin is een bron die altijd water geeft. Niet ver van het theater zijn nog de fundamenten van het raadsgebouw dat is gebouwd voor de tienduizend Arkadiërs. Het heet Thersilion, naar de man die het heeft gebouwd. In de buurt daarvan staat een huis, tegenwoordig in particulier bezit, dat oorspronkelijk is gebouwd voor Alexander, de zoon van Philippos. Bij het huis staat een beeld van Ammon in de vorm van de vierkante Hermen, met ramshorens op het hoofd. (2) Aan het heiligdom van de Muzen, Apollo en Hermes dat voor hen gezamenlijk is gebouwd herinneren nog slechts enkele fundamenten. Er was nog één beeld van de Muzen en een beeld van Apollo in de stijl van de vierkante Hermen. Ook de tempel van Aphrodite was een ruïne. Alleen de pronaos was er nog en drie beelden. Een daarvan had de bijnaam Ourania, de tweede Pandemos,maar de derde had geen bijnaam. (3) Niet ver daarvandaan staat een altaar van Ares. Men zei dat er oorspronkelijk ook een tempel voor de god was gebouwd. Aan de andere kant van de tempel van Aphrodite is een stadion gebouwd dat aan een kant tot aan het theater reikt. Daarin is een bron die ze als gewijd aan Dionysos beschouwen. Aan het andere uiteinde van het stadion was een tempel van Dionysos die volgens zeggen twee generaties voor mijn tijd door de bliksem is verwoest. Bij mijn bezoek waren er slechts enkele resten van over. Een gemeenschappelijke tempel van Herakles en Hermes bij het stadion was er niet meer, alleen hun altaar stond er nog.
(4) In dit deel van de stad ligt, naar het oosten, een heuvel met een tempel van Artemis Agrotera, ook door Aristodemos gewijd. Rechts van Agrotera bevindt zich een heilig domein. Daar staat een tempel van Asklepios met beelden van de god zelf en van Hygeia. Een klein stukje heuvelafwaarts staan godenbeelden die ook een vierkante vorm hebben en de bijnaam Ergatai dragen, namelijk Athene Ergane en Apollo Agyieus. Hermes, Herakles en Eileithyia hebben die reputatie op grond van de gedichten van Homeros: Hermes omdat hij de dienaar is van Zeus en begeleider van de zielen van gestorvenen naar de Hades en Herakles omdat hij veel moeilijke werken heeft verricht. Over Eileithyia heeft hij in de Ilias geschreven dat zij vrouwen bijstaat in hun barensweeën. (5) Aan de voet van de heuvel is nog een ander heiligdom, van Asklepios Pais. Het beeld stelt hem staande voor en is ongeveer een el hoog, dat van Apollo zit op een troon en is niet minder dan zes voet hoog. Er liggen beenderen die te groot zijn om van een mens te kunnen zijn. Daarover wordt verteld dat ze van een van de Giganten zijn die Hopladamos bijeen had gebracht om Rhea te helpen, maar dat verhaal zal ik later vertellen. Dichtbij dit heiligdom is een bron en het water dat daar uit komt wordt opgenomen door de Helisson.
-
Als Megalopolis, door de Arkadiërs met het grootste enthousiasme gesticht en met de hoogste verwachtingen van de Grieken, al zijn schoonheid en vroegere welvaart heeft verloren en tegenwoordig grotendeels uit ruïnes bestaat, verbaast mij dat helemaal niet, omdat ik weet dat de goddelijke machten zaken altijd iets nieuws willen scheppen en dat het Lot alles, zowel het sterke als het zwakke, wat ontstaat en wat al vergaat, zonder onderscheid verandert en met dwingende noodzaak leidt zoals het wil.
(2) Mycene, leider van de Grieken in de Trojaanse oorlog, en Nineveh, zetel van het Assyrische koninkrijk, en het Boiotische Thebe, eens waardig geacht aan het hoofd van het Griekse volk te staan, zijn verlaten en verwoest. De naam Thebe is slechts gebleven voor de akropolis en een handjevol inwoners. Steden die in de oudheid een overweldigende rijkdom bezaten, zoals het Egyptische Thebe en het Minysche Orchomenos, zijn nu minder welvarend dan een individueel persoon met bescheiden middelen, terwijl Delos, het gemeenschappelijke handelscentrum van de Grieken, helemaal geen Delische inwoners meer heeft, maar alleen mannen die uit Athene zijn gekomen om het heiligdom te bewaken. (3) In Babylon staat nog de tempel van Belos, maar van Babylon zelf, indertijd de grootste stad die de zon zag, is niets meer over dan de muur, zoals ook het geval is bij Tiryns in de Argolis. De goddelijke machten hebben deze steden tot niets gereduceerd. Maar de stad van Alexander in Egypte en van Seleukos aan de Orontes, gisteren en eergisteren gebouwd, zijn groot en welvarend geworden omdat het Lot hen gunstig gezind is.
(4) Dat het Lot een kracht toont die nog groter en verbazingwekkender is dan bij tragedies en voorspoed van steden, wordt in het volgende gedemonstreerd. Niet ver van Lemnos lag het eiland Chryse, waar volgens de verhalen Philoktetes zijn ongeluk door toedoen van een waterslang onderging. De golven overspoelden dit eiland helemaal, het verzonk en is in de diepte verdwenen. Een ander eiland, Hiera genaamd, ****** was er niet in deze tijd. Zo onzeker en uiterst vergankelijk zijn de menselijke zaken.
-
Ongeveer zeven stadiën voorbij Megalopolis in de richting van Messene staat links van de hoofdweg een godentempel. Zowel de godinnen zelf als het gebied rondom de tempel worden Maniai genoemd. Ik denk dat dit een bijnaam is van de Eumeniden en hier zou Orestes waanzinnig geworden zijn als straf voor de moord op zijn moeder.
(2) Niet ver van de tempel ligt een kleine tumulus waar een van steen gemaakte vinger bovenop staat en de naam van de tumulus is dan ook Tombe van de Daktylos. Orestes zou, waanzinnig geworden, een vinger van een van zijn handen hebben afgebeten. Er naast is een andere plek die de naam Akè heeft omdat Orestes daar van zijn ziekte is genezen. (3) Hier staat ook een heiligdom van de Eumeniden. Het verhaal gaat dat deze godinnen, toen ze Orestes krankzinnig wilden maken, hem zijn verschenen als zwarte godinnen. Maar toen hij zijn vinger had afgebeten, leken ze hem weer wit en toen hij dat zag, kwam hij weer tot bezinning. Daarom bracht hij aan de zwarte godinnen een zoenoffer om hun wraak af te wenden en aan de witte godinnen bracht hij een dankoffer. Men gelooft dat hij ook aan de Chariten offerde. Bij de plaats Akai is een ander heiligdom, <Koureion> genaamd omdat Orestes hier zijn haar heeft afgesneden toen hij weer tot bezinning kwam. (4) De schrijvers die zich bezig houden met de oude geschiedenis van de Peloponnesos beweren dat wat Orestes overkwam door de Erinyen van Klytaimnestra heeft plaats gevonden voor de rechtszitting op de Areopagos en dat niet Tyndareus zijn aanklager was – hij was namelijk niet meer in leven -, maar Perilaos, die vergelding voor de moedermoord eiste, omdat hij een neef was van Klytaimnestra. Perilaos zou namelijk een zoon zijn van Ikarios, die later ook nog dochters kreeg.
(5) De weg van Maniai naar de Alpheios is ongeveer vijftien stadiën. Hier komt de rivier Gatheatas uit in de Alpheios en voor dat punt komt de Karnion al in de Gatheatas. De bronnen van de Karnion zijn in het Aigytische gebied onder het heiligdom van Apollo Kereatas en die van de Gatheatas in het Kromitische gebied.
(6) Dat ligt ongeveer veertig stadiën boven de Alpheios. De ruïnes van de stad Kromoi zijn niet helemaal verdwenen. De afstand tussen Kromoi en Nymphas is ongeveer twintig stadiën. Nymphas is rijk aan water en begroeid met bomen. Daarvandaan is het twintig stadiën naar Hermaion, de grens tussen Messenië en Megalopolis. Hier staat een Hermes op een stele.
-
Deze weg gaat naar Messene en er loopt een andere weg van Megalopolis naar Karnasion in Messenië. Langs deze weg kom je eerst bij de Alpheios, op het punt waar de Malous en de Skyros die al eerder zijn samengekomen daarin uitkomen. Daarvandaan steek je na ongeveer dertig stadiën de Malous die je aan je rechterhand houdt over en dan kom je langs een tamelijk steile weg bij een plaats met de naam Phaidrias. (2) Ongeveer vijf stadiën van Phaidrias ligt het zogeheten “Hermaion bij de Meesteres”. Dat is weer de grens tussen Megalopolis en Messenië. Er staan kleine beelden van Despoina en Demeter en ook van Hermes en Herakles. Ik denk dat hier aan de grens van Messenië en Arkadië ook het houten beeld dat door Daidalos voor Herakles is gemaakt stond.
(3) De weg van Megalopolis naar Lakedaimon komt na dertig stadiën bij de Alpheios. Vanaf dat punt reis je langs de rivier Theious die ook in de Alpheios uitkomt en dan kom je na ongeveer veertig stadiën, als je de Theious aan de linkerkant laat liggen, bij Phalaisiai. Dit ligt twintig stadiën van Hermaion bij Belemina.
(4) De Arkadiërs zeggen dat Belemina oorspronkelijk tot hun gebied behoorde, maar dat de Lakedaimoniërs het hebben afgenomen. Dat lijkt mij om verschillende redenen onwaarschijnlijk, vooral omdat ik denk dat de Thebanen nooit hadden toegelaten dat de Arkadiërs zo´n verlies zouden lijden, als zij de situatie op een rechtvaardige manier hadden kunnen herstellen. (5) Van Megalopolis lopen ook wegen naar het binnenland van Arkadië. Naar Methydrion is het honderd en zeventig stadiën en dertien stadiën van Megalopolis ligt een plaats met de naam Skias. Daar zijn de resten van een tempel van Artemis Skiatis. Hij zou gesticht zijn door de tiran Aristodemos. Ongeveer tien stadiën daarvandaan zijn enkele overblijfselen van een stad Charisiai en de weg van Charisiai naar Trikolonoi is ook weer tien stadiën. (6) Ook Trikolonoi was vroeger een stad en tegenwoordig staat er nog steeds een tempel van Poseidon op een heuvel, met een vierkant beeld. Rondom de tempel is een heilig woud. De stichters van deze steden waren de zonen van Lykaon. Zoitia ligt ongeveer vijftien stadiën verder dan Trikolonoi, niet aan de directe weg, maar links van Trikolonoi. Het zou gesticht zijn door Zoiteus, de zoon van Trikolonos. De jongste zoon van Trikolonos, Paroreus, heeft ook een stad gesticht, Paroria, op een afstand van tien stadiën van Zoitia. (7) Beide steden zijn tegenwoordig verlaten, maar in Zoitia staat nog een tempel van Demeter en van Artemis. Er zijn nog ruïnes van andere steden, Thyraion, vijftien stadiën van Paroria, en Hypsous dat op een berg ligt boven de vlakte die ook Hypsous heet. De streek tussen Thyraion en Hypsous is bergachtig en vol wilde dieren. Ik heb al verteld dat Thyraios en Hypsous zonen waren van Lykaon.
(8) Rechts van Trikolonoi is er eerst een steile weg naar een bron met de naam Krounoi. Als je van Krounoi ongeveer dertig stadiën afdaalt, kom je bij het graf van Kallisto, een hoge aarden heuvel met veel bomen, zowel gecultiveerde als bomen zonder vruchten. Op die heuvel staat een heiligdom van Artemis Kalliste. Ik denk dat Pamphos in zijn gedichten als eerste Artemis de bijnaam Kalliste heeft gegeven, omdat hij dat van de Arkadiërs had gehoord. (9) Vijf en twintig stadiën daarvandaan en in totaal honderd stadiën van Trikolonoi ligt aan de Helisson langs de directe weg naar Methydrion – de enige weg vanuit Trikolonoi die ik nog moet beschrijven – een plaats Anemosa en een berg Phalanthos. Phalanthos zou een zoon zijn van Agelaos, zoon van Stymphalos. (10) Daarboven ligt de vlakte van Polos en dan die van Schoinous, genoemd naar de Boiotiër Schoineus. Als deze Schoineus naar Arkadië is verhuisd, is de renbaan die in de buurt van Schoinous ligt waarschijnlijk naar zijn dochter genoemd. Vervolgens is ******* volgens mij zo genoemd en ze zeggen dat iedereen deze streek Arkadië noemt.
-
Vanaf dit punt is er niets meer te melden behalve Methydrion zelf. De weg van Trikolonoi hierheen is honderdzevenendertig stadiën. Het heet Methydrion, omdat er een hoge heuvel is tussen de rivieren Maloitas en Mylaon, waarop Orchomenos de stad stichtte. Voordat het tot Megalopolis behoorde had Methydrion ook Olympische winnaars. (2) In Methydrion is een tempel van Poseidon Hippios die bij de Mylaon staat. De berg met de naam Thaumasion ligt aan de overkant van de Maloitas. De Methydriërs beweren dat Rhea, toen zij in verwachting was van Zeus, naar deze berg is gekomen en dat zij, voor het geval dat Kronos haar zou aanvallen, zich heeft verzekerd van de hulp van Hoplodamos en de andere Giganten in zijn omgeving. (3) Ze erkennen dat zij haar kind ter wereld heeft gebracht op een deel van de berg Lykaios, maar zeggen dat het misleiden van Kronos en de verwisseling van het kind met de steen, zoals door de Grieken wordt verhaald, hier heeft plaats gevonden. Op de top van de berg is een grot van Rhea die door niemand mag worden betreden behalve de vrouwen die aan de godin gewijd zijn.
(4) Ongeveer dertig stadiën van Methydrion is een bron Nymphasia en van Nymphasia tot de gemeenschappelijke grens van Megalopolis, Orchomenos en Kaphyai is het dezelfde afstand.
(5) Als je in Megalopolis de zogeheten Poort naar het Moeras passeert en dan langs de rivier Helisson naar Mainalos gaat, staat links van de weg een tempel van de Goede God. Als goden schenkers van goede gaven aan de mensen zijn en Zeus de hoogste onder de goden is, ligt de conclusie voor de hand dat dit een bijnaam van Zeus is. Een klein stukje verder ligt een tumulus, het graf van Aristodemos. Zelfs het feit dat hij een tiran was verhinderde niet hem de bijnaam Chrestos (de Goede) te geven. Ook is er een heiligdom van Athene die de titel Machanatis heeft gekregen omdat de godin allerlei ideeën en werktuigen heeft bedacht.
(6) Rechts van de weg is een heilig domein gemaakt voor Boreas, de Noordenwind. De Megapolitanen brengen hem ieder jaar offers en eren hem niet minder dan de andere goden, omdat hij hen heeft gered van de Lakedaimoniërs onder Agis. Daarnaast is de graftombe van Oikles, de vader van Amphiaraos, als hij inderdaad in Arkadië is gestorven en niet toen hij deelnam aan de campagne van Herakles tegen Laomedon. Dan komt een tempel en heilig woud van Demeter in het Moeras, zoals zij wordt genoemd, vijf stadiën van de stad en alleen toegankelijk voor vrouwen. (7) Dertig stadiën verder is een plaats met de naam Paliskios. Als je daar de Elaphos die niet altijd water heeft links laat liggen en ongeveer twintig stadiën verder gaat, kom je bij een vlakte en als je die oversteekt, bereik je de berg die net als de vlakte Mainalion heet. Aan de rand van de berg zijn sporen van de stad Lykoa, een tempel van Artemis Lykoatis en een bronzen beeld. (8) Op de zuidhelling van de berg lag Soumetia. Op deze berg zijn de Triodoi, zoals ze worden genoemd, en daar hebben de Mantinaiers in opdracht van het orakel van Delphi de beenderen van Arkas, de zoon van Kallisto, gehaald. Van Mainalos zelf zijn er nog resten, sporen van een tempel van Athene, een stadion voor atletiekwedstrijden en een voor paardenrennen. Men gelooft dat de berg speciaal gewijd is aan Pan en daarom zeggen de mensen in de buurt dat ze Pan horen fluitspelen. (9) Tussen de tempel van Despoina en de stad Megalopolis liggen veertig stadiën. De stroom van de Alpheios ligt halverwege en als je die hebt overgestoken, liggen de ruïnes van Makareai twee stadiën verder. Zeven stadiën daarvandaan liggen weer ruïnes, van Daseai, en dan is het dezelfde afstand tot de heuvel met de naam Akakesios. (10) Aan de voet van de heuvel lag de stad Akakesion en er staat tegenwoordig nog een marmeren beeld van Hermes Akakesios op de heuvel. Volgens de Arkadische overlevering is de jonge Hermes hier opgegroeid en was Akakos, de zoon van Lykaon, zijn pleegvader. Maar de Thebaanse overlevering is anders en de mensen van Tanagra zijn het weer niet eens met de Thebanen.
-
Het heiligdom van Despoina ligt op een afstand van vier stadiën van Akakesion. Eerst is hier een tempel van Artemis Hegemone en een bronzen beeld met een fakkel. De hoogte schat ik op ongeveer zes voet. Hiervandaan is er een toegang tot het heilige domein van Despoina. Als je naar de tempel gaat, staat aan de rechterkant een zuilengalerij met reliëfs van wit marmer aan de wand. Op het eerste reliëf zijn afbeeldingen van de Moiren en Zeus met de bijnaam Moiragetes en op de tweede staat Herakles die een drievoet van Apollo wegneemt. Wat ik over hun geschiedenis heb gehoord zal ik vertellen als ik in mijn boek over Phokis bij Delphi ben gekomen. (2) Tussen de genoemde reliëfs in de zuilengalerij bij de Despoina hangt een paneeltje met voorschriften voor de mysterierites. Op het derde reliëf staan nimfen en afbeeldingen van Pan, op het vierde Polybios, de zoon van Lykortas. Daarop staat een inscriptie dat Griekenland helemaal niet te gronde was gegaan als het in alles had geluisterd naar Polybios en dat het na de ineenstorting alleen van hem hulp had gekregen. Voor de tempel staat een altaar voor Demeter en een voor Despoina en daarachter een voor de Grote Moeder. (3) De godenbeelden zelf, Despoina en Demeter, de troon waarop zij zitten en het voetenbankje zijn allemaal uit één blok marmer. Ook van het gewaad en van de reliëfs om de troon is geen enkel deel met ijzeren klampen of cement aan een ander stuk steen bevestigd, maar het geheel is één blok marmer. Dat marmer is hier niet naar toe gebracht, maar ze zeggen dat ze het binnen het heilige domein hebben gevonden toen ze, gehoorzamend aan een droomvisioen, in de aarde groeven. Elk van beide beelden is ongeveer zo groot als dat van de Moeder in Athene. (4) Ook dit zijn werken van Damophon. Demeter draagt een fakkel in haar rechterhand, de andere heeft ze op Despoina gelegd. Despoina heeft een staf en de zogenoemde Kiste op haar knieën. Met haar rechterhand houdt ze de Mand vast. Aan beide kanten van de troon staan beelden: naast Demeter staat Artemis, gehuld in een hertenvel en met een pijlkoker aan haar schouders. In de ene hand heeft zij een fakkel, in de andere twee slangen. Naast haar ligt een jachthond. (5) Bij het beeld van Despoina staat Anytos, voorgesteld als een man in wapenrusting. De mensen bij het heiligdom zeggen dat Despoina is opgevoed door Anytos, een van de zogenoemde Titanen. Homeros heeft als eerste Titanen in de poëzie geïntroduceerd en zegt dat zij goden zijn in de zogeheten Tartaros. De verzen staan in de eed van Hera. Onomakritos heeft de naam Titanen van Homeros overgenomen. Hij stelde mysteriën voor Dionysos samen en stelt in zijn gedichten de Titanen verantwoordelijk voor het lijden van Dionysos. (6) Dit is wat door de Arkadiërs over Anytos wordt verteld. Dat Artemis een dochter was van Demeter en niet van Leto, een Egyptische overlevering, heeft Aischylos, de zoon van Euphorion, de Grieken geleerd. De geschiedenis van de Koureten die onder de beelden zijn afgebeeld en van de Korybanten, in reliefs op het voetstuk en van een heel ander geslacht dan de Koureten, ken ik wel, maar ik laat die achterwege. (7) De Arkadiërs brengen de vruchten van alle gecultiveerde bomen behalve de granaatappel in het heiligdom. Bij het verlaten van de tempel is aan de rechterkant een spiegel aan de muur bevestigd. Wie in die spiegel kijkt ziet zichzelf erg vaag of helemaal niet, maar de godenbeelden en de troon zijn heel duidelijk te zien. (8) Naast de tempel van Despoina, iets hoger aan de rechterkant, staat het zogenaamde Megaron. Hier vieren de Arkadiërs hun mysteriefeesten en brengen ze talrijke en overvloedige offers aan Despoina. Ieder offert wat hij bezit. Hij snijdt echter niet de keel van de offerdieren door zoals bij andere offers, maar ieder slaat een poot of iets anders van het offerdier af.
(9) Deze Despoina vereren de Arkadiërs meer dan alle andere goden en ze zeggen dat zij een dochter is van Poseidon en Demeter. Bij de meeste mensen is haar bijnaam Despoina, zoals ze ook de dochter van Zeus aanduiden met de naam Korè, hoewel haar eigenlijke naam Persephone is, zoals Homeros en nog eerder Pamphos in hun gedichten hebben geschreven. Maar de naam van Despoina durf ik niet te schrijven voor niet ingewijden. (10) Voorbij het zogeheten Megaron is een heilig woud van Despoina, omgeven door een stenen muur. Daarin groeien allerlei soorten bomen, zoals een olijfboom en een steeneik uit één wortel. Dat is niet het werk van een knappe tuinman. Voorbij het heilige woud staan altaren van Poseidon Hippios, omdat hij de vader van Despoina is, en van andere goden. Op de laatste staat een inscriptie met de vermelding dat het een gemeenschappelijk altaar voor alle goden is.
(11) Daarvandaan ga je via een trap omhoog naar een heiligdom van Pan. In het heiligdom is ook een zuilengalerij gebouwd en er staat een klein beeld. Net als de machtigste goden is ook deze Pan in staat gebeden van mensen te verhoren en slechte mensen hun verdiende straf te geven. Bij deze Pan brandt een vuur dat nooit mag uitgaan. Er wordt verteld dat deze god in nog oudere tijden ook orakels gaf en dat de nimf Erato, dezelfde die met Arkas, de zoon van Kallisto, was getrouwd, zijn profetes was. (12) Ze kennen nog de verzen van Kallisto, die ik zelf ook heb gelezen. Er staat daar een altaar van Ares en er zijn beelden van Aphrodite in de tempel, een van wit marmer en de andere, de oudste, van hout. Ook van Apollo en Athene staan er houten beelden en voor Athene is er nog een heiligdom.
-
Iets hoger staat de ringmuur van Lykosoura, waar nog enkele bewoners zijn. Van alle steden die de aarde op het vasteland en op de eilanden heeft getoond is Lykosoura de oudste en de eerste die de zon heeft gezien. Van hieruit hebben de andere mensen geleerd steden te bouwen. (2) Links van het heiligdom van Despoina ligt de berg Lykaios. Die wordt ook wel Olympos genoemd en de andere Arkadiërs noemen hem de Heilige Top. Op deze berg zou Zeus zijn opgevoed. Op de Lykaios ligt een streek met de naam Kretea, links van het heilige woud van Apollo met de bijnaam Parrhasios. De Arkadiërs beweren dat deze plek het Kreta is waar volgens de Kretenzische overlevering Zeus is opgevoed en niet het eiland. (3) Aan de nimfen door wie Zeus zou zijn opgevoed geven ze de namen Theisoa, Neda en Hagno. Een naar Theisoa genoemde stad ligt in Parrhasia. Tegenwoordig is Theisoa een dorp in het gebied van Megalopolis. Van Neda heeft de rivier zijn naam gekregen en naar Hagno is een bron op de berg Lykaios genoemd die net als de rivier Istros in de winter evenveel water heeft als in de zomer. (4) Wanneer de droogte lange tijd aanhoudt en het zaad in de grond en de bomen uitdrogen, dan bidt de priester van Zeus Lykaios tot het water, brengt de voorgeschreven offers en laat een eikentak tot het oppervlak van de bron, maar niet tot de bodem zakken. Als het water in beweging is geraakt, stijgt er als een soort nevel een damp op. Na een poosje wordt die damp een wolk die weer andere wolken aantrekt en het zo laat regenen op het Arkadische land. (5) Op de Lykaios is een heiligdom van Pan met een woud van bomen er om, verder een hippodroom en daar voor een stadion. Vroeger werden hier de Lykaiïsche spelen gehouden. Er zijn voetstukken van beelden, maar de beelden zijn er niet meer. Een epigram op een van de voetstukken zegt dat er een beeld van Astyanax stond en dat Astyanax uit het geslacht van Arkas stamde. (6) Een van de wonderlijkste verschijnselen op de Lykaios is de volgende. Er bevindt zich een heiligdom van Zeus Lykaios dat niet door mensen mag worden betreden. Als iemand zich niet aan die regel houdt en toch naar binnen gaat, is het onvermijdelijk dat hij niet langer dan een jaar nog leeft. Ook het volgende wordt verteld. Alles wat zich in het heilige domein bevindt, zowel mens als dier, heeft geen schaduw. Als een dier het domein in vlucht, wil de jager het daarom niet volgen, maar hij blijft buiten en terwijl hij naar het dier blijft kijken, ziet hij geen schaduw. Ook in Syene, aan deze kant van Aithiopië, geven de bomen of levende wezens geen schaduw zolang de zon zich aan de hemel over de kreeftskeerkring beweegt,maar het heilige domein op de Lykaios heeft altijd en in alle jaargetijden dezelfde eigenschap met betrekking tot de schaduwen.
(7) Op de hoogste top is een tumulus, een altaar van Zeus Lykaios. Daarvandaan is het grootste deel van de Peloponnesos te zien. Voor het altaar staan aan de oostkant twee zuilen waarop vroeger vergulde adelaars stonden. Op dit altaar worden geheime offers aan Zeus Lykaios gebracht. Ik wilde geen nadere bijzonderheden over dit offer vragen, laat het zijn zoals het is en vanaf het begin is geweest.
(8) Op de oostzijde van de berg staat een tempel van Apollo Parrhasios. Men geeft hem ook wel de naam Pythios. Tijdens het feest dat ieder jaar ter ere van de god wordt gevierd offert men op de markt een everzwijn aan Apollo Epikourios en wanneer ze het offer daar hebben gebracht, brengen ze het offerdier direct in een processie en met fluitspel naar de tempel van Apollo Parrhasios. Ze snijden de schenkelstukken af en verbranden die, maar ze eten ter plaatse ook het vlees van het offerdier. Dat is hun traditie. (9) Ten noorden van de Lykaios ligt het gebied van Theisoa waar vooral de nimf Theisoa wordt vereerd. Door het land stromen rivieren die in de Alpheios uitkomen, namelijk de Mylaon, Nous, Acheloös, Kelados en Naliphos. Er zijn andere rivieren met dezelfde naam als de Arkadische Acheloös en die zijn beroemder. (10) Eén loopt door Akarnanië en Aitolië en komt bij de Echinaden in zee uit. Die noemt Homeros in de Ilias de belangrijkste van alle rivieren. De andere loopt van de berg Sipylos en Homeros noemt zowel de berg als de rivier in zijn uitweiding over Niobe. De derde rivier met de naam Acheloös is dus die bij de berg Lykaios.
(11) Rechts van Lykosoura liggen de zogeheten Nomische bergen. Daar staat een heiligdom van Pan Nomios. De plaats wordt Melpeia genoemd, omdat de muziek van rietpijpjes hier door Pan zou zijn ontdekt. Maar het is een heel voor de hand liggende gedachte dat de Nomische bergen zo heten vanwege de weiden () van Pan. De Arkadiërs zelf echter zeggen dat de naam van de nimf afkomstig is.
-
Langs Lykosoura loopt in westelijke richting de rivier Plataniston. Om in Phigalia te komen moet je in ieder geval de Plataniston oversteken. Na de rivier komt een steile weg omhoog van ongeveer dertig stadiën of iets meer.
(2) Het verhaal over Lykaons zoon Phigalos, de oorspronkelijke stichter van de stad, en hoe de stad na verloop van tijd een andere naam naar Phialos, de zoon van Boukolion, kreeg en vervolgens zijn oude naam terugkreeg, heb ik al eerder verteld. Er wordt nog een ander, maar niet erg geloofwaardig verhaal verteld: Phigalos zou niet de zoon van Lykaon zijn, maar een inheemse bewoner. En anderen beweren dat Phigalia een nimf was, een van de zogenaamde Dryaden.
(3) Toen de Lakedaimoniërs de Arkadiërs aanvielen en met een leger Phigalia binnentrokken, overwonnen ze de plaatselijke bevolking in de strijd en sloegen een beleg om de stad. Toen het gevaar dreigde dat de muren werden veroverd, ontsnapten de Phigaliërs of de Lakedaimoniërs lieten hen weggaan op grond van een verdrag. De verovering van Phigalia en de vlucht van de Phigaliërs vond plaats toen Miltiades archont in Athene was, in het tweede jaar van de dertigste Olympiade, waarin de Lakoniër Chionis zijn derde overwinning behaalde. (4) De Phigaliërs die ontsnapt waren besloten naar Delphi te gaan en de god te raadplegen over hun terugkeer. De Pythia zei hen dat ze hun terugkeer niet zouden zien als ze op eigen kracht probeerden terug te komen, maar als ze honderd uitgelezen mannen uit Oresthasion mee zouden nemen, zouden die mannen in de strijd sneuvelen en de Phigaliërs zouden dankzij hen weer thuis komen. Toen de Oresthasiërs het orakel dat de Phigaliërs hadden gekregen vernamen, deden ze allen hun uiterste best tot de honderd mannen te behoren en deel te nemen aan de mars naar Phigalia. (5) Ze trokken op tegen het Lakedaimonische garnizoen en lieten de profetie volledig in vervulling gaan: ze stierven na een glorieuze strijd en doordat ze de Spartanen verdreven stelden ze de Phigaliërs in staat hun vaderstad terug te krijgen. Phigalia ligt op een hoog en grotendeels steil terrein. De muren zijn gebouwd op hoge rotswanden,maar boven is de heuvel vlak en effen. Daar staat een tempel van Artemis Soteira met een marmeren beeld in staande houding. In deze tempel begint volgens de gewoonte hun processie. (6) Het lijkt alsof het beeld van Hermes in het Gymnasion gekleed is in een mantel, maar het eindigt niet in voeten, maar in een vierkante vorm. Er staat ook een tempel van Dionysos aan wie de plaatselijke bevolking de bijnaam Akratophoros geeft. Het onderste deel van het beeld is niet zichtbaar door bladeren van laurier en klimop. Het deel dat wel is te zien is beschilderd ****** met vermiljoen te stralen. Dat zou tegelijk met het goud door de Iberiërs zijn gevonden.
-
De Phigaliërs hebben op de markt een standbeeld van de pankratiast Arrhachion dat in veel opzichten,maar vooral door zijn houding archaïsch is. De voeten staan niet ver uit elkaar, de armen hangen langs de zijden tot de heupen af. Het beeld is van marmer en men zegt dat er een inscriptie op heeft gestaan, maar die is in de loop van de tijd verdwenen. Op naam van Arrhachion staan twee overwinningen op Olympische spelen voorafgaand aan de vierenvijftigste en ook bij die spelen behaalde hij een overwinning dankzij een juiste beslissing van de Hellanodiken en door zijn eigen vaardigheid. (2) Toen hij namelijk met zijn laatst overgebleven tegenstander – wie dat ook was – om de wilde olijftak streed, greep deze hem vast, hield hem met zijn benen omkneld en drukte tegelijk met zijn handen zijn keel dicht. Arrhachion brak een teen van zijn tegenstander, maar gaf de geest doordat hij werd gewurgd en tegelijk moest zijn wurger het opgeven als gevolg van de pijn aan zijn teen. De Eliërs wezen het dode lichaam van Arrhachion de krans toe en verklaarden hem tot winnaar.
(3) Ik weet dat de Argivers iets dergelijks hebben gedaan met Kreugas, een bokser uit Epidamnos. Ook zij gaven namelijk Kreugas postuum de krans van de Nemeïsche spelen, omdat Damoxenos van Syracuse die tegen hem vocht zich niet aan de afgesproken regels hield. Terwijl ze nog aan het boksen waren, begon de het avond te worden en in het bijzijn van getuigen spraken ze af dat ieder van hen de ander om de beurt nog één slag zou geven. In die tijd droegen boksers nog geen scherpe boksriemen om de beide vuisten, maar ze boksten nog met zachte handschoenen die ze zo in de handpalm vastbonden dat de vingers ontbloot bleven. De handschoenen bestonden uit dunne stroken ongelooide runderhuid die op een ouderwetse manier in elkaar waren gevlochten. (4) Kreugas richtte zijn slag op het hoofd van Damoxenos en deze vroeg Kreugas zijn armen op te heffen. Toen hij dat deed, trof Damoxenos hem met gestrekte vingers onder zijn ribben en door de scherpte van zijn nagels en de kracht van de slag drong zijn hand het lichaam binnen, greep de ingewanden en trok die naar buiten. (5) Kreugas gaf meteen de geest en de Argivers diskwalificeerden Damoxenos, omdat hij zich niet aan de afspraak had gehouden en zijn tegenstander in plaats van één slag veel slagen had toegediend. Ze gaven de overwinning postuum aan Kreugas en richtten een standbeeld voor hem op in Argos. In mijn tijd stond dat nog in de tempel van Apollo Lykios.
-
Op de markt van Phigalia bevindt zich ook het gemeenschappelijke graf van de uitgelezen soldaten van de Oresthasiërs, aan wie ieder jaar offers worden gebracht als aan heroën.
(2) De rivier met de naam Lymax die vlak langs Phigalia stroomt komt in de Neda uit. Deze rivier zou zijn naam hebben gekregen naar de reiniging van Rhea. Want de nimfen hebben haar, toen zij Zeus ter wereld had gebracht, na de geboorte gereinigd en het onreine water gooiden ze in de rivier. Dit werd vroeger lymata genoemd. Ook Homeros bevestigt dit als hij zegt dat de Grieken zich reinigden na het einde van de pest en de lymata in zee gooiden.
(3) De bronnen van de Neda zijn op de berg Kerausios, een deel van het Lykaiosgebergte. Op de plek waar de Neda het dichtst bij de stad Phigalia komt scheren de jongens van Phigalia hun haar af ter ere van de rivier. Dichtbij zee is de rivier bevaarbaar voor kleine schepen. Van de rivieren die ik ken heeft de Maiandros de meest kronkelige bedding doordat hij veel achterwaartse bochten heeft en dan weer terug buigt, maar de Neda komt met zijn kronkelingen op de tweede plaats.
(4) Ongeveer twaalf stadiën boven Phigalia zijn hete baden en niet ver daarvandaan komt de Lymax in de Neda uit. Waar de stromen samenkomen staat het heiligdom van Eurynome, van oudsher een heilige plaats en moeilijk toegankelijk door de ruwheid van het terrein. Er staan veel cipressen om heen, heel dicht op elkaar gegroeid. (5) Het volk van Phigalia is er van overtuigd dat Eurynome een bijnaam is van Artemis. Maar mensen die zich hebben verdiept in oude overleveringen zeggen dat Eurynome een dochter van Okeanos is en ook Homeros noemt haar in de Ilias en zegt dat zij samen met Thetis Hephaistos ontvangen heeft. Ieder jaar wordt het heiligdom van Eurynome op dezelfde dag geopend, de andere dagen mogen ze het niet openen. (6) Dan worden er officiële offers en privé-offers gebracht. Ik was niet in de gelegenheid daar tijdens het feest te komen en ik heb het beeld van Eurynome niet gezien. Maar van de Phigaliërs heb ik gehoord dat gouden kettingen om het beeld zijn gebonden en dat het tot de heupen een vrouw voorstelt, maar dat het onderste een vis is. De vis kan er op duiden dat zij een dochter van Okeanos is en met Thetis in de diepte van de zee woont, maar er is geen aannemelijke verklaring voor dat zo´n gestalte iets met Artemis heeft te maken.
(7) Phigalia is omringd door bergen. Links ligt de zogeheten Kotilion, aan de rechterkant ligt een andere berg, de Elaion, die voor de stad uitsteekt. De Kotilion is ongeveer veertig stadiën van de stad verwijderd. Daar ligt een plaats met de naam Bassai en een tempel van Apollo Epikourios die helemaal van marmer is, ook het dak. (8) Van alle tempels op de Peloponnesos is deze na die van Tegea misschien wel de mooiste om de schoonheid van het marmer en zijn harmonische afmetingen. Apollo kreeg zijn naam vanwege zijn hulp bij een pestepidemie, zoals hij ook in Athene de naam Alexikakos kreeg omdat hij ook daar de epidemie heeft verdreven. (9) In Phigalia beeindigde hij de pest tijdens de oorlog tussen de Peloponnesiërs en Atheners en niet op een ander tijdstip. Het bewijs daarvoor is dat de twee bijnamen vrijwel dezelfde betekenis hebben en dat Iktinos, de architect van de tempel in Phigalia, een tijdgenoot van Perikles was en ook het Parthenon in Athene heeft gebouwd. Ik heb al verteld dat het beeld van Apollo op de markt van Megalopolis staat.
(10) Op de berg Kotilion is een waterbron, maar wie geschreven heeft dat hier de rivier Lymax begint, heeft dat niet met eigen ogen gezien of gehoord van iemand die het wel zelf heeft gezien. Ik heb beide gedaan. Ik heb de stroom van de rivier gezien, maar het water van de bron op de Kotilion kwam niet ver en verdween na een korte afstand helemaal. Op welke plaats in Arkadië de bron van de Lymax is heb ik niet meer onderzocht. Boven de tempel van Apollo Epikourios is een plaats met de naam Kotilon en daar is een Aphrodite. Zij had een tempel die geen dak meer had en er stond een beeld.
-
De andere berg, de Elaion, ligt ongeveer dertig stadiën van Phigalia en daar is een grot die gewijd is aan Demeter met de bijnaam Melaina. Wat in Thelpousa over de verbintenis van Poseidon en Demeter wordt verteld geloven de Phigaliërs ook, maar ze zeggen dat Demeter niet een paard ter wereld heeft gebracht, maar Despoina, zoals zij door de Arkadiërs wordt genoemd. (2) Later zou zij uit woede op Poseidon en verdriet om de roof van Persephone zwarte kleding hebben aangetrokken en nadat ze naar deze grot was gegaan, daar lange tijd zich schuil hebben gehouden. Toen alles wat de aarde voortbrengt te gronde ging en het menselijk geslacht steeds meer door honger omkwam, wist geen van de andere goden waar Demeter zich verborgen hield. (3) Maar Pan kwam naar Arkadië en al jagend ging hij van berg tot berg. Zo kwam hij ook op de Elaion, waar hij Demeter in het oog kreeg en zag in welke toestand zij verkeerde en welke kleding zij droeg. Zeus vernam dit van Pan en stuurde de Moiren naar Demeter. Zij liet zich door de Moiren overtuigen, liet haar woede varen en haar verdriet verminderde. De Phigaliërs zeggen dat zij daarom de grot beschouwen als aan Demeter gewijd en er een houten beeld hebben opgesteld. (4) Het beeld, zeggen ze, was als volgt. Zij zat op een rots en had, behalve het hoofd, het uiterlijk van een vrouw. Ze had het hoofd en het haar van een paard en uit het hoofd groeiden slangen en andere wilde dieren. Ze droeg een chiton die tot aan de voeten reikte. In de ene hand had ze een dolfijn, in de andere een duif. Iedereen die niet is gespeend van intelligentie en geheugen begrijpt waarom ze het houten beeld zo gemaakt hebben. Ze zeggen dat ze de godin Melaina hebben genoemd omdat ze zwarte kleding droeg. (5) Maar ze herinneren zich niet meer wie dat houten beeld had gemaakt en hoe het vlam had gevat. Toen het oude beeld was verdwenen, hebben de Phigaliërs de godin geen nieuw beeld meer gegeven en de feesten en offerrituelen hebben ze grotendeels verwaarloosd totdat het land door onvruchtbaarheid werd getroffen. Daarop gingen ze als smekelingen naar de Pythia en kregen dit antwoord:
(6) “Eikels etende Azanische Arkadiërs die Phigalia bewonen,
schuilgrot van Deio die een paard heeft gebaard,
U komt om de bevrijding van smartelijke honger te vragen,
U alleen twee maal zwervers en U alleen eters van wilde vruchten.
Deio maakte voor U een eind aan het weiden, Deio maakte U weer
Van binders van schoven en eters van koeken tot herders,
omdat zij beroofd is van oude geschenken en verering van vroeger.
Spoedig zult U door haar elkaar eten en met kinderen zult U zich voeden,
tenzij U met plengoffers, door het hele volk geboden, haar toorn zult verzoenen
en de diepe grot siert met goddelijke eer.”
(7) Toen de Phigaliërs het orakel dat hen werd gebracht hoorden, vereerden ze Demeter meer dan ze ooit hadden gedaan en ze haalden Onatas van Aigina, zoon van Mikon, over om een beeld van Demeter voor hen te maken, wat het ook zou moeten kosten. Het bronzen beeld van Apollo in Pergamon, een van de meest bewonderenswaardige werken zowel door zijn afmetingen als door de artistieke kwaliteit, is ook van deze Onatas. Deze man heeft op basis van een tekening of een kopie van het oude houten beeld die hij had gevonden, maar naar verluidt vooral op grond van droomgezichten het bronzen beeld voor de Phigaliërs gemaakt, ongeveer een generatie na de Perzische expeditie tegen Griekenland.
(8) Daarvoor heb ik bewijzen. In de tijd namelijk dat Xerxes naar Europa overstak was Gelon, de zoon van Deinomenes, tiran van Syracuse en de rest van Sicilië. Toen Gelon stierf, ging de macht over op zijn broer Hieron. Deze stierf voordat hij de geschenken die hij aan de Olympische Zeus bij zijn overwinning in de wagenrace had beloofd kon wijden en zo heeft Deinomenes, de zoon van Hieron, de schuld van zijn vader ingelost. Dit zijn ook werken van Onatas en er zijn inscripties in Olympia. De eerste, over het wijgeschenk, luidt:
“Omdat hij in Uw heilige wedstrijd heeft gewonnen, Olympische Zeus, één maal met het vierspan en twee maal in de paardenrace, heeft Hieron U deze geschenken als dank gebracht. Zijn zoon Deinomenes heeft ze gewijd ter nagedachtenis aan zijn Syracusaanse vader.”
(10) De tweede inscriptie is deze:
“Onatas, de zoon van Mikon, wiens huis op het eiland Aigina is, heeft mij gemaakt.”
Onatas was dus een tijdgenoot van Hegias van Athene en Ageladas van Argos.
(11) Vooral om deze Demeter te zien ben ik naar Phigalia gekomen. Ik heb de godin, zoals ook het gebruik van de plaatselijke bevolking is, niets anders geofferd dan de vruchten van fruitbomen en druiventrossen, honingraten en wol die niet bewerkt is en nog vol wolvet. Dat leggen ze op het altaar dat voor de grot is gebouwd en dan gieten ze er olijfolie over. Dit is het ritueel bij privé-offers en het offer van de gemeenschap der Phigaliërs dat ieder jaar wordt gebracht.
(12) Ze hebben een priesteres die de rites uitvoert samen met de jongste van de zogenoemde Hierothyten. Dit zijn drie burgers. Om de grot is een heilig woud van eiken en er komt koud water uit een bron. Het beeld dat Onatas heeft gemaakt was er bij mijn bezoek niet meer en de meeste mensen wisten niet dat het ooit in Phigalia was geweest. (13) Maar de oudste man die ik daar heb ontmoet vertelde dat drie generaties voor zijn tijd stenen uit het dak op het beeld waren gevallen en het verbrijzeld en totaal verdwenen is. Ik kon inderdaad nog duidelijk de plek in het dak zien waar de stenen waren afgebroken. jongste van de zogenoemde Hierothyten. gieten ze er olijfolie over.erd dan de vruchten van fruitbomen en
-
Voor het vervolg van mijn werk moet ik nu beschrijven wat over Pallantion te melden is en om welke redenen de eerste keizer Antoninus Pallantion van een dorp tot een stad maakte en de bewoners vrijheid en vrijstelling van belastingen schonk. (2) Men vertelt namelijk dat de intelligentste man en de beste soldaat onder de Arkadiërs een zekere Euander was en dat hij de zoon was van een nimf, de dochter van Ladon, en van Hermes. Hij werd aan het hoofd van een leger Arkadiërs uit Pallantion uitgezonden om een kolonie te vestigen en stichtte een stad aan de oever van de Tiber. Het deel van het huidige Rome dat door Euander en de Arkadiërs die hem volgden werd bewoond kreeg de naam Pallantion ter herinnering aan de stad in Arkadië. Later werd de naam veranderd door weglating van de letters l en n. Om de redenen die ik hier heb genoemd ontvingen de Pallantiërs privileges van de keizer. (3) Antoninus, de weldoener van Pallantion, heeft de Romeinen nooit uit vrije wil in een oorlog verwikkeld, maar toen de Mauroi, de grootste stam van het autonome Libye, die nomaden waren en nog moeilijker te bestrijden dan het Skythische volk omdat ze geen wagens hadden, maar met hun vrouwen op paarden rondzwierven, een oorlog begonnen, heeft hij hen uit hun hele gebied verdreven en hen gedwongen naar de verste delen van Libye te vluchten, het Atlasgebergte en de mensen die bij de Atlas leven. (4) Verder heeft hij de Briganten in Brittannië het grootste deel van hun gebied ontnomen, omdat ook zij begonnen het gebied van de Gerouniërs, Romeinse onderdanen, gewapend binnen te vallen. De steden van de Lykiërs en Kariërs en ook Kos en Rhodos waren door een zware aardbeving getroffen en verwoest. Keizer Antoninus heeft deze steden laten herbouwen met aanzienlijke financiële middelen en met een grote inzet voor de wederopbouw. Hoeveel geld hij aan de Grieken en barbaren die dat nodig hadden heeft geschonken hebben anderen al heel nauwkeurig beschreven. (5) Maar deze keizer heeft nog een andere gedenkwaardige maatregel nagelaten. Op grond van een wet mochten onderdanen die Romeins burger waren, maar van wie de kinderen nog als Grieks geregistreerd waren hun bezit slechts aan niet verwanten nalaten of de rijkdom van de keizer laten toenemen. Antoninus stond hen toe hun kinderen te laten erven, omdat hij liever als menslievend bekend wilde staan dan dat hij een wet die gunstig was voor zijn rijkdom handhaafde. De Romeinen geven deze keizer de titel Eusebes (Pius), omdat hij liet zien dat hij een buitengewoon godvruchtig man was. (6) Ik vind dat hij ook de titel van Kyros de Oudere, die “Vader der mensen” werd genoemd, zou kunnen dragen. Als opvolger in het keizerschap liet hij een zoon met dezelfde naam na. Deze tweede Antoninus ondernam een veldtocht tegen de Germanen, de meest oorlogszuchtige en talrijkste barbaren in Europa, en tegen de Sauromaten, die een onrechtvaardige oorlog waren begonnen, om hen te straffen.
-
Wat mij nog rest in de beschrijving van Arkadië is de weg van Megalopolis naar Pallantion en Tegea. Deze weg loopt ook naar de zogeheten Choma. De voorstad aan deze weg heet Ladokeia, naar Ladokos, de zoon van Echemos. Daarna lag vroeger de stad Haimoniai. De stichter daarvan was Haimon, zoon van Lykaon, en deze plaats heeft tot op heden de naam Haimoniai gehouden.
(2) Na Haimoniai zijn rechts van de weg nog de overblijfselen van de stad Oresthasion te noemen en in het bijzonder de zuilen van een tempel van Artemis. De bijnaam van Artemis is Hiereia. Aan de directe weg vanuit Haimoniai ligt een plaats met de naam Aphrodision en dan een oudere plaats die Athenaion heet. Links daarvan staat een tempel van Athene met een marmeren beeld. (3) Ongeveer twintig stadiën van Athenaion liggen de ruïnes van Asea en een heuvel die indertijd de akropolis was heeft tot op heden de sporen van een muur. Ongeveer vijf stadiën van Asea is een klein eindje van de weg de bron van de Alpheios en direct aan de weg die van de Eurotas. Bij de bron van de Alpheios staat een tempel van de Moeder der goden, zonder dak en met twee stenen leeuwen. (4) Het water van de Alpheios mengt zich met de Eurotas en stroomt over een afstand van ongeveer twintig stadiën in een gemeenschappelijke bedding. Dan verdwijnt het in een aardspleet. De Eurotas komt weer aan de oppervlakte in het land van de Lakedaimoniërs en de Alpheios in Pegai in het land van Megalopolis. Van Asea loopt een weg omhoog naar de berg met de naam Boreios. Op de top van de berg zijn sporen van een heiligdom. Dat zou door Odysseus gebouwd zijn voor Athene Soteira en Poseidon na zijn terugkeer uit Troje.
(5) De zogenaamde Choma is de grens tussen het gebied van Megalopolis en dat van Tegea en Pallantion. De vlakte van Pallantion bereik je als je vanaf de Choma naar links afbuigt. In Pallantion is een tempel met twee marmeren beelden, een van Pallas en de andere van Euander. Er is ook een heiligdom van Korè, de dochter van Demeter, en niet ver daarvandaan staat een standbeeld van Polybios. De heuvel boven de stad werd vroeger als akropolis gebruikt. Tegenwoordig is op de top van de heuvel nog altijd een heiligdom van goden. (6) Hun bijnaam is Katharoi en ze zweren daar eden in de belangrijkste zaken. De namen van de goden kennen ze niet of ze willen die, als ze die wel kennen, niet bekend maken. Je kunt vermoeden dat zij Katharoi werden genoemd omdat Pallas niet op dezelfde manier aan hen offerde als zijn vader aan Zeus Lykaios.
(7) Rechts van de zogenaamde Choma ligt de Manthourische vlakte. Deze vlakte ligt al in het gebied van Tegea en de afstand tot Tegea is nog ongeveer vijftig stadiën. Rechts van de weg is een kleine berg met de naam Kresion waarop een tempel van Aphneios is gebouwd. Ares had namelijk gemeenschap met Aërope, dochter van Aleos´ zoon Kepheus, zoals de Tegeaten vertellen. Zij stierf bij de geboorte van een zoon, (8) maar het kind klemde zich aan zijn gestorven moeder vast en zoog een overvloedige hoeveelheid melk uit haar borsten. Dat gebeurde omdat Ares het zo wilde en daarom noemen ze de god Aphneios. Het kind kreeg de naam Aëropos. Aan de weg naar Tegea is een bron met de naam Leukonia. Leukona zou een dochter van Apheidas zijn en haar graf is niet ver van de stad Tegea.
-
De Tegeaten zeggen dat in de tijd van Tegeates, de zoon van Lykaon, alleen het land naar hem genoemd was en dat de bevolking verspreid over dorpen leefde: de Gareaten, Phylakeërs, Karyaten, Korythers en verder de Potachiden, Oiaten, Manthyriërs en Echeuethen. Tijdens de regering van Apheidas kwam er een negende dorp bij, namelijk van de Apheidantes. De stichter van de huidige stad was Aleos.
(2) Behalve de ondernemingen van alle Arkadiërs samen, zoals de oorlog tegen Troje, de Perzische oorlogen en de slag tegen de Lakedaimoniërs bij Dipaia, beroemen de Tegeaten zelf zich op de volgende gebeurtenissen. Ankaios, de zoon van Lykourgos, trotseerde hoewel hij gewond was het Kalydonische zwijn en Atalante was de eerste die op het zwijn schoot en het beest raakte. Daarom kreeg zij als beloning voor haar dapperheid de kop en de huid van het zwijn.
(3) Toen de Herakliden naar de Peloponnesos terugkeerden, vocht Echemos, de zoon van Aëropos, een Tegeaat, een duel uit met Hyllos en versloeg hem. En de Tegeaten waren de eerste Arkadiërs die de Lakedaimoniërs, toen die hen aanvielen, hebben overwonnen. De meeste van hen maakten ze tot krijgsgevangenen.
(4) Aleos bouwde het oude heiligdom van Athene Alea in Tegea. Later hebben de Tegeaten een grote indrukwekkende tempel voor de godin gebouwd. Die is door een plotseling uitgebroken brand verwoest toen Diophantos archont in Athene was, in het tweede jaar van de zesennegentigste Olympiade, waarbij Eupolemos van Elis de stadionloop won.
(5) De huidige tempel overtreft alle andere tempels op de Peloponnesos door zijn constructie en grootte. De stijl van de eerste rij zuilen is Dorisch, de tweede rij is Korinthisch. Ook buiten de tempel staan zuilen, in Ionische stijl. Ik heb vernomen dat de architect van de tempel Skopas van Paros was, die op veel plaatsen in het oude Griekenland beelden gemaakt heeft en ook in Ionië en Karië. (6) Op de gevel aan de voorkant staan afbeeldingen van de jacht op het Kalydonische zwijn. Het zwijn staat in het midden, aan de ene kant daarvan staan Atalante, Meleagros, Theseus, Telamon, Peleus, Polydeukes en Iolaos, die Herakles bij zijn meeste werken heeft geholpen, en ook de zonen van Thestios en de broers van Althaia, Prothous en Kometes. (7) Aan de andere kant van het zwijn wordt Ankaios die al gewond is en zijn bijl heeft laten vallen ondersteund door Epochos. Naast hem staan Kastor en Amphiaraos, de zoon van Oikles, en dan Hippothous, de zoon van Kerkyon, zoon van Agamedes, zoon van Stymphalos. Als laatste is Peirithoös afgebeeld. Op de achtergevel staat een voorstelling van de strijd tussen Telephos en Achilles in de Kaïkosvlakte.
-
Het oude beeld van Athene Alea en ook de slagtanden van het Kalydonische zwijn zijn door de Romeinse keizer Augustus meegenomen na zijn overwinning op Antonius en zijn bondgenoten, tot wie ook alle Arkadiërs behalve de Mantineiers behoorden.
(2) Het is duidelijk dat Augustus niet de eerste is geweest die wijgeschenken en godenbeelden van overwonnen volken heeft meegenomen, maar dat hij een van oudsher bestaande gewoonte volgde. Want toen de Grieken na de verovering van Troje de buit verdeelden, werd het houten beeld van Zeus Herkeios aan Sthenelos, de zoon van Kapaneus, gegeven. En vele jaren later, toen de Doriërs op Sicilië woonden, heeft Antiphemos, de stichter van Gela, Omphale, een stadje van de Sikaniërs, verwoest en een door Daidalos gemaakt beeld naar Gela overgebracht.
(3) De Perzische koning Xerxes, de zoon van Dareios, heeft zoals we weten behalve wat hij uit de stad Athene weggehaald heeft ook een beeld van de Brauronische Artemis uit Brauron meegenomen en verder heeft hij, de Milesiërs beschuldigend van opzettelijk laf gedrag in de zeeslag bij Griekenland tegen de Atheners, de bronzen Apollo van Branchidai meegenomen. Later zou Seleukos deze naar Milete terugsturen, maar de Argivers hebben tot de huidige dag een houten beeld naast Hera en een beeld dat bewaard wordt in het heiligdom van Apollo Lykios, beide afkomstig uit Tiryns. (4) Het volk van Kyzikos dat de Prokonnesiërs door middel van een oorlog heeft gedwongen zich met hen te verenigen heeft uit Prokonnesos een beeld van Moeder Dindymene meegenomen. Dat was een gouden beeld en het gelaat was niet van ivoor, maar van nijlpaardtanden gemaakt. Keizer Augustus volgde slechts een allang zowel bij de Grieken als bij de barbaren bestaande praktijk. Het beeld van Athene Alea staat in Rome bij de ingang van het door Augustus gebouwde forum. (5) Daar is het opgesteld, het is helemaal van ivoor en gemaakt door Endoios. De opzichters van de bezienswaardigheden zeggen dat een van de slagtanden van het zwijn is afgebroken. De overgebleven tand wordt bewaard in de keizerlijke tuinen in een heiligdom van Dionysos en is ongeveer een halve vadem lang.
-
Het beeld dat tegenwoordig in Tegea staat is uit het dorp Manthourea gehaald en heeft bij de Manthoureërs de bijnaam Hippia, omdat zij volgens hun verhaal in de strijd tussen de goden en Giganten met de wagen en paarden op Enkelados af reed. Maar bij de andere Grieken en bij de Peloponnesiërs zelf is ook de naam Alea voor haar gangbaar geworden. Aan een kant van het beeld van Athene staat Asklepios, aan de andere kant Hygeia, werken van Skopas in Penthelisch marmer.
(2) De belangrijkste wijgeschenken in de tempel zijn de huid van het Kalydonische zwijn, dat echter door de tand des tijds is aangetast en helemaal geen borstelig haar meer heeft, en de opgehangen voetboeien, voor zover ze niet zijn weggeroest, die de Lakedaimonische krijgsgevangenen droegen toen ze de vlakte van Tegea bewerkten. Verder is er een heilig rustbed van Athene, een geschilderd portret van Auge en het schild van Marpessa, bijgenaamd Choira, een vrouw uit Tegea. Over haar zal ik later nog spreken. (3) Het priesterschap van Athene wordt vervuld door een jongen. Ik weet niet voor hoelang, maar in elk geval totdat hij volwassen is geworden en niet langer. Het altaar voor de godin zou gemaakt zijn door Melampos, de zoon van Amythaon. Op het altaar zijn reliëfs met Rhea en de nimf Oinoë die de nog kleine Zeus dragen en aan elke kant vier figuren: Glauke, Neda, Theisoa en Anthrakia aan een kant en aan de andere kant Ide, Hagno, Alkinoë en Phryxa. Ook staan er beelden van de Muzen en Mnemosyne.
(4) Niet ver van de tempel is een stadion, een ophoging van aarde, waar wedstrijden worden gehouden die ze Aleaia noemen naar Athene en Haliota omdat ze de meeste Lakedaimoniërs levend in de strijd gavangen hadden genomen. Aan de noordkant van de tempel is een bron waar Auge door Herakles zou zijn verkracht. Hierin verschilt hun verhaal met wat Hekataios daarover vertelt. Ongeveer drie stadiën van de bron staat een tempel van Hermes Aipytos.
(5) De Tegeaten hebben nog een ander heiligdom, van Athene Poliatis. Ieder jaar gaat een priester hier één keer binnen. Dat heiligdom wordt Eryma genoemd en er wordt verteld dat Kepheus, de zoon van Aleos, als geschenk van Athene de belofte had gekregen dat Tegea voor altijd onneembaar zou zijn. De godin zou ter bescherming van de stad enkele haren van Medousa hebben afgesneden en aan hem hebben gegeven.
(6) Over Artemis Hegemone wordt het volgende verhaal verteld. Aristomelidas was tiran geworden van Orchomenos in Arkadië. Hij werd verliefd op een meisje uit Tegea en toen hij haar op een of andere manier in zijn macht had gekregen vertrouwde hij de bewaking van haar toe aan Chronios. Maar voordat zij bij de tiran zou worden gebracht doodden ze zichzelf uit angst en schaamte en in een droom hitste Artemis Chronios op tegen Aristomelidas. Hij doodde hem, vluchtte naar Tegea en bouwde een heiligdom voor Artemis.
-
De markt heeft precies de vorm van een tegelsteen. Er staat een tempel van Aphrodite die de bijnaam “op de tegel” heeft en er is een marmeren beeld. Er is een stele met afbeeldingen van Antiphanes, Krisos, Tyronidas en Pyrrhias. Zij worden nog altijd vereerd omdat ze voor de Tegeaten wetten hebben gemaakt. Op de andere stele staat Iasios die een paard vasthoudt en in zijn rechterhand een palmtak draagt. Iasios zou met het paard de overwinning in Olympia hebben behaald toen Herakles van Thebe de Olympische spelen organiseerde. (2) Waarom in Olympia een olijfkrans aan de winnaar wordt gegeven, heb ik in de beschrijving van Elis al verteld en waarom het in Delphi een laurierkrans is, zal ik later duidelijk maken. Op de Isthmos was een pijnboomtak en in Nemea wilde peterselie de traditionele prijs, vanwege de tragische lotgevallen van Palaimon en Archemoros. Maar de meeste spelen hebben een palmkrans en overal wordt de winnaar een palmtak in de rechterhand gegeven. (3) Die gewoonte is om de volgende reden ontstaan. Toen Theseus van Kreta terugkwam, zou hij op Delos wedstrijden ter ere van Apollo hebben gehouden en de winnaars met een palmtak hebben bekranst. Ze zeggen dat dit gebruik zo ontstaan is. Ook Homeros noemt de palm op Delos in de smeekbede van Odysseus tot de dochter van Alkinoös.
(4) Er is ook een afbeelding van Ares op de markt in Tegea. Dit is een reliëf op een stele en hij wordt Gynaikothoinas genoemd. In de Lakonische oorlog namelijk, toen de Lakedaimonische koning Charillos zijn eerste veldtocht hield, grepen de vrouwen de wapens en legden zich in hinderlaag aan de voet van de heuvel die tegenwoordig Phylaktris heet. Toen de legers met elkaar slaags raakten en de mannen aan beide kanten veel bewonderenswaardige heldendaden verrichtten, (5) verschenen, zoals verteld wordt, plotseling de vrouwen en zij waren het die de Lakedaimoniërs op de vlucht joegen. Marpessa, die de bijnaam Choira had, overtrof de andere vrouwen in dapperheid en een van de gevangen genomen Spartanen was Charillos zelf. Hij werd zonder losgeld vrijgelaten en hoewel hij een eed had gezworen dat de Lakedaimoniërs nooit meer tegen Tegea ten strijde zouden trekken, verbrak hij toch zijn eed. De vrouwen brachten zelf zonder de mannen overwinningsoffers aan Ares en lieten de mannen niet delen in het vlees van het offerdier. Om die reden heeft Ares zijn bijnaam gekregen.
(6) Er staat ook een altaar voor Zeus Teleios en een vierhoekig beeld. Ik heb de indruk dat de Arkadiërs een sterke voorkeur voor deze vorm hebben. Ook zijn er graftombes van Tegeates, de zoon van Lykaon, en Maira, de vrouw van Tegeates. Maira zou een dochter van Atlas zijn en Homeros noemt haar ook in het verhaal van Odysseus aan Alkinoös over zijn tocht naar de Hades en de schimmen die hij daar had gezien. (7) De Tegeaten geven Eileithyia voor wie ze ook een tempel en een beeld op de markt hebben de bijnaam “Auge op de knieën”. Ze leveren over dat Aleos zijn dochter aan Nauplios had gegeven met de opdracht haar mee de zee op te nemen en te laten verdrinken. Maar toen zij weggebracht werd, viel ze op haar knieën en bracht zo haar zoon ter wereld op de plaats waar het heiligdom van Eileithyia staat. Deze legend verschilt van een andere overlevering, namelijk dat Auge haar zoon heeft gebaard zonder dat haar vader het wist en dat Telephos op de berg Parthenion is gelegd en een hinde het te vondeling gelegde kind heeft gezoogd. Toch wordt ook deze versie van het verhaal door de Tegeaten overgeleverd. (8) Bij het heiligdom van Eileithyia staat een altaar voor Gè. Naast het altaar staat een stele van wit marmer. Daarop is een reliëf met Polybios, de zoon van Lykortas, en op een andere staat een afbeelding van Elatos, een van de zonen van Arkas.
-
Niet ver van de markt is een theater en daar staan voetstukken van bronzen standbeelden, maar de standbeelden zelf zijn er niet meer. Een inscriptie op een van de voetstukken zegt dat dit een standbeeld van Philopoimen was. De Grieken bewaren aan deze Philopoimen een zeer sterke herinnering, zowel door de wijsheid die hij aan de dag legde als door alle heldendaden die hij verrichtte. (2) Zijn vader Kraugis behoorde tot een van de aanzienlijkste Arkadische families in Megalopolis, maar hij stierf toen Philopoimen nog heel klein was en Kleandros van Mantineia werd zijn voogd. Deze was een balling uit Mantineia en als gevolg van rampspoed thuis leefde hij in Megalopolis, omdat zijn familie banden van gastvriendschap had met de familie van Kraugis. Tot de leermeesters van Philopoimen behoorden, naar verluidt, onder andere Megalophanes en Ekdelos die leerlingen van Arkesilaos van Pitane zouden zijn. (3) Hij was groter en sterker dan welke andere Peloponnesiër ook, maar hij had een lelijk gezicht. Hij zag verachtte training voor wedstrijden waar zegekransen te winnen vielen, maar bewerkte het land dat hij bezat en liet niet na het vrij te houden van wilde dieren.
Men zegt dat hij boeken van de meest befaamde geleerden van Griekenland las, geschiedenissen van oorlogen en alles wat hem iets van militaire strategie kon leren. Hij wilde zich zijn hele leven de wijsheid en daden van Epaminondas tot voorbeeld stellen, maar was niet in staat hem in alles te evenaren. Want Epaminondas had een rustig karakter en bleef kalm in situaties die woede konden wekken, terwijl de Arkadiër nogal temperamentvol was. (4) Toen Kleomenes zich meester maakte van Megalopolis, raakte Philopoimen bij die onverwachte ramp niet in paniek en bracht tweederde deel van de weerbare mannen en de vrouwen en kinderen veilig naar Messene. De Messeniërs waren namelijk in die tijd hun bondgenoten en vrienden. Kleomenes maakte sommige vluchtelingen bekend dat hij zijn ondoordachte optreden betreurde en een overeenkomst wilde sluiten met de Megapolitanen als ze naar huis teruggingen. Maar Philopoimen haalde de burgers in een vergadering over de terugkeer naar huis met wapens te zoeken en geen onderhandelingen te voeren of een verdrag te sluiten. (5) Toen de slag bij Sellasia plaats vond tegen Kleomenes en de Lakedaimoniërs, waaraan Achaiers en Arkadiërs uit alle steden deelnamen, vocht Philopoimen bij de ruiterij. Maar toen hij zag dat de beslissing vooral van de infanterie zou komen, werd hij op eigen keuze hopliet en een van de tegenstanders doorboorde zijn beide dijbenen, terwijl hij de gevaren zeer dapper tegemoet ging. (6) Hoewel hij daardoor erg gehinderd werd, boog hij toch zijn knieën en drong met zo veel kracht naar voren dat hij door de beweging van zijn benen de lans brak. Nadat de Lakedaimoniërs en Kleomenes verslagen waren en Philopoimen in het legerkamp was teruggekeerd, trokken artsen uit het ene dijbeen de schacht en uit het andere de lanspunt. Toen Antigonos over zijn heldendaden had gehoord en ze had gezien, wilde hij Philopoimen erg graag naar Makedonië halen. (7) Maar hij was niet iemand die zich veel aan Antigonos gelegen liet liggen. Hij stak over naar Kreta waar een burgeroorlog woedde en werd aangesteld als bevelhebber van een huurlingenleger. Zodra hij in Megalopolis terug was, werd hij gekozen als commandant van de ruiterij en hij maakte die tot de beste cavalerie van Griekenland. In de slag bij de rivier Larisos van de Achaiers met hun bondgenoten tegen de Eliërs en Aitoliërs die vanwege hun verwantschap door de Eliërs werden geholpen heeft hij eerst Demophantes, de commandant van de vijandelijke ruiterij, eigenhandig gedood en daarna de hele ruiterij van de Aitoliërs en Eliërs op de vlucht gedreven.
-
Omdat de Achaiers nu naar hem keken en al hun hoop op hem vestigden, wijzigde hij de bewapening van hun infanteristen. Ze droegen altijd kleine korte speren en langwerpige schilden zoals de Keltische schilden of de Perzische gerra, maar hij haalde hen over borstpantsers aan te trekken en scheenplaten te dragen en bovendien Argolische schilden en lange lansen te gebruiken.
(2) Toen Machanidas tiran in Lakedaimon werd en de oorlog tussen de Achaiers en Lakedaimoniërs onder leiding van Machanidas weer begon, voerde Philopoimen het bevel over de Achaiïsche strijdkrachten. In de slag bij Mantineia haalde de lichte infanterie van de Lakedaimoniërs een overwinning op de lichtbewapende troepen van de Achaiers en op hun vlucht werden ze op de hielen gezeten door Machanidas. Maar Philopoimen dreef met zijn infanteriephalanx de Lakedaimonische zwaarbewapende troepen op de vlucht. Hij kwam Machanidas tegen die van de achtervolging terugkwam en doodde hem. Voor de Lakedaimoniërs, onfortuinlijk in de slag, stond tegenover de nederlaag een groter succes: ze waren verlost van de tiran.
(3) Niet lang daarna hielden de Achaiers de Nemeïsche spelen en Philopoimen was aanwezig bij de wedstrijd van de citerspelers. Pylades van Megalopolis, de beroemdste citerspeler van zijn tijd, die op de Pythische spelen een overwinning had behaald, zong “de Perzen”, een ode van Timotheos van Milete. Bij de aanhef van het lied:
“Hij die aan Griekenland het grote en roemrijke sierraad der vrijheid brengt”
keek het Griekse publiek naar Philopoimen en met hun applaus gaven ze aan dat het lied hem gold. Ik hoorde dat Themistokles in Olympia iets dergelijks is overkomen, want de toeschouwers in het theater van Olympia stonden op om hem te eren. (4) Maar Philippos, de zoon van Demetrios, koning van Makedonië, die ook Aratos had vergiftigd, stuurde mannen naar Megalopolis met de opdracht Philopoimen te vermoorden. De poging mislukte en Philippos werd in heel Griekenland gehaat.
(5) De Thebanen hadden de Megariërs in een veldslag verslagen en waren al bezig de muur van Megara te bestormen, toen de Megariërs hen misleidden door hen te laten geloven dat Philopoimen in de stad was aangekomen. Dat maakte de Thebanen zo nerveus dat ze naar huis teruggingen en de hele militaire operatie opgaven. Maar in Lakedaimon kwam opnieuw een tiran aan de macht, Nabis, en de eerste Peloponnesiërs die door hem werden aangevallen waren de Messeniërs. Hij viel hen in de nacht aan en terwijl zij de aanval helemaal niet verwachtten, veroverde hij de stad, op de akropolis na. Maar toen Philopoimen de volgende dag met een leger arriveerde, trokken zij zich na het sluiten van een verdrag terug van Messene.
(6) Toen de termijn van Philopoimen als generaal verstreken was en anderen als bevelhebbers van de Achaiers werden gekozen, stak hij weer over naar Kreta en kwam hij de Gortyniërs die het in een oorlog zwaar te verduren hadden te hulp. Maar omdat de Arkadiërs hem zijn vertrek erg kwalijk namen, kwam hij terug en constateerde dat de Romeinen een oorlog tegen Nabis waren begonnen. (7) Ze hadden een vloot tegen Nabis uitgerust en Philopoimen wilde vol enthousiasme deelnemen aan de strijd. Maar doordat hij op maritiem gebied totaal onervaren was ging hij zonder zich daar rekenschap van te geven aan boord van een triëre die lek was, zodat de Romeinen en hun bondgenoten herinnerd werden aan de versregels van Homeros in de katalogos der schepen over de onbekendheid van de Arkadiërs met de zee. (8) Een paar dagen na de zeeslag kozen Philopoimen en zijn compagnie een maanloze nacht uit om het Lakedaimonische legerkamp in Gythion in brand te steken. (9) Op dat moment sloot Nabis Philopoimen zelf en zijn Arkadiërs in moeilijke terreinsomstandigheden in. Ze waren goede soldaten, maar gering in aantal. Maar Philopoimen wijzigde de opstelling die hij voor de terugtocht had gemaakt zo dat hij zijn positie voor zichzelf bijzonder sterk maakte en ongunstig voor de vijanden. Hij versloeg Nabis in de strijd en doodde in de nacht veel Lakedaimoniërs, zodat zijn roem bij de Grieken nog groter werd. (10) Nabis sloot daarna een verdrag met de Romeinen, maar voordat de termijn van de wapenstilstand verstreken was, werd hij gedood door een Kalydoniër die deed alsof hij als bondgenoot was gekomen, maar in werkelijkheid was hij een vijand en speciaal hiervoor door de Aitoliërs gestuurd.
-
Deze gelegenheid aangrijpend viel Philopoimen Sparta aan en dwong de Lakedaimoniërs zich aan te sluiten bij de Achaiïsche bond. Kort daarna vielen Titus, de Romeinse bevelhebber in Griekenland, en Diophanes, de zoon van Diaios, uit Megalopolis, Lakedaimon aan, terwijl ze de Lakedaimoniërs er van beschuldigden een opstand tegen de Romeinen te beramen. Maar Philopoimen liet, hoewel hij op dat moment ambteloos burger was, toch de poorten sluiten tegen de aanvallers. (2) Om die reden en om zijn dappere optreden tegen de beide tirannen boden de Lakedaimoniërs hem het huis van Nabis dat meer dan honderd talenten waard was aan. Maar hij wilde niets van het geld weten en verzocht de Lakedaimoniërs niet hemzelf met geschenken te vleien, maar degenen die op de vergadering van de Achaiers de massa konden overtuigen, waarbij hij, naar men zegt, doelde op Timolaos. Opnieuw werd hij tot generaal van de Achaiers benoemd. (3) De Lakedaimoniërs waren in die tijd in een burgeroorlog verwikkeld en Philopoimen verdreef driehonderd mannen die daarvoor het meest verantwoordelijk waren, hij verkocht ongeveer drieduizend heloten en liet de muren van Sparta neerhalen. De epheben gelastte hij niet meer te trainen volgens de wetten van Lykourgos, maar de Achaiïsche methode te volgen. Later zouden de Romeinen hun de trainingsmethodes van hun land weer teruggeven.
(4) Toen de Romeinen onder leiding van Manius Antiochos met de bijnaam Nikator, de zoon van Seleukos, en zijn leger van Syriërs bij Thermopyle hadden verslagen en Aristainos van Megalopolis aanspoorde met alles wat de Romeinen wilden in te stemmen, keek Philopoimen woedend naar Aristainos en zei dat hij de ondergang van Griekenland bespoedigde. Toen Manius de Lakedaimonische ballingen wilde laten terugkeren, verzette hij zich tegen dat plan, maar na het vertrek van Manius stond hij de ballingen toe naar Sparta terug te komen.
(5) Maar ook Philopoimen zou boeten voor hoogmoed. Toen hij namelijk voor de achtste keer tot bevelhebber van de Achaiers was benoemd, verweet hij een man met een zekere faam dat hij levend door de vijanden gevangen was genomen. In die tijd hadden de Achaiers een klacht tegen de Messeniërs en Philopoimen stuurde Lykortas met een leger om het Messeense land te plunderen. Twee of drie dagen later verlangde hij, ondanks een hevige aanval van koorts en het feit dat hij al meer dan zeventig jaar oud was, mee te doen aan de actie van Lykortas. Hij nam ongeveer zestig ruiters en lichtgewapende soldaten mee. (6) Maar Lykortas was op dat moment met zijn leger al weer op de terugreis zonder dat hij de Messeniërs veel schade had toegebracht of zelf veel van hen had ondergaan. Philopoimen had in de strijd een hoofdwond opgelopen en was van zijn paard gevallen en werd levend naar Messene gebracht. Daar werd direct een vergadering belegd, waar heftige discussies plaats vonden en de meningen zeer verdeeld waren. (7) Deinokrates en de Messeniërs die door hun rijkdom veel invloed hadden stelden zich op het standpunt dat Philopoimen ter dood gebracht moest worden, maar de mensen van het volk deden hun uiterste best hem in leven te laten en noemden hem “Vader van heel Griekenland” en zelfs meer dan dat. Maar ondanks het verzet van de Messeniërs wilde Deinokrates hem uit de weg ruimen en stuurde hem vergif. (8) Niet veel later bracht Lykortas een leger uit Arkadië en van de Achaiers bijeen en trok tegen Messene op. Het Messeense volk koos onmiddellijk de kant van de Arkadiërs en degenen die verantwoordelijk waren voor de dood van Philopoimen werden, behalve Deinokrates, gegrepen en gestraft. Deinokrates sloeg de hand aan zichzelf en de Arkadiërs brachten het stoffelijk overschot van Philopoimen terug naar Megalopolis.
Hierna bracht Griekenland geen mannen van formaat meer voort. Miltiades, de zoon van Kimon, die de barbaren die bij Marathon waren geland heeft verslagen en de opmars van het Perzische leger tot staan heeft gebracht, was de eerste weldoener van heel Griekenland en Philopoimen, de zoon van Kraugis, de laatste. Zij die voor Miltiades schitterende prestaties hebben geleverd, Kodros, zoon van Melanthos, Polydoros uit Sparta, Aristomenes van Messene en anderen kun je zien als mannen die ieder hun eigen land hebben geholpen, maar niet Griekenland als geheel. (2) Na Miltiades hebben Leonidas, zoon van Anaxandrides, en Themistokles, zoon van Neokles, Xerxes uit Griekenland verdreven. Themistokles leverde die prestatie in de twee zeeslagen en Leonidas in de slag bij Thermopyle. Aristeides, zoon van Lysimachos, en Pausanias, zoon van Kleombrotos, de bevelhebbers bij Plataiai, kunnen geen weldoeners van Griekenland worden genoemd, Pausanias vanwege zijn latere misdaden en Aristeides omdat hij de Grieken die op de eilanden woonden belastingen heeft opgelegd. Voor Aristeides waren alle Grieken vrij van belastingen.
(3) Xanthippos, zoon van Ariphron, vernietigde met de Spartaanse koning Leotychides de Perzische vloot bij Mykale en Kimon heeft voor de Grieken talrijke en navolgenswaardige daden verricht. Maar over hen die aan de Peloponnesische oorlog tegen Athene hebben deelgenomen en vooral de beroemdste van hen kun je zeggen dat zij de moordenaars van Griekenland waren en het vrijwel tot zinken hebben gebracht.
(4) Toen het Griekse volk tot ellende was vervallen, herstelde het zich weer door de inspanningen van Konon, zoon van Timotheos, en Epaminondas, zoon van Polymnis, die de Lakedaimonische garnizoenen en commandanten verdreven en een einde maakten aan de raden van tien, Konon op de eilanden en in de kuststreken en Epaminondas in de steden in het binnenland. Epaminondas maakte Griekenland ook beroemder door de stichting van belangrijke steden, Messene en Megalopolis in Arkadië. (5) Tot de weldoeners van alle Grieken reken ik ook Leosthenes en Aratos. De eerste heeft het Griekse huurlingenleger in Perzië, ongeveer vijftigduizend man, dat de kust had bereikt tegen de wil van Alexander behouden met schepen naar Griekenland teruggebracht. Wat Aratos gepresteerd heeft heb ik al in mijn behandeling van Sikyon uiteengezet.
(6) Dit is de inscriptie op het beeld van Philopoimen in Tegea:
“Zijn dapperheid en roem zijn bekend in Griekenland,
die talrijke daden met kracht en met beleid verricht heeft,
Philopoimen, de Arkadische strijder. Grote eer
vergezelde hem als hij in oorlog de lansdragers leidde.
De twee zegetekens, behaald op tirannen van Sparta,
zijn de getuigen. De groeiende slavernij nam hij weg.
Daarom plaatste Tegea dit beeld van de grootmoedige
zoon van Kraugis, bewerker van onberispelijke vrijheid.”
-
Dit is de inscriptie in Tegea. De Tegeaten zeggen dat ze voor Apollo Agyieus om de volgende reden beelden hebben opgesteld. Apollo en Artemis zouden in iedere streek alle mensen hebben gestraft die Leto hadden afgewezen toen ze zwanger was en bij haar omzwervingen in hun land arriveerde. (2) Toen de goden in het land van de Tegeaten waren gekomen, ging Skephros, de zoon van Tegeates, naar Apollo en had in het geheim een gesprek met hem. Maar Leimon, een andere zoon van Tegeates, dacht dat wat Skephros zei een beschuldiging tegen hem was en daarom rende hij op zijn broer af en doodde hem. (3) Leimon werd onmiddellijk gestraft voor de moord, want hij werd door Artemis neergeschoten. Tegeates en Maira brachten direct een offer aan Apollo en Artemis, maar toen het land later werd getroffen door een vreselijke hongersnood kwam er een orakelspreuk uit Delphi met de opdracht een rouwlied om Skephros aan te heffen. Een van de rites die ze op het feest van Agyieus ter ere van Skephros uitvoeren is dat de priesteres van Artemis iemand achtervolgt alsof zij Artemis zelf is die Leimon achtervolgt. (4) Ook wordt verteld dat Tegeates´ overlevende zonen, Kydon, Archedios en Gortys, vrijwillig naar Kreta emigreerden en dat de steden Kydonia, Gortys en Katreus naar hen zijn genoemd. Maar de Kretenzers hebben een andere overlevering dan de Tegeaten en beweren dat Kydon een zoon was van Hermes en Akakallis, een dochter van Minos, en dat Katreus een zoon was van Minos en Gortys van Rhadamantys. (5) Over Rhadamantys zelf zegt Homeros in het gesprek tussen Proteus en Menelaos dat Menelaos naar de Elyseïsche velden zou gaan, maar dat Rhadamantys daar al eerder was gekomen. Kinaithon schrijft in zijn epos dat Rhadamantys een zoon van Hephaistos was, Hephaistos een zoon van Talos en Talos een zoon van Kres. Van de meeste Griekse legendes bestaan verschillende versies en dat geldt vooral voor de genealogie.
(6) In Tegea staan vier beelden van Agyieus, één van iedere phyle. De phyles hebben de namen Klareotis, Hippothoitis, Apollinatis en Athaneatis. Ze zijn zo genoemd naar de loting die Arkas hield bij het verdelen van het land onder zijn zonen en naar Hippothoös, de zoon van Kerkyon.
(7) In Tegea is ook een tempel van Demeter en Korè die ze Karpophoroi noemen. Dicht daarbij staat een tempel van Aphrodite met de bijnaam Paphia. Deze is gebouwd door Laodike die, zoals ik al eerder heb verteld, een afstammelinge was van Agapenor, de Arkadische leider bij Troje, en in Paphos woonde. Niet ver daarvandaan zijn twee heiligdommen van Dionysos, een altaar van Korè en een tempel van Apollo met een verguld beeld. (8) Dat is gemaakt door Cheirisophos, een Kretenzer, maar in welke tijd hij leefde en wie zijn leermeester was weet ik niet. Het langdurige verblijf van Daidalos in Knossos bij Minos bezorgde de Kretenzers ook grote roem in het maken van houten beelden. Naast de Apollo staat een beeld van Cheirisophos, gemaakt van marmer.
(9) Er is ook een plek die de Tegeaten “Gemeenschappelijke Haard” noemen. Daar staat een beeld van Herakles en op het dijbeen is de wond uit het eerste gevecht met de zonen van Hippokoön aangebracht. De hoog gelegen plek waar de meeste altaren van de Tegeaten staan krijgt zijn naam van Zeus Klarios en het is duidelijk dat de god die bijnaam heeft gekregen naar aanleiding van het loten tussen de zonen van Arkas. (10) Hier vieren de Tegeaten ieder jaar een feest. Ze vertellen dat de Lakedaimoniërs hen eens in de tijd van het feest hebben aangevallen. Omdat het toen sneeuwde, hadden zij het koud en ze waren vermoeid door de wapens die ze droegen. Maar de Tegeaten staken heimelijk een vuur aan en zo trokken ze, niet meer gehinderd door kou, hun wapenrustingen aan,trokken ze niet meer gehinderd door kou hun wapenrustingen aan arios en het is duidelijk dat de god die bijnaam heeft gekten be rukten tegen de Lakedaimoniërs uit en waren hen de baas in het gevecht. In Tegea heb ik ook nog het volgende gezien: het huis van Aleos, het graf van Echemos en op een stele een reliëf met de strijd tussen Echemos en Hyllos.
(11) Aan de linkerkant van de weg van Tegea naar Lakonië staat een altaar van Pan en een van Zeus Lykaios. Ook zijn er nog de fundamenten van heiligdommen. Die altaren zijn twee stadiën van de stadsmuur verwijderd. Ongeveer zeven stadiën verder staat een heiligdom van Artemis Limnatis met een beeld van ebbenhout, uitgevoerd in wat de Grieken de Aiginetische stijl noemen. Ongeveer tien stadiën verder liggen de ruïnes van een tempel van Artemis Knakeatis.
-
De grens tussen het land van de Lakedaimoniërs en dat van de Tegeaten is de rivier Alpheios. Deze ontspringt in Phylake en niet ver van de bron komt daar een andere stroom in uit van bronnen die niet groot, maar wel talrijk zijn. Daarom heet die plaats Symbola. (2) De Alpheios vertoont een heel eigen karakter, anders dan andere rivieren. Hij verdwijnt namelijk meerdere malen onder de aarde en komt dan later weer boven. Eerst loopt hij vanaf Phylake en de plaats met de naam Symbola en verdwijnt dan onder de grond in de vlakte van Tegea. Bij Asea komt hij weer aan de oppervlakte, stroomt in de Eurotas uit en verdwijnt voor de tweede keer onder de grond. (3) Vervolgens komt hij weer boven bij de plaats die de Arkadiërs Pegai noemen, stroomt dan langs het land van Pisa en langs Olympia en komt boven Kyllene,de haven van Elis, in zee uit. Zelfs de Adriatische zee kan niet verhinderen dat hij verder stroomt. Ook door deze zo grote en ruwe zee gaat hij heen en bij Ortygia voor Syracuse verschijnt hij weer als de Alpheios en verenigt zich met de Arethousa.
(4) Aan de directe weg van Tegea naar Thyrea en de dorpen in het gebied van Thyrea is het graf van Orestes, de zoon van Agamemnon, te melden. Volgens de Tegeaten heeft een Spartaan het gebeente van Orestes daarvandaan meegenomen. Tegenwoordig ligt het graf niet langer binnen de poorten. Langs de weg stroomt de rivier Garates. Aan de overkant van de Garates is na drie stadiën een heiligdom van Pan en daarnaast staat een eik die net als het heiligdom aan Pan gewijd is.
(5) De weg van Tegea naar Argos is heel geschikt voor wagens, een echte hoofdweg. Aan die weg staat eerst een tempel van Asklepios met een beeld. Als je één stadie verder naar links afslaat, kom je bij een tempel van Apollo met de bijnaam Pythios, vervallen en helemaal een ruïne. Langs de rechte weg staan veel eiken en in het heilige eikenwoud staat een tempel van Demeter die “bij de Korythensers” wordt genoemd. Vlak daarbij staat nog een tempel, van Dionysos Mystes.
(6) Op dit punt begint de berg Parthenion. Men toont daar een heilig domein van Telephos. Hij zou als kind daar te vondeling zijn gelegd en door een hinde zijn gezoogd. Een klein eindje verder is een heiligdom van Pan die hier aan Philippides zou zijn verschenen en met hem zou hebben gesproken. Daarover vertellen de Tegeaten precies hetzelfde als de Atheners. (7) Op de Parthenion leven schildpadden waarvan het schild heel geschikt is om er een lier van te maken. Maar de mensen die in de buurt van de berg leven durven ze nooit te vangen en laten ook niet toe dat vreemdelingen ze vangen, omdat ze geloven dat ze heilige dieren van Pan zijn. Als je over de top van de berg bent gegaan, ligt in het bebouwde land de grens tussen Tegea en Argos bij Hysiai in de Argolis.
Dit zijn de streken van de Peloponnesos, de steden in die streken en van elke stad de meest noemenswaardige zaken.